Rb. Amsterdam, 25-09-2015, nr. 13/701152-14 en 07/660275-11 (herroeping VI)
ECLI:NL:RBAMS:2015:6393
- Instantie
Rechtbank Amsterdam
- Datum
25-09-2015
- Zaaknummer
13/701152-14 en 07/660275-11 (herroeping VI)
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBAMS:2015:6393, Uitspraak, Rechtbank Amsterdam, 25‑09‑2015; (Eerste aanleg - meervoudig, Op tegenspraak)
Uitspraak 25‑09‑2015
Inhoudsindicatie
voorbereiding misdrijf (art. 46 Sr), witwassen en wapenbezit. Vrijspraak van voorbereidingshandeling, nu essentiële bestanddelen niet bewezen zijn.
Partij(en)
RECHTBANK AMSTERDAM
VONNIS
Parketnummer: 13/701152-14 en 07/660275-11 (herroeping voorwaardelijke invrijheidstelling, VI-nummer 99/000163-20) (Promis)
Datum uitspraak: 25 september 2015
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] (Somalië) op [geboortedatum] 1987,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland.
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 24 en 25 augustus en 21 september 2015.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitiemr. U.E.A. Weitzel en van wat verdachte en zijn raadsman mr. J-H. L.C. Kuipers naar voren hebben gebracht.
2. Tenlastelegging
De tenlastelegging is overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering ter terechtzitting gewijzigd, in dier voege dat aan verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 17 januari 2014 te Nijmegen en/of te Beuningen, in elk geval in Nederland, ter voorbereiding van het met anderen of een ander te plegen misdrijf/misdrijven diefstal met geweldpleging in vereniging (artikel 312 Wetboek van Strafrecht) en/of een inbraak in vereniging gedurende voor de nachtrust bestemde tijd (artikel 310/311 Wetboek van Strafrecht), opzettelijk
- een pistool (merk Walther, kaliber 22. Long Rifle) en/of acht, althans een of meer patro(o)n(en) (kaliber 22. Long Rifle) heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of
- een of meer inbrekersgereedschap heeft verworven en/of voor handen heeft gehad (bestaande uit een boormachine (merk Bosch) (voorzien van een torx-punt) en/of
- ( een) auto('s) heeft verworven of voorhanden heeft gehad en/of
- een of meer gesprek(ken) heeft gevoerd tussen [medeverdachte 1] en/of [verdachte] over het stelen van wierie (wiet) en/of gesproken over een parkie en/of een parkietrekker (slotentrekker) en/of
- een of meer gesprek(ken) gevoerd over het zoeken naar een "specialist" om een deur te openen,
kennelijk bestemd tot het in vereniging begaan van dat misdrijf;
2.
hij op of omstreeks 17 januari 2014 te Beuningen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een of meer wapens van categorie III, te weten een pistool (merk Walther) (kaliber 22. Long Rifle), en/of munitie van categorie III, te weten acht, althans een of meer patronen (kaliber 22. Long Rifle), voorhanden heeft/hebben gehad;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voor zover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
3.
hij op of omstreeks 17 januari 2014, te Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een geldbedrag, te weten een geldbedrag van (ongeveer) 3.600 euro, heeft/hebben verworven, voorhanden heeft/hebben gehad, heeft/hebben overgedragen en/of omgezet, althans van een geldbedrag, te weten een geldbedrag van (ongeveer) 3.600 euro, gebruik heeft/hebben gemaakt, terwijl hij en/of zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat bovenomschreven voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
3. Voorvragen
De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
4. Waardering van het bewijs
4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie acht bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan voorbereiding van diefstal in vereniging gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie en het tezamen en in vereniging witwassen van € 3.600,-.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van feit 1 bepleit de raadsman vrijspraak. Hij voert hiertoe het volgende aan.
De voorbereidingshandeling zou zien op hetzij een diefstal met geweld in vereniging, hetzij een diefstal gedurende de nachtelijke uren.
Het voorbereiden van een diefstal gedurende de nachtelijke uren zou moeten blijken uit de telefoontap van 17.11 uur met NNman, waarin verdachte zegt “vanavond kan voor mij heel laat worden”. Echter, verdachte is om 20.30 uur aangehouden, van welk tijdstip niet gezegd kan worden dat dit valt in de nachtelijke uren noch dat dit tijdstip valt kort voor intreden van de nachtelijke uren.
