Einde inhoudsopgave
Regeling Jeugdwet
Artikel 5.2
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2015
- Bronpublicatie:
12-12-2014, Stcrt. 2014, 36816 (uitgifte: 19-12-2014, regelingnummer: 694624-130150-WJZ)
- Inwerkingtreding
01-01-2015
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
12-12-2014, Stcrt. 2014, 36816 (uitgifte: 19-12-2014, regelingnummer: 694624-130150-WJZ)
- Vakgebied(en)
Sociale zekerheid kinderen en jongeren / Jeugdzorg
Privacy / Verwerking persoonsgegevens
Jeugdbeleid / Algemeen
Personen- en familierecht / Kinderbescherming
Bijzonder strafrecht / Jeugdstrafrecht
1.
Het basisbedrag, bedoeld in artikel 5.1, wordt vermeerderd met een toeslag ter hoogte van het bedrag, genoemd in onderdeel b van bijlage 1 bij deze regeling:
- a.
zolang sprake is van een crisisplaatsing waarbij het pleegkind met spoed is geplaatst bij de pleegouder, gedurende de eerste vier weken van het verblijf van het pleegkind;
- b.
zolang bij een pleegouder drie of meer pleegkinderen verblijven, voor het derde en volgende pleegkind.
2.
Onverminderd het bepaalde in het eerste lid, wordt het basisbedrag, bedoeld in artikel 5.1, vermeerderd met een door de pleegzorgaanbieder vast te stellen toeslag van ten hoogste het bedrag, genoemd in onderdeel c van bijlage 1 bij deze regeling, voor de door de pleegouder ten behoeve van een pleegkind met een verstandelijke, zintuiglijke of lichamelijke beperking gemaakte kosten, voor zover:
- a.
deze kosten naar het oordeel van de pleegzorgaanbieder redelijkerwijs noodzakelijk zijn in verband met de beperkingen;
- b.
deze kosten niet kunnen worden voldaan uit het basisbedrag, en
- c.
daarvoor geen uitkering op grond van een andere regeling kan worden verstrekt.
3.
De toeslag die noodzakelijk is voor het dekken van de kosten, bedoeld in het tweede lid, wordt verstrekt gedurende een door de pleegzorgaanbieder te bepalen periode.