Rb. Midden-Nederland, 10-04-2013, nr. 844232 UC EXPL 12-18985 MEH 4215
ECLI:NL:RBMNE:2013:BZ7147
- Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
- Datum
10-04-2013
- Zaaknummer
844232 UC EXPL 12-18985 MEH 4215
- LJN
BZ7147
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
Verbintenissenrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBMNE:2013:BZ7147, Uitspraak, Rechtbank Midden-Nederland (Kamer voor kantonzaken Utrecht), 10‑04‑2013
Uitspraak 10‑04‑2013
Inhoudsindicatie
Verzekeringsrecht. Diefstal van caravan. Beroep van Univé op uitsluiting van dekking vanwege het niet in acht nemen van de vereiste zorg is naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar en dus ontoelaatbaar.
Partij(en)
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Afdeling Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 844232 UC EXPL 12-18985 MEH 4215
Vonnis van 10 april 2013
in de zaak tussen
[eiseres]
wonend te [woonplaats],
verder te noemen: [eiseres]
eiseres,
gemachtigde: mr. E.M. Horssius, Krantz & Polak Resolve,
en
de naamloze vennootschap
Univé Schade N.V.,
gevestigd te Assen,
verder te noemen Univé,
gedaagde,
gemachtigde: mr. G. Loman.
1. De procedure
1.1.
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
- -
het tussenvonnis van 23 januari 2013;
- -
het proces-verbaal van comparitie van 21 maart 2013.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2. Feiten
2.1.
Op 18 juni 2009 is door bemiddeling van een tussenpersoon van Univé tussen Univé en [eiseres] een verzekeringsovereenkomst tot stand gekomen met betrekking tot de caravan van [eiseres]. De verzekering biedt onder meer standaarddekking tegen diefstal van de caravan. Op het aanvraagformulier is vermeld dat de oorspronkelijke cataloguswaarde van de caravan € 15.500,- is. Verder is op het formulier vermeld dat de caravan uit 14 maart 2003 stamt.
Op de overeenkomst is het Speciaal Reglement CAR-8, Voorwaarden Caravanverzekering (hierna: CAR-8) van toepassing verklaard. Artikel 6 CAR-8 luidt onder meer:
“Artikel 6 Wat is niet verzekerd?
(…)
Schade door diefstal of poging tot diefstal is niet verzekerd als u niet voorzichtig genoeg bent.
- U.
bent niet voorzichtig genoeg als u bijvoorbeeld:
• (…)
• uw caravan niet beveiligt met een VbV/SCM goedgekeurd disselslot of wielklem. Als uw caravan in een afgesloten stalling staat, is het disselslot of de wielklem niet verplicht”
Artikel 9.2 van de CAR-8 bepaalt:
“Wij betalen de kosten voor het huren van een ander vakantieverblijf als uw caravan:
• (…)
• gestolen is
• (…)
Wij doen dit als u hierdoor uw vakantie:
• moet onderbreken, of
• niet door kan laten gaan. Dit geldt alleen als de vakantie binnen 30 dagen zou beginnen.
Wij betalen hiervoor maximaal € 125 per dag. In totaal betalen wij maximaal € 1.250.”
2.2.
[eiseres] heeft verschillende verzekeringsovereenkomsten met Univé gesloten. Zij betaalt al jaren haar premies op tijd.
2.3.
In de nacht van maandag 9 juli 2012 op dinsdag 10 juli 2012 wordt de caravan gestolen. Omdat [eiseres] van plan was op korte termijn op vakantie te gaan, was de caravan volledig ingericht en gepakt. Op 10 juli 2012 doet [eiseres] aangifte van diefstal bij de politie Utrecht, district Binnensticht.
2.4.
Bij brief van 13 september 2012 wijst Univé dekking af. Ter onderbouwing van dit standpunt schrijft zij:
“Helaas moet ik dan ook concluderen dat het door u gebruikte slot niet voldoet aan de in het reglement gestelde vereiste met betrekking tot een SCM/VBV goedgekeurd disselslot of wielklem. Nu u niet aan deze verplichting heeft voldaan, kan ik uw schade niet vergoeden. Ook eventuele gevolgschade, zoals de huur van een ander vakantieverblijf, kan ik niet vergoeden (artikel 9 van het bijgevoegde reglement).”
