Hof Amsterdam, 25-01-2021, nr. 200.286.249/01 OK
ECLI:NL:GHAMS:2021:813
- Instantie
Hof Amsterdam
- Datum
25-01-2021
- Zaaknummer
200.286.249/01 OK
- Vakgebied(en)
Ondernemingsrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHAMS:2021:813, Uitspraak, Hof Amsterdam, 25‑01‑2021; (Eerste aanleg - meervoudig)
- Vindplaatsen
JOR 2021/149 met annotatie van Clumpkens, R.W.
Uitspraak 25‑01‑2021
Inhoudsindicatie
afwijzing van het enquêteverzoek en het tegenverzoek.
Partij(en)
beschikking
GERECHTSHOF AMSTERDAM
ONDERNEMINGSKAMER
zaaknummer: 200.286.249/01 OK
beschikking van de Ondernemingskamer van 25 januari 2021
inzake
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[A] ,
gevestigd te [....] ,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[B] ,
gevestigd te [....] ,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[C] ,
gevestigd te [....] ,
4. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[E] ,
gevestigd te [....] ,
5. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[F] ,
gevestigd te [....] ,
6. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[G] ,
gevestigd te [....] ,
7. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[H] ,
gevestigd te [....] ,
8. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[I] ,
gevestigd te [....] ,
9. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[J] ,
gevestigd te [....] ,
10. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[K] ,
gevestigd te [....] ,
11. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[L] ,
gevestigd te [....] ,
12. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[M] ,
gevestigd te [....] ,
13. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[N] ,
gevestigd te [....] ,
14. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[O] ,
gevestigd te [....] ,
VERZOEKSTERS,
advocaat: mr. M.A. Poelman, kantoorhoudende te Breda,
t e g e n
de coöperatie
COÖPERATIEVE NEDERLANDSE CHAMPIGNONKWEKERSVERENIGING U.A. (in liquidatie),
gevestigd te Milsbeek, gemeente Gennep,
VERWEERSTER,
advocaten: mr. P.J. van der Korst en mr. F.B. Corpeleijn, beiden kantoorhoudende te Amsterdam,
e n t e g e n
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[P] ,
gevestigd te [....] ,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[Q] ,
gevestigd te [....] ,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[R] ,
te [....] ,
4. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[S] ,
gevestigd te [....] ,
5. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[T] ,
gevestigd te [....] ,
6. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[U] ,
gevestigd te [....] ,
7. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[V] ,
gevestigd te [....] ,
8. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[W] ,
gevestigd te [....] ,
9. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[X] ,
gevestigd te [....] ,
BELANGHEBBENDEN,
advocaten: mr. S.C.M. van Thiel en mr. C.M. Kruse, beiden kantoorhoudende te Amsterdam,
e n t e g e n
10. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[Y] ,
gevestigd te [....] ,
11. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[Z] ,
gevestigd te [....] ,
12. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[AA] ,
gevestigd te [....] ,
13. de vennootschap onder firma
[BB] ,
gevestigd te [....]
14. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[CC] ,
gevestigd te [....] ,
BELANGHEBBENDEN,
advocaat: mr. W.M.J. Weijers, kantoorhoudende te Eindhoven,
e n t e g e n
15 [DD] ,
16. [EE],
beiden wonende te [....] ,
BELANGHEBBENDEN,
advocaat: mr. J.W. Kobossen, kantoorhoudende te Nijmegen,
e n t e g e n
17. de overige leden en oud-leden van COÖPERATIEVE NEDERLANDSE CHAMPIGNONKWEKERSVERENIGING U.A. (in liquidatie),
BELANGHEBBENDEN,
niet verschenen.
1. Het verloop van het geding
1.1
In het vervolg zullen partijen en belanghebbenden als volgt worden aangeduid:
- -
verzoeksters met [A c.s.] ;
- -
verweerster met CNC;
- -
belanghebbenden 1 tot en met 9 met [P c.s.] ;
- -
belanghebbenden 10 tot en met 14 met [Y c.s.] ;
- -
belanghebbenden 15 en 16 met [DD c.s.] .