De mogelijke diefstal met geweld zou moeten blijken uit het feit dat in de auto een vuurwapen is aangetroffen. Hierover heeft verdachte verklaard dat hij dit wapen bij zich heeft voor zijn eigen veiligheid. De officier van justitie meent dat hieruit in elk geval het voorwaardelijk opzet op geweld kan worden aangenomen. Echter, hier is geen bewijs voor. Uit de taps blijkt alleen dat hij met [naam] en zijn broer iets ging doen, iets van wierie stelen. Tevens wordt gesproken over een parkertrekker, een “specialist” regelen en een busje regelen. Er wordt nergens gesproken over een vuurwapen. Ook is er geen vermomming gevonden en blijkt de medeverdachte niet op de hoogte te zijn van de aanwezigheid van een wapen. Daarbij heeft de politie zelf het steeds over de voorbereiding van een inbraak. Op grond hiervan kan niet worden bewezen dat verdachte bezig was met de voorbereiding van een diefstal met geweld, ook niet in voorwaardelijke zin.
Ten aanzien van feit 2 refereert de raadsman aan het oordeel van de rechtbank. Verdachte bekent dat het wapen van hem is en dat hij dit bij zich had.
Ten aanzien van feit 3 is de vraag of witwassen aan de orde is. De aanwezigheid van contant geld houdt niet automatisch in dat sprake is van witwassen. Verder zijn er ook geen witwas-typologieën aanwezig. Verdachte betwist dat het geld van hem is. Het geldbedrag is aangetroffen in het kader van een doorzoeking in de woning van medeverdachte [medeverdachte 1] , waar verdachte af en toe verblijft, en lag in een doosje in de kast in de slaapkamer. Verdachte weet dat [medeverdachte 1] spaargeld had en dat hij een geldbedrag van zijn oom gekregen heeft voor de aanschaf van een auto. Hieruit kan niet een bewezenverklaring volgen van medeplegen van witwassen. De raadsman bepleit daarom ook vrijspraak van dit feit.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Vrijspraak van het onder 1 ten laste gelegde
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of verdachte schuldig is aan de voorbereiding van een diefstal met geweld dan wel een diefstal in vereniging gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd.
Is sprake van voorbereiding van diefstal met geweld?
Uit het onderzoek komt naar voren dat verdachte samen met anderen plannen had om op enige plaats “wierie” te stelen. Uit de afgeluisterde telefoongesprekken blijkt dat hij op zoek was naar een “parkie” of “parkertrekker” en een “specialist” om deuren open te maken. Geen van deze telefoongesprekken wijst in de richting van de mogelijkheid dat bij de uitvoering van die plannen geweld zal worden gebruikt. Wel wordt bij de aanhouding onder de bestuurdersstoel, waar verdachte op dat moment op zit, een vuurwapen met munitie aangetroffen. Hieruit zou kunnen worden opgemaakt dat verdachte dit wapen heeft meegenomen voor geval er iets zou gebeuren. Verdachte heeft verklaard dat alleen hij weet had van de aanwezigheid van het vuurwapen in het voertuig en dat hij het uitsluitend voor zijn eigen bescherming bij zich had. De rechtbank is van oordeel dat gelet op al het voorgaande voor (voorwaardelijk) opzet op geweld onvoldoende bewijs voorhanden is.
Is sprake van voorbereiding van een diefstal in vereniging gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd?
Verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] zijn op 17 januari 2014 om 20.35 uur aangehouden in Beuningen. De rechtbank acht dit tijdstip te vroeg om te spreken van “voor de nachtrust bestemde tijd” dan wel het kort na dit tijdstip intreden daarvan. In de telefoontap van 22.12 uur, waarbij een gesprek is opgenomen tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] , zegt [medeverdachte 1] dat hij denkt dat [verdachte] (de rechtbank begrijpt dat hiermee verdachte [verdachte] wordt bedoeld) in de gevangenis zit, want hij neemt zijn telefoon niet op. Hieruit maakt de rechtbank op dat [medeverdachte 1] meende dat de diefstal op dat tijdstip of eerder gepleegd had moeten zijn.
Op grond van deze feiten en omstandigheden kan niet worden vastgesteld dat de voorbereiding een diefstal betrof gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd.