3. Het geschil
3.1.
[eiseres] vordert na eisvermindering dat de kantonrechter Univé bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis veroordeelt tot betaling van een bedrag van € 16.950,-, vermeerderd met buitengerechtelijke kosten van € 1.306,80 en de wettelijke handelsrente vanaf de dag van de dagvaarding.
Het bedrag van € 16.950,- is kennelijk opgebouwd uit het verzekerde bedrag van € 15.500 en uit een bedrag van € 1.250,- op grond van het bepaalde in artikel 9.2 CAR-8 (zie r.o. 2.1); het totaal van deze bedragen is overigens € 16.750,-.
3.2.
Kort samengevat legt [eiseres] aan haar vorderingen het volgende ten grondslag. Zij betwist dat zij onzorgvuldig heeft gehandeld, zodat Univé geen beroep kan doen op de uitsluitingsclausule van artikel 6 CAR-8. [eiseres] stelt daartoe dat deze polisvoorwaarde onduidelijk is, omdat haar niet bekend is wat een disselslot is. Ook zijn de gevolgen van schending van de zorgvuldigheidsverplichting volgens haar niet duidelijk. Omdat de polisvoorwaarde eenzijdig door Univé is opgesteld en er niet over onderhandeld is, moet de polisvoorwaarde in haar voordeel worden uitgelegd.
Verder betrekt [eiseres] de stelling dat een VbV/SCM-goedgekeurd(e) disselslot of wielklem niet bestaat en niet in Nederland wordt verkocht, waardoor zij nooit aan de voorwaarde kan voldoen. Zij heeft daarentegen een ander hoogwaardig slot gebruikt en de caravan bovendien op het met camera’s beveiligde terrein van het RIVM in Bilthoven geparkeerd, zodat zij de normale voorzichtigheid in acht heeft genomen. De caravan stond volgens [eiseres] goed vast. Ter onderbouwing hiervan heeft [eiseres] tijdens de comparitie betoogd dat uit camerabeelden blijkt dat de dieven 20 minuten bezig zijn geweest. Univé is niet in haar belangen geschaad, aldus [eiseres].
3.3.
Univé voert verweer en stelt dat [eiseres] onvoorzichtig heeft gehandeld door geen VbV/SCM-goedgekeurd disselslot te gebruiken.
3.4.
Op de stellingen van partijen zal hierna, voor zover van belang, nader worden ingegaan.
4. De boordeling
4.1.
[eiseres] vordert, kort gezegd, nakoming van de verzekeringsovereenkomst door Univé. Univé stelt zich op het standpunt dat zij geen dekking hoeft te verlenen en doet daarbij een beroep op het bepaalde in artikel 6 CAR-8. Het is aan Univé te stellen en, indien nodig, te bewijzen dat [eiseres] niet voorzichtig genoeg gehandeld heeft.
4.2.
Tijdens de comparitie heeft Univé toegelicht dat het Verzekeringsbureau Voertuigcriminaliteit (VbV) vanaf 2005 de inhoudelijke normen bepaalt waaraan sloten moeten voldoen en SCM Certificatie BV (SCM) de uitvoerende certificerende instelling is. Met een VbV/SCM-goedgekeurd slot wordt dan ook bedoeld een slot dat door SCM is gecertificeerd, aldus Univé.
Volgens haar heeft [eiseres] een disselslot gebruikt dat uit twee losse onderdelen bestond: een bak die over de trekhaak (waaraan de dissel van de caravan is gekoppeld) geplaatst moet worden en een discusslot dat voorkomt dat de bak verwijderd kan worden. Uitsluitend de bak was SCM-goedgekeurd, aldus nog steeds Univé. Uit sleutelonderzoek is volgens haar gebleken dat het discusslot niet goedgekeurd was. Volgens Univé is het discusslot het essentiële onderdeel van het disselslot. Het discusslot zorgt er namelijk voor dat het bakje dat over de trekhaak wordt geplaatst, niet kan worden verwijderd. Het is hierom dat zij een beroep doet op het bepaalde in artikel 6 CAR-8.
4.3.