1.2
[A c.s.] hebben bij op 27 november 2020 ter griffie van de Ondernemingskamer ingekomen verzoekschrift met producties de Ondernemingskamer verzocht, bij beschikking uitvoerbaar bij voorraad, een onderzoek te bevelen naar het beleid en de gang van zaken van CNC over de periode vanaf 2015. Daarbij hebben zij tevens verzocht - zakelijk weergegeven - bij wijze van onmiddellijke voorzieningen voor de duur van het geding:
A. te bepalen dat in afwijking van artikel 22 sub (ii) van de statuten van CNC:
(i) de daarin genoemde periode van drie jaren wordt gesteld op tien jaren, althans;
(ii) te bepalen dat de daarin genoemde periode van drie jaren ziet op de jaren 2013-2015, althans;
(iii) te bepalen dat alle leden en oud-leden van CNC in aanmerking komen voor verdeling van het overschot naar rato van de hoogte van de ledenlening van ieder lid en ieder oud-lid, dan wel;
B. het bestuur te bevelen om aan de ALV voor te stellen aan het overschot als bedoeld in artikel 22 sub (ii) statuten van CNC een andere bestemming te geven, namelijk:
(i) door dit overschot te verdelen op de wijze als aangegeven in artikel 22 sub (ii), met dien verstande dat de daarin genoemde periode van drie jaren wordt gesteld op tien jaren, althans;
(ii) door dit overschot te verdelen op de wijze als aangegeven in artikel 22 sub (ii), met dien verstande dat de daarin genoemde periode van drie jaren ziet op de jaren 2013-2015, althans;
(iii) te bepalen dat leden en oud-leden in aanmerking komen voor verdeling van het overschot naar rato van de hoogte van de ledenlening van ieder lid en ieder oud-lid, dan wel;
C. indien geen van de hierboven onder A. en B. genoemde voorzieningen wordt getroffen, artikel 22 sub (ii) van de statuten van CNC voor de duur van het geding buiten werking te stellen, of;
D. iedere andere onmiddellijke voorziening te treffen die de Ondernemingskamer geraden acht,
alsmede om CNC te veroordelen in de kosten van het geding.
1.3
[DD c.s.] hebben zich bij op 1o december 2020 ter griffie van de Ondernemingskamer ingekomen verweerschrift, tevens houdende zelfstandig verzoek, bij het verzoek van [A c.s.] aangesloten en bij wijze van zelfstandig verzoek verzocht het verzoek van [A c.s.] toe te wijzen.
1.4
CNC heeft bij op 11 december 2020 ter griffie van de Ondernemingskamer ingekomen verweerschrift met producties de Ondernemingskamer verzocht [A c.s.] niet-ontvankelijk te verklaren althans het verzoek af te wijzen en, uitvoerbaar bij voorraad, [A c.s.] hoofdelijk te veroordelen in de kosten van het geding.
1.5
[P c.s.] hebben bij op 11 december 2020 ter griffie van de Ondernemingskamer ingekomen verweerschrift met producties de Ondernemingskamer verzocht het verzoek af te wijzen en, uitvoerbaar bij voorraad, [A c.s.] te veroordelen in de kosten van het geding.
1.6
[Y c.s.] hebben bij op 11 december 2020 ter griffie van de Ondernemingskamer ingekomen verweerschrift de Ondernemingskamer verzocht [A c.s.] niet-ontvankelijk te verklaren althans het verzoek af te wijzen en, uitvoerbaar bij voorraad, [A c.s.] te veroordelen in de kosten van het geding.
1.7
De verzoeken zijn behandeld ter openbare terechtzitting van de Ondernemingskamer van 17 december 2020. Bij die gelegenheid hebben de advocaten de standpunten van de onderscheiden partijen toegelicht, wat mrs. Poelman, Van der Korst en Van Thiel betreft aan de hand van - aan de Ondernemingskamer en de wederpartij overgelegde - aantekeningen en wat mr. Poelman betreft onder overlegging van een op voorhand aan de Ondernemingskamer en de wederpartij gezonden nadere productie. Partijen en hun advocaten hebben vragen van de Ondernemingskamer beantwoord en inlichtingen verstrekt.
2. De feiten
2.1
Deze zaak gaat over de ontbinding van CNC en de manier waarop het na de vereffening van CNC resterende bedrag tussen de leden en oud-leden van de coöperatie moet worden verdeeld.
2.2
CNC is op 9 april 1954 opgericht en had tot doel te voorzien in de stoffelijke behoeften van haar leden door de exploitatie van ondernemingen op het gebied van paddenstoelen.
2.3
[A c.s.] , [P c.s.] , [Y c.s.] en [DD c.s.] . zijn leden en oud-leden van CNC.