Het dossier bevat bovendien geen aanwijzingen waaruit kan worden opgemaakt dat de diefstal zou plaatsvinden in een woning of op een besloten erf, nog daargelaten dat deze bestanddelen uit de delictsomschrijving van artikel 311, eerste lid onder 3°, van het Wetboek van Strafrecht niet zijn ten laste gelegd.
Slotsom
Nu niet valt vast te stellen dat verdachte een diefstal met geweld dan wel een diefstal in vereniging gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd heeft voorbereid is er geen sprake van de voorbereiding van een misdrijf met een strafmaximum van acht jaren of meer, zoals artikel 46 van het Wetboek van Strafrecht vereist. Verdachte zal dan ook van dit feit worden vrijgesproken.
4.3.2
Vrijspraak van het onder 3 ten laste gelegde
In de woning van medeverdachte [medeverdachte 1] is bij een doorzoeking van die woning een hoeveelheid geld aangetroffen. Verdachte verbleef regelmatig in de woning van [medeverdachte 1] en was blijkens zijn eigen verklaring op de hoogte van de aanwezigheid van het geld in die woning. Verdachte heeft stellig ontkend dat dit geld van hem is. Op basis van het dossier kan niet worden vastgesteld dat verdachte enige strafbare betrokkenheid heeft bij het aangetroffen contant geld.
Verdachte zal daarom van dit feit worden vrijgesproken.
4.3.3
Het oordeel over het onder 2 ten laste gelegde
De rechtbank acht op grond van de hierna opgenomen bewijsmiddelen bewezen hetgeen onder 2 is ten laste gelegd.
4.4
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 2
De rechtbank stelt vast dat sprake is van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering. Gelet daarop zal de rechtbank ten aanzien van dit feit volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen, waarin de redengevende feiten en omstandigheden zijn vervat, op grond waarvan zij tot een bewezenverklaring van dit feit komt.
4.4.1
Een ambtsedig proces-verbaal van verhoor verdachte nummer [nummer] d.d. 18 januari 2014 in de wettelijke vorm opgemaakt door [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , van de nationale politie, eenheid Amsterdam, inhoudende de bekennende verklaring van verdachte (persoonsdossier [verdachte] , doorgenummerde pagina 17 e.v.)
4.4.2
Een proces-verbaal van bevindingen met nummer [nummer] van 18 januari 2014, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 3] en [verbalisant 4] (doorgenummerde pag. 19 van het zaaksdossier voorbereidingshandelingen diefstal met geweld (ripdeal) met daarbij bezit vuurwapen en bezit vervalst paspoort, 12e tot 6e regel van onder).
4.4.3
Een proces-verbaal wapenonderzoek met nummer [nummer] van 19 januari 2014, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 5] (doorgenummerde pag. 22 e.v. van het zaaksdossier voorbereidingshandelingen diefstal met geweld (ripdeal) met daarbij bezit vuurwapen en bezit vervalst paspoort).
5. Bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de onder 4. vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachteop 17 januari 2014 te Beuningen, een wapen van categorie III, te weten een pistool (merk Walther) (kaliber .22 Long Rifle), en munitie van categorie III, te weten acht patronen (kaliber .22 Long Rifle), voorhanden heeft gehad.
6. De strafbaarheid van het feit
Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
7. De strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
8. Motivering van de straffen en maatregelen
8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 16 maanden, met aftrek van voorarrest. Tevens heeft zij gevorderd dat het vuurwapen en de munitie worden onttrokken aan het verkeer en dat het overige beslag wordt teruggegeven aan verdachte.
8.2.
Het strafmaatverweer van de verdediging
De verdediging heeft voor de feiten 1 en 3 vrijspraak bepleit. Mocht de rechtbank het onder 2 ten laste gelegde bewezen achten, dan dient er rekening mee te worden gehouden dat verdachte reeds vijf maanden in voorarrest heeft gezeten. De raadsman verzoekt een lagere straf op te leggen dan de duur van de voorlopige hechtenis en het overige te compenseren met de eventuele herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het bezit van een vuurwapen met daarbij behorende munitie. Dit is een ernstig feit. Het ongecontroleerde bezit van vuurwapens in combinatie met daarvoor geschikte munitie leidt veelal tot het plegen van ernstige geweldsdelicten en brengt gevoelens van onveiligheid in de samenleving met zich mee.
Blijkens het uittreksel Justitiële Documentatie van 31 juli 2015 is verdachte eerder veroordeeld voor strafbare feiten, met name voor het voorhanden hebben van een vuurwapen.