[eiseres] heeft toegelicht dat zij bij een gerenommeerde onderneming gevraagd heeft naar een SCM-goedgekeurd disselslot. Vervolgens heeft zij het haar aangeboden slot gekocht met inbegrip van een certificaat. Dit certificaat is gedateerd 21 april 2005 en luidt:
“Approvalnumber NP030504
STICHTING CERTIFICERING MOTORRIJTUIGBEVEILIGING
hereby declares that the
Power Lock, type Hitch Lock Smart
Class: Standard *
Category: Caravans and Trailers
If applicable with lock: integrated
manufactured by
Vadac B.V.
distributor
Vadac B.V.
has been tested to
SCM DIRECTIVE MP03
by
TNO-Delft (NL)
and fulfils the requirements, as tested in test report
(…)”
Nadat eerst door de gemachtigde van [eiseres] werd betwist dat het disselslot niet SCM-gecertificeerd was, heeft hij tijdens de comparitie erkend dat dit certificaat geen betrekking heeft op het discusslot. Hiermee staat vast dat niet het gehele disselslot over de door Univé vereiste goedkeuring door SCM beschikte.
4.4.
De vraag die beantwoord moet worden, is aan Univé onder deze omstandigheden een beroep op het bepaalde in artikel 6 CAR-8 toekomt.
4.5.
Tussen partijen staat vast dat niet over de tekst van de polisvoorwaarden is onderhandeld. Dit leidt ertoe dat bij de uitleg van deze voorwaarden in beginsel de bewoordingen ervan van doorslaggevende betekenis zijn. Gelet op deze bewoordingen is de kantonrechter van oordeel dat het door [eiseres] gebruikte disselslot niet voldoet aan de in artikel 6 CAR-8 gestelde voorwaarden.
Dit ligt ook in lijn met de kennelijke bedoeling van deze bepaling. De bepaling maakt geen onderscheid tussen disselsloten waarvan de bak en het discusslot aan elkaar vastzitten en disselsloten waarbij dat – zoals hier – niet het geval is. Dit ligt ook voor de hand, omdat een dergelijk slot juist moet voorkomen dat de dissel (gemakkelijk) van de trekhaak kan worden afgehaald, zodat de caravan door derden meegenomen kan worden.
Univé komt dan ook in beginsel een beroep op het bepaalde in artikel 6 CAR-8 toe.
4.6.
Tijdens de zitting heeft [eiseres] verder toegelicht dat zij niet wist en ook niet kon weten dan dat het aan haar verkochte disselslot aan de gestelde eisen voldeed. Immers, zij heeft specifiek om een SCM-goedgekeurd slot gevraagd en een slot gekregen met inbegrip van een certificaat.
Verder heeft [eiseres] aangevoerd dat zij de caravan niet ‘zomaar’ heeft achtergelaten, maar hem slechts korte tijd heeft geparkeerd op het terrein van het RIVM dat door camera’s is beveiligd. Zij stelt dat zij altijd heeft gedacht alles goed gedaan te hebben.
De kantonrechter begrijpt dit standpunt aldus dat [eiseres] een beroep doet op de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid, als bedoeld in artikel 6:248 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
4.7.
Als uitgangspunt geldt dat Univé bij diefstal dekking moet verlenen. Daarvoor is premie betaald. Een uitzondering hierop moet worden gemaakt als de verzekerde onvoldoende zorg heeft betracht waardoor de diefstal als het ware in de hand is gewerkt. Tegen deze achtergrond zal het beroep op artikel 6:248 lid 2 BW beoordeeld worden.
4.8.
Als onbetwist staat vast dat [eiseres] bij een gerenommeerde onderneming een disselslot heeft gekocht en dat zij gevraagd heeft om een SCM-gecertificeerd slot. Zij heeft ook de beschikking gekregen over een certificaat, waarmee bij haar de gerechtvaardigde indruk is gewekt dat het gehele slot gecertificeerd was. De kantonrechter stelt vast dat uit dit certificaat niet blijkt dat uitsluitend het bakje (en dus niet het discusslot) SCM-gecertificeerd is. Sterker: uit de tekst “If applicable with lock: integrated” mocht [eiseres] begrijpen dat het gehele slot aan de door Univé gestelde eisen voldeed.