2.4
CNC hield tot 9 december 2020 alle aandelen in CNC Holding B.V. (hierna: CNC Holding). CNC Holding hield tot 31 maart 2016 alle aandelen in Lutèce Holding B.V. (hierna: Lutèce) en houdt alle aandelen in CNC Grondstoffen B.V. (hierna: CNC Grondstoffen), CNC Exotic Mushrooms, Amco Ottersum B.V., Holpol Compost Sp.z.o.o. en CNC Quality Products Sp.z.o.o.
2.5
CNC heeft de aandelen in CNC Holding per 9 december 2020 verkocht en geleverd aan Sun European Partners LLP. CNC is op 10 december 2020 ontbonden. De voormalig bestuurders van CNC, [FF] (hierna: [FF] ), [GG] en [HH] , zijn conform de statuten belast met de vereffening.
2.6
CNC richtte zich vanaf haar oprichting in 1954 aanvankelijk met name op de productie van compost ten behoeve van haar leden. In 1969 heeft CNC een minderheidsbelang verworven in Lutèce, dat zich bezighield met de verkoop van geconserveerde paddenstoelen. Nadien voorzagen de door CNC gedreven ondernemingen enerzijds in de verkoop van compost áán de leden van CNC en anderzijds in de inkoop van paddenstoelen ván de leden van CNC.
2.7
Op grond van de statuten betaalden de leden van CNC een entreegeld en een jaarlijkse contributie. Verder betaalden de leden ter financiering van de activiteiten van CNC bij afname van grondstoffen of bij levering van paddenstoelen telkens een van de omvang van de afname of levering afhankelijke heffing die door CNC werd geboekt als achtergestelde ledenlening die in beginsel na 10 jaar opeisbaar was (hierna: de ledenlening). Daarnaast bestond voor het bestuur de mogelijkheid om een aan de leden in enig jaar toegekend winstaandeel niet uit te betalen maar toe te voegen aan de ledenleningen (hierna ook wel: participatiereserve). Over de ledenleningen werd en wordt een rente vergoed van 1,5% boven de rente voor 10-jaars kapitaalmarktleningen.
2.8
Bij akte van 23 augustus 1995 zijn de statuten van CNC gewijzigd. Artikel 25 lid 5 van de statuten bepaalde sindsdien:
“Blijkt er bij vereffening een overschot te zijn, dan wordt dit over de leden die op het tijdstip van de ontbinding lid waren naar gelijke delen verdeeld totdat een bedrag van vijfduizend gulden per lid bereikt is en voor het overige naar verhouding van de gemiddelde bedragen in geld waarvoor zij jaarlijks gedurende de laatste drie volle boekjaren of korter lidmaatschap gedurende hun lidmaatschap goederen van de coöperatie hebben afgenomen, alles tenzij de ledenraad op het voorstel van het bestuur besluit aan het overschot geheel of gedeeltelijk een andere bestemming te geven.”
2.9
In 2000 heeft CNC Holding alle aandelen in Lutèce verworven.
2.10
Bij akte van 22 april 2008 zijn de statuten van CNC weer gewijzigd. Artikel 25 van de statuten bepaalde sindsdien:
“Blijkt er bij vereffening een overschot te zijn, dan wordt dit over de leden die op het tijdstip van de ontbinding lid waren, naar gelijke delen verdeeld, totdat een bedrag van tweeduizend en vijfhonderd euro (€ 2.500) per lid bereikt is en voor het overige naar verhouding van de gemiddelde bedragen in geld waarvoor zij jaarlijks gedurende de laatste drie (3) volle boekjaren (of bij korter lidmaatschap gedurende hun lidmaatschap) goederen van de coöperatie (of van een afhankelijke maatschappij) hebben afgenomen, respectievelijk aan de coöperatie (of aan een afhankelijke maatschappij) hebben geleverd, alles tenzij de algemene ledenvergadering - op voorstel van het bestuur - besluit aan het overschot geheel of gedeeltelijk een andere bestemming te geven.”
