FED 2020/31
Teruggaaf dividendbelasting. Verzoeker moet bewijzen dat hij de opbrengstgerechtigde is; inspecteur moet bewijzen dat verzoeker niet de uiteindelijk gerechtigde is.
HR 18-10-2019, ECLI:NL:HR:2019:1610, m.nt. mr. I.M. de Groot
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
18 oktober 2019
- Magistraten
Mrs. Koopman, van Loon, Van Kalmthout, Van Hilten, Faase
- Zaaknummer
18/03614
- Noot
mr. I.M. de Groot
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS187348:1
- Vakgebied(en)
Dividendbelasting / Algemeen
Dividendbelasting / Heffingswijze
- Brondocumenten
Beroepschrift, Hoge Raad, 18‑10‑2019
ECLI:NL:HR:2019:1610, Uitspraak, Hoge Raad, 18‑10‑2019
- Wetingang
Essentie
Samenvatting
Belanghebbende is een Japans pensioenfonds dat in de jaren 2010 en 2011 dividenden heeft ontvangen van Nederlandse vennootschappen. Belanghebbende heeft verzocht om een teruggaaf van dividendbelasting ter zake van de door haar ontvangen dividenden op grond van de vrijheid van kapitaalverkeer (artikel 63 VWEU). Volgens Hof ’s-Hertogenbosch heeft belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij de uiteindelijk gerechtigde is tot de ontvangen dividenden.
De Hoge Raad oordeelt dat het Hof een onjuiste bewijslastverdeling heeft aangelegd.
Uit de woorden ‘te zijnen laste ingehouden dividendbelasting’ in artikel 10 Wet DB 1965 volgt dat de teruggevraagde ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.