Daarnaast heeft [eiseres] de caravan voorafgaand aan het vertrek voor een korte tijd geparkeerd, hetgeen op zichzelf geen ongebruikelijke handeling is. Zij heeft de caravan bovendien geparkeerd op het terrein van het RIVM waarop door middel van camera’s toezicht wordt gehouden.
Uit het proces-verbaal van aangifte blijkt verder dat [eiseres] bij het uitlaten van de hond op 10 juli 2012 om omstreeks één uur in de nacht de caravan nog heeft zien staan, waaruit afgeleid moet worden dat zij ten minste in enige mate toezicht hield op de caravan.
Onder deze omstandigheden kan naar het oordeel van de kantonrechter niet gezegd worden dat [eiseres] de als normaal te beschouwen zorg niet in acht heeft genomen. Gelet hierop en mede in aanmerking nemend de verstrekkende gevolgen die het niet verlenen van dekking voor [eiseres] heeft, is een beroep door Univé op artikel 6 CAR-8 naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar en dus ontoelaatbaar. Dit leidt ertoe dat Univé geen beroep kan doen op dit artikel om dekking te weigeren.
4.9.
Univé is dan ook gehouden de verzekerde som aan [eiseres] uit te keren. Uit het aanvraagformulier blijkt dat de caravan op het moment van de totstandkoming van de verzekeringsovereenkomst minstens zes jaar oud was (zie r.o. 2.1). Dit betekent volgens Univé dat zij bij een standaarddekking – zoals hier – op grond van artikel 7.6 CAR-8 gehouden is de vervangingswaarde uit te keren. Haar taxateur ing. J.A. Dijkstra heeft deze waarde vastgesteld op € 7.500,-.
Dit standpunt is door [eiseres] niet nader weersproken, zodat Univé zal worden veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 7.500,-.
4.10.
Verder vordert [eiseres] op de voet van artikel 9.2 CAR-8 vergoeding van de kosten voor een vervangende caravan. Deze bedragen volgens haar € 1.250,-. De hoogte van dit bedrag is niet door Univé betwist, zodat van de juistheid ervan moet worden uitgegaan. Univé zal ook tot betaling van dit bedrag worden veroordeeld.
4.11.
Univé is gehouden in totaal een bedrag van € 8.750,- aan [eiseres] te betalen.
4.12.
De vordering tot betaling van de wettelijke handelsrente zal worden afgewezen, omdat geen sprake is van een handelstransactie in de zin van de EG-richtlijn betreffende bestrijding van betalingsachterstand bij handelstransacties (Richtlijn 2000/35/EG, PbEG L 200/35 van 8 augustus 2000). Dit leidt ertoe dat de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW zal worden toegewezen.
4.13.
[eiseres] maakt ten slotte aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (Besluit) van toepassing is, omdat het verzuim na 1 juli 2012 is ingetreden. Omdat een substantieel deel van de gevorderde hoofdsom wordt afgewezen, is het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar (in de zin van artikel 6:2 BW) het toepasselijke wettelijke tarief te bepalen aan de hand van de gevorderde hoofdsom. De kantonrechter zal de buitengerechtelijke kosten dan ook toewijzen tot het wettelijke tarief dat hoort bij het aan hoofdsom toegewezen bedrag, zijnde een bedrag van € 875,-.
4.14.
Univé zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiseres] worden begroot op:
- -
explootkosten € 90,81
- -
vast recht 437,00
- -
salaris gemachtigde 600,00 (2 punten × tarief € 300,00)
Totaal € 1.127,81
5. De beslissing
De kantonrechter
5.1.
veroordeelt Univé aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 8.750,00, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW hierover vanaf de dag van de dagvaarding tot de voldoening,
5.2.
veroordeelt Univé tot betaling van de proceskosten aan de zijde van [eiseres]] tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 1.127,81, waarin begrepen € 600,00 aan salaris gemachtigde,
5.3.
veroordeelt Univé tot betaling van de buitengerechtelijke kosten van € 875,00,
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.E. Heinemann, kantonrechter, en is bij vervroeging in het openbaar uitgesproken op 10 april 2012.