2.11
Bij akte van 1 juli 2013 zijn de statuten van CNC opnieuw gewijzigd. Artikel 25 van de statuten bepaalde sindsdien:
“Blijkt er bij vereffening van de coöperatie een overschot te zijn, dan wordt:
(i) allereerst en voor zover mogelijk, over de leden die op het tijdstip van de ontbinding lid waren, naar gelijke delen het overschot verdeeld, totdat een bedrag van tweeduizend vijfhonderd euro (€ 2.500) per lid is bereikt;
(ii) voor het overige over de leden die op het tijdstip van de ontbinding lid waren, naar gelijke delen het overschot verdeeld, zulks naar verhouding van de gemiddelde bedragen in geld waarvoor de leden jaarlijks gedurende de laatste drie (3) volle boekjaren (of bij korter lidmaatschap gedurende hun lidmaatschap) goederen van de coöperatie (of van een afhankelijke maatschappij) hebben afgenomen, respectievelijk aan de coöperatie (of aan een afhankelijke maatschappij) hebben geleverd,
tenzij de algemene ledenvergadering - op voorstel van het bestuur - besluit aan het overschot geheel of gedeeltelijk een andere bestemming te geven. (…)”
2.12
In verband met tegenvallende resultaten van Lutèce in de periode vanaf 2012 heeft het bestuur van CNC in 2015 besloten de aandelen in Lutèce te verkopen. Eind 2015 is daarvoor een koper gevonden. Het bestuur van CNC heeft de voorgenomen verkoop van Lutèce in de algemene ledenvergadering aangekondigd en toegelicht en daarbij uiteengezet dat de verkoop een boekverlies van € 21 miljoen zou opleveren en dat de opbrengst van de verkoop zou moeten worden aangewend ter aflossing van de bankschulden. Op een extra algemene ledenvergadering van 22 januari 2016 heeft 97% van de leden voor de voorgestelde verkoop van Lutèce gestemd. De aandelen in Lutèce zijn op 31 maart 2016 verkocht en geleverd voor € 25 miljoen.
2.13
De verkoop van Lutèce, goed voor circa 60% van de omzet van CNC, leidde tot een terugloop van het ledental van CNC van 1.400 naar ruim 100 leden. In 2016 heeft het bestuur van CNC gekozen voor een focus op de grondstoffentak. Op de algemene ledenvergadering van 19 april 2016 is met een meerderheid van 85% van de stemmen besloten tot een investering van € 22 miljoen in een nieuwe fabriek voor de productie van compost in Milsbeek.
2.14
Op de algemene ledenvergadering van 7 juni 2017 heeft het bestuur mede in verband met de verkoop van Lutèce voorgesteld de statuten te wijzigen, waarbij onder meer in artikel 25 de zin “respectievelijk aan de coöperatie (of aan een afhankelijke maatschappij) hebben geleverd” zou worden doorgehaald. De algemene ledenvergadering van CNC heeft op 7 juni 2017 ingestemd met de voorgestelde statutenwijziging.
2.15
In oktober 2017 is de werkgroep Coöperatie 2.0 opgericht om alternatieve toekomstscenario’s voor CNC in kaart te brengen. De werkgroep heeft in de eerste helft van 2018 gesprekken gevoerd met het bestuur van CNC en van CNC Holding, de raad van commissarissen van CNC Holding en de leden. De eerste bevindingen van de werkgroep en de voorgenomen verdere werkwijze zijn in de ledenvergadering van 20 juni 2018 aan de leden gepresenteerd en toegelicht.
2.16
Op de algemene ledenvergadering van 20 juni 2018 is een ten opzichte van 7 juni 2017 nadere aanpassing van de statuten in stemming gebracht. In de bij de vergaderstukken gevoegde compare versie van de nieuwe statuten is zichtbaar dat in artikel 25 onder (ii) de strofe “respectievelijk aan de coöperatie (of aan een afhankelijke maatschappij) hebben geleverd” is doorgestreept. De voorgestelde statutenwijziging is door de algemene ledenvergadering van CNC unaniem goedgekeurd.