Nu de rechtbank tot een andere bewezenverklaring komt dan de officier van justitie heeft gevorderd zal de rechtbank bij de straftoemeting afwijken van wat de officier van justitie heeft geëist. De rechtbank acht na te noemen gevangenisstraf passend.
9. Beslag
Onder verdachte is het volgende voorwerp in beslag genomen:
3 1.00 STK Zonnebril, LOUIS VUITTON (4686964)
4 1.00 STK Brillekoker Kleur: bruin, LOUIS VUITTON (4686965)
6 3.00 STK Sleutel (4686959)
7 1.00 STK Pistool, WALTHER P22 (4686870)
8 8.00 STK Patroon, .22 (4686876)
Onttrekking aan het verkeer
Nu met behulp van de voorwerpen onder 7 en 8 het bewezen geachte is begaan en deze van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang, worden deze voorwerpen onttrokken aan het verkeer.
10. Herroeping voorwaardelijke invrijheidstelling
10.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is van mening dat verdachte niet alleen de bijzondere voorwaarden, opgelegd bij zijn voorwaardelijke invrijheidstelling (hierna V.I.), heeft overtreden, maar ook de algemene voorwaarde dat hij gedurende de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zal plegen. Zij verzoekt dat de V.I. gedeeltelijk zal worden herroepen, en wel voor 140 dagen. Voor de overige 140 dagen verzoekt zij dat de proeftijd met een jaar zal worden verlengd.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de herroeping niet kan worden bevolen op grond van overtreding van de bijzondere voorwaarden. Door de rechtbank Midden Nederland is op 29 april 2014 de vordering herroeping V.I. afgewezen. Daarbij heeft verdachte in Engeland een nieuw leven opgebouwd en krijgt hij veel steun van zijn familie. Als verdachte weer naar de gevangenis moet, bestaat de kans dat hij alles wat hij in Engeland heeft opgebouwd weer kwijt is. De raadsman verzoekt de rechtbank de V.I. niet te herroepen, maar de proeftijd met een jaar te verlengen, eventueel aangevuld met de voorwaarde dat hij zich, telkens als hij in Nederland komt, bij de politie moet melden.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte is bij besluit van 22 maart 2013 op grond van artikel 15, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) voorwaardelijk in vrijheid gesteld van de gevangenisstraf van 28 maanden die aan hem is opgelegd bij onherroepelijk geworden vonnis van de meervoudige strafkamer van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 15 maart 2012, onder parketnummer 07/660275-11. De voorwaardelijke invrijheidstelling is verleend met ingang van 8 mei 2013 voor een periode van 280 dagen onder de daaraan verbonden algemene en bijzondere voorwaarden op grond van artikel 15a Sr.
Gebleken is dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit, zoals naar voren komt uit de verdere inhoud van dit vonnis.
De rechtbank ziet hierin aanleiding de herroeping van de V.I. te gelasten voor een periode van 90 dagen. Verdachte heeft zich wederom schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een vuurwapen. Dit is een ernstig feit. De officier van justitie heeft herroeping van de helft gevraagd, te weten 140 dagen. De rechtbank is van oordeel dat herroeping van een kleiner aantal dagen passend is. Hierbij speelt niet alleen mee dat de proeftijd van de V.I.-periode volgens de berekening van de officier van justitie verstrijkt op 6 oktober 2015, maar ook dat verdachte een leven buiten Nederland heeft opgebouwd. De rechtbank ziet geen aanleiding voor het overige deel de proeftijd te verlengen.
11. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 36b, 36c en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
12. Beslissing
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder 1 en 3 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 2:
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie en het feit is begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 5 (vijf) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Verklaart onttrokken aan het verkeer:
- -
Een Pistool, WALTHER P22 (4686870)
- -
Acht patronen .22 (4686876)
Gelast de teruggave aan [verdachte] van:
- -
Een Zonnebril, LOUIS VUITTON (4686964)
- -
Een brillenkoker, Kleur: bruin, LOUIS VUITTON (4686965)
- -
Drie sleutels (4686959)
Gelast ten aanzien van parketnummer 07/660275-11 (VI-nummer 99/000163-20) de herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling voor de duur van 90 (negentig) dagen.
Heft op het - geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. H.P. Kijlstra, voorzitter,
mrs. E.M.M. Gabel en J.P.W. Helmonds, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.M.M. van Leuven, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 25 september 2015.