2.17
Bij akte van 23 augustus 2018 zijn de statuten van CNC gewijzigd. In artikel 22 van deze statuten is het volgende bepaald:
“Blijkt er bij vereffening van de coöperatie een overschot te zijn, dan wordt:
(i) allereerst en voor zover mogelijk, over de leden die op het tijdstip van de ontbinding lid waren, naar gelijke delen het overschot verdeeld, totdat een bedrag van tweeduizend vijfhonderd euro (€ 2.500) per lid is bereikt;
(ii) voor het overige over de leden die op het tijdstip van de ontbinding lid waren, naar gelijke delen het overschot verdeeld, zulks naar verhouding van de gemiddelde bedragen in geld waarvoor de leden jaarlijks gedurende de laatste drie (3) volle boekjaren (of bij korter lidmaatschap gedurende hun lidmaatschap) goederen van de coöperatie (of van een afhankelijke maatschappij) hebben afgenomen, tenzij de algemene ledenvergadering - op voorstel van het bestuur - besluit aan het overschot geheel of gedeeltelijk een andere bestemming te geven. (…)”
2.18
In een e-mail van 30 augustus 2018 schrijft [II] namens (een deel) van verzoeksters aan het bestuur van CNC onder meer het volgende:
“Wij als oud afnemers/leveranciers van de coöperatie CNC willen graag reageren op de mogelijke verkoop van CNC. Tijdens de gesprekken die gevoerd zijn met de werkgroep, die in opdracht van het bestuur de koers van de coöperatie onderzoekt, is ook de optie genoemd van het geheel verkopen CNC. Hierop hebben wij als groep een gesprek gevoerd afgelopen maandag met het extern RVC lid (…) die de belangen van leden met ledenschuld dient te vertegenwoordigen. Tijdens dit gesprek hebben wij onze zorgen uitgesproken, dat wij het gevoel hebben dat er een spel gespeeld wordt, om de mogelijke verkoop door te schuiven naar 2019. Dit resulteert dat er als er verkocht wordt, het eventuele kapitaal dat overblijft na verkoop, gedeeld wordt op basis van omzet met de coöperatie de voorafgaande 3 jaren.
In onze ogen kan het nooit zo zijn dat oud leden, welke de coöperatie vanaf het begin mee hebben opgebouwd, en welke nog steeds ledenschuld bezitten, niet mee delen van dit kapitaal in de “dode hand”.
In de geschiedenis van de coöperatie is er nooit rekening gehouden met de verkoop hiervan, anders waren de statuten wel anders opgesteld en/of aangepast. Als CNC verkocht zal worden, dan zal het bedrag dat onder de streep overblijft verdeeld te worden over ALLE leden die de coöperatie financieren via de ledenlening, naar rato van het bedrag dat ze uitlenen aan de coöperatie. Ook als de coöperatie op de huidige voet verder gaat, dan versterkt dit de band met de coöperatie, en zullen mensen er eerder voor kiezen om de ledenschuld niet uit te laten keren, maar om door te schuiven. Als het geld dat overblijft verdeeld gaat worden over de afnemers van de voorgaande 3 jaren, dan zal er ontzettend veel weerstand optreden vanuit oud leden, met alle mogelijke gevolgen vandien, welke de bedrijven van CNC ernstig zullen schaden. Graag willen wij dat de punten (…) door jullie als bestuur besproken worden. CNC is VAN en VOOR de kwekers was het motto, ook bij mogelijke verkoop.”
2.19
In een e-mail van 3 september 2018 schrijft [FF] aan [II] onder meer het volgende:
“Conform jouw verzoek zullen we onderstaande e-mail bespreken in de eerstvolgende bestuursvergadering en zullen we deze tevens delen met de werkroep coöperatie 2.0. We komen hierop terug, echter wil ik wel benadrukken dat de werkgroep niet aan de slag gegaan is met als uiteindelijk doel verkoop CNC.”
2.20
In een e-mail van 22 november 2018 schrijft [FF] aan [II] onder meer het volgende:
“Jullie e-mail van 30 augustus jl. en de inhoud van jullie gesprek (…) zijn besproken. (…) tijdens de ALV van 17 december a.s. (…) zal de werkgroep een terugkoppeling presenteren van de tweede gespreksronde met de leden, en zal uitkering aan de leden van winst en/of een batig saldo in dat kader aan de orde komen. (…) Op basis daarvan zullen wij in 2019 de mogelijke toekomstscenario’s verder uitwerken en ter besluitvorming voorleggen aan de ALV. Wij kunnen als bestuur nu niet vooruit lopen op de mogelijke toekomstscenario’s, de mogelijke vorm van uitkering aan de leden en de daarvoor vereiste verdere besluitvorming. Wij zien daarom ook geen reden om als bestuur nu het initiatief tot een statutenwijziging te nemen.”
2.21
Tijdens de algemene ledenvergadering van 17 december 2018 is door het bestuur van CNC toegelicht dat sprake is van tegenvallende resultaten, dat een nieuwe interim bestuurder van CNC Holding is aangesteld, dat de focus nu ligt op het formuleren van een herstelplan, dat de banken op de hoogte zijn gesteld van de problemen en dat de financieringsafspraken met de banken aflossing van de ledenleningen niet mogelijk maken. De werkgroep coöperatie 2.0 heeft toegelicht dat twee scenario’s voorliggen, te weten behoud van de coöperatie of verkoop van de ondernemingen en liquidatie, en dat het bestuur en de werkgroep aan deze scenario’s gaat werken.
2.22
In januari 2019 is CNC door de banken onder bijzonder beheer gesteld. CNC diende uiterlijk eind 2020 weer te voldoen aan de financieringslimieten.
2.23
Het bestuur en de werkgroep coöperatie 2.0 hebben in de loop van 2019 de mogelijke scenario’s uitgewerkt, vanaf juli 2019 ondersteund door Berenschot. Op de algemene ledenvergadering van 1 oktober 2019 is meegedeeld dat de mogelijke scenario’s met concrete cijfers zijn ingevuld en dat deze de komende tijd met de leden besproken zullen worden.
2.24
Op 4 november 2019 heeft een informele ledenbijeenkomst van CNC plaatsgevonden waarbij de toekomstscenario’s voor CNC zijn besproken en toegelicht door de werkgroep coöperatie 2.0. Daarbij is in de op voorhand toegezonden stukken ook uiteengezet wat de mogelijke opbrengst voor de leden zou kunnen zijn bij een verkoop van de onderneming en liquidatie van CNC. Uit de daarbij gepresenteerde cijfers blijkt dat een na vereffening resterend overschot zal worden verdeeld over de huidige leden op basis van hun omzetten bij CNC over de jaren 2017, 2018 en 2019.
2.25
Bij brief van 7 november 2019 heeft het bestuur de leden opgeroepen voor een algemene ledenvergadering van 21 november 2019, waarop gestemd zal worden over het voorstel aan het bestuur goedkeuring te geven om over te gaan tot verkoop van de gehele onderneming van CNC. Bij brief van 15 november 2019 heeft het bestuur ten behoeve van de vergadering aan de leden een rapport van WVDB Accountants toegestuurd waarin aan de hand van een rekenvoorbeeld uiteen wordt gezet op welke wijze een eventueel na vereffening resterend overschot zal worden verdeeld en tot welke concrete bedragen dat zou kunnen leiden. In het rapport wordt uiteengezet dat uit artikel 22 van de statuten volgt dat het overschot wordt verdeeld onder de leden naar rato van de van CNC afgenomen goederen over de jaren 2017, 2018 en 2019.
2.26
Op de algemene ledenvergadering van CNC van 21 november 2019 is door het bestuur toegelicht welke omstandigheden hebben geleid tot het aan de leden voorgelegde voorstel om tot verkoop van de onderneming van CNC over te gaan en tot welke gevolgen dat zou kunnen leiden, waarbij blijkens de notulen ook de verdeelsleutel voor een na vereffening resterend overschot aan de orde is gekomen:
“Een lid uit de zaal (…) stelt een vraag over de verdeelsleutel (…). Als we nu tot verkoop overgaan dan zijn de drie voorgaande boekjaren bepalend. De voorzitter [ [FF] , OK] antwoordt dat als wordt verkocht in 2020, dan gelden de boekjaren 2017, 2018 en 2019 voor de verdeelsleutel. Die jaren gelden niet voor de verdeelsleutel als wordt verkocht en ontbonden in 2022 of 2023. Het gaat om de drie boekjaren voorafgaand aan de ontbinding. (…) [Het lid, OK] begrijpt dit, maar benadrukt dat door nu niet voor verkoop te stemmen een groep leden wordt uitgesloten van delen in de opbrengst, terwijl zij wel CNC mede hebben opgebouwd. De voorzitter beaamt dit en zegt dat de leden daar zelf verandering in kunnen brengen door via de algemene ledenvergadering de statuten op dit punt te wijzigen.”
2.27
Op de algemene ledenvergadering van CNC van 21 november 2019 hebben de leden met een meerderheid van 74,96% van de uitgebrachte stemmen besloten goedkeuring te verlenen aan het bestuur van CNC om over te gaan tot de verkoop en overdracht van de gehele onderneming van CNC met een opbrengst van ten minste € 80 miljoen en besloten tot ontbinding van CNC met ingang van de dag na de verkoop en overdracht van de gehele onderneming van CNC, onder de voorwaarde dat de verkoop en overdracht uiterlijk op 1 januari 2021 plaatsvindt.
2.28
Het bestuur van CNC heeft in december 2019 EY Corporate Finance en advocatenkantoor AKD ingeschakeld om de verkoop van de aandelen in CNC Holding te begeleiden. Op de algemene ledenvergadering van CNC van 24 juni 2020 zijn de leden door het bestuur bijgepraat over de voortgang van het verkoopproces. Op 19 0ktober 2020 is bekend gemaakt dat de aandelen in CNC Holding zullen worden verkocht aan Sun European Partners.
2.29
Bij brief aan het bestuur van CNC van 21 oktober 2020 heeft mr. Poelman namens (een deel van) verzoeksters bezwaar gemaakt tegen een verdeling van een na vereffening resterend overschot op basis van het bepaalde in artikel 22 van de statuten van CNC en het bestuur verzocht om binnen acht dagen aan de algemene ledenvergadering van CNC een voorstel voor te leggen voor een statutenwijziging op basis waarvan een verdeling dient plaats te vinden naar rato van hetgeen de leden en oud-leden van CNC te vorderen hebben op grond van hun ledenleningen.
2.30
Bij brief van 13 november 2020 heeft mr. Van der Korst namens CNC aan mr. Poelman geschreven dat en waarom het bestuur geen aanleiding ziet aan het verzoek tegemoet te komen.
2.31
Op 9 december 2020 zijn de aandelen in CNC Holding aan Sun European Partners geleverd. Eveneens op 9 december 2020 heeft een ledenbijeenkomst van CNC plaatsgevonden waarbij de leden zijn voorgelicht over de verkoop en de verdere procedure van de vereffening. De verwachting is dat na de vereffening van CNC met aflossing van de ledenleningen en de participatiereserves en na uitbetaling van € 2.500 per lid, een te verdelen overschot zal resteren van tientallen miljoenen euro’s.
3. De gronden van de beslissing
3.1
[A c.s.] hebben aan hun verzoek ten grondslag gelegd dat er gegronde redenen zijn voor twijfel aan een juist beleid en een juiste gang van zaken van CNC en dat gelet op de toestand van de vennootschap onmiddellijke voorzieningen dienen te worden getroffen. Ter toelichting hebben [A c.s.] – kort samengevat – het volgende naar voren gebracht:
- De verdeelsleutel van artikel 22 van de statuten is onduidelijk, innerlijk tegenstrijdig en daarmee onwerkbaar omdat daarin onder (ii) wordt uitgegaan van zowel een verdeling naar gelijke delen als een verdeling naar verhouding van de gemiddelde afname in geld over de laatste drie jaren.
- De verdeelsleutel van artikel 22 van de statuten is (1) willekeurig, (2) vormt een doelbewuste uitsluiting van de leden die paddenstoelen leverden en (3) sluit (oud-)leden die nog een ledenlening hebben uitstaan als verschaffers van risicodragend kapitaal uit van een aandeel in vereffeningsopbrengst.
- Een verdeling naar verhouding van de omzet over de afgelopen drie jaren is in strijd met de op grond van artikel 2:8 lid 1 BW jegens alle leden en oud-leden in acht te nemen redelijkheid en billijkheid. De leden die paddenstoelen leverden konden, anders dan de leden die compost afnamen, na de verkoop van Lutèce in 2016 geen omzet meer realiseren en zullen dus niet meedelen in de liquidatieopbrengst, terwijl zij wel jarenlang hebben bijgedragen aan de opbouw van de onderneming van CNC en ook nu nog door middel van hun ledenleningen risicodragend kapitaal aan CNC verschaffen.
- Toepassing van artikel 22 van de statuten is in de gegeven omstandigheden onaanvaardbaar (art. 2:8 lid 2 BW).
- De bestuursleden behoren alle tot de groep van leden die compost afnemen van CNC en zij hebben daarom een tegenstrijdig belang bij handhaving van artikel 22 van de statuten.
- Het belang van de rechtspersoon valt na ontbinding samen met het belang van de leden bij de verdeling. Bij die stand van zaken levert het niet willen meewerken door het bestuur aan aanpassing van de statutaire regeling een gegronde reden op te twijfelen aan een juist beleid en een juiste gang van zaken.
3.2
[DD c.s.] hebben zich bij het verzoek van [A c.s.] aangesloten en op gelijke gronden bij wijze van zelfstandig tegenverzoek verzocht het verzoek van [A c.s.] toe te wijzen.
3.3
CNC, [P c.s.] en [Y c.s.] hebben gemotiveerd verweer gevoerd. De Ondernemingskamer zal hieronder waar nodig op dit verweer ingaan.
3.4
De Ondernemingskamer overweegt als volgt.
3.5
Op grond van artikel 2:346 lid 1 onder a BW zijn de leden van een coöperatie die tezamen bevoegd zijn tot het uitbrengen van ten minste een tiende deel van de stemmen in de algemene vergadering bevoegd de Ondernemingskamer te verzoeken een onderzoek in te stellen naar het beleid en de gang van zaken van de coöperatie. De Ondernemingskamer stelt vast dat verzoeksters sub 2 en 3 - [B] en [C] - en [DD c.s.] oud-leden van CNC zijn. Zij zijn als zodanig niet bevoegd een enquêteverzoek in te dienen. Zij zullen in hun enquêteverzoek niet-ontvankelijk worden verklaard. De overige verzoeksters zijn gezamenlijk bevoegd tot het uitbrengen van 11,6% van de stemmen in de algemene ledenvergadering van CNC en zijn dus bevoegd dit enquêteverzoek in te dienen.
3.6
De Ondernemingskamer stelt voorop dat, anders dan [A c.s.] met de verzochte onmiddellijke voorzieningen lijken te veronderstellen, in het kader van dit verzoek niet ter beoordeling voorligt hoe het na de vereffening van CNC resterende overschot verdeeld moet worden. Dat is uiteindelijk een zuiver vermogensrechtelijk geschil en de enquêteprocedure is niet geschikt om dat geschil te beslechten. Ter beoordeling ligt wel voor of er gegronde redenen bestaan te twijfelen aan een juist beleid en een juiste gang van zaken van CNC. De Ondernemingskamer begrijpt tegen die achtergrond de stellingen van [A c.s.] zo dat zij in de kern betogen dat de gevolgen van toepassing van de in artikel 22 van de statuten opgenomen verdeelsleutel zo onredelijk en nadelig zijn voor een groep leden en oud-leden, dat daaraan in dit geval geen uitvoering mag worden gegeven en dat het bestuur van CNC een voorstel tot wijziging van de statuten aan de algemene ledenvergadering had moeten voorleggen.
3.7
De grondslag van het enquêteverzoek brengt mee dat artikel 22 van de statuten moet worden uitgelegd. Bij de uitleg van een schriftelijk contract zijn telkens van beslissende betekenis alle omstandigheden van het concrete geval, gewaardeerd naar hetgeen de maatstaven van redelijkheid en billijkheid meebrengen. Bij de uitleg van een bepaling in de statuten zijn de bewoordingen van die bepaling, gelezen in het licht van de gehele statuten, in beginsel van beslissende betekenis. Het komt dan in de regel niet aan op de bedoelingen van degenen die tot de vaststelling van de statuten hebben besloten, voor zover deze niet uit de daarin opgenomen bepalingen kenbaar zijn, maar op de betekenis die naar objectieve maatstaven volgt uit de bewoordingen waarin de statuten zijn gesteld, gelezen in het licht van de overigens in de statuten gebruikte formuleringen. Daarbij kan ook acht geslagen worden op de aannemelijkheid van de rechtsgevolgen waartoe de verschillende, op zichzelf mogelijke interpretaties zouden leiden. Indien een statutaire bepaling voortbouwt op een bepaling in eerdere statuten, kan afhankelijk van de omstandigheden van het geval, ook acht geslagen worden op die eerdere bepaling. Feiten en omstandigheden die nopen tot een meer subjectieve uitleg van artikel 22 van de statuten zijn gesteld noch gebleken.
3.8
De Ondernemingskamer is anders dan [A c.s.] van oordeel dat uit de statuten van CNC volgt dat, indien er bij de vereffening van de coöperatie een overschot blijkt te zijn, dit overschot uiteindelijk wordt verdeeld onder de leden die op het tijdstip van de ontbinding lid waren, naar verhouding van de gemiddelde bedragen in geld waarvoor de leden jaarlijks gedurende de laatste drie volle boekjaren (of bij korter lidmaatschap gedurende hun lidmaatschap) goederen van de coöperatie hebben afgenomen.
3.9
De omstandigheid dat in artikel 22 onder (ii) ook wordt vermeld dat een overschot ‘naar gelijke delen’ wordt verdeeld doet daar niet aan af. De tekst van artikel 22 onder (ii) van de statuten zou immers grotendeels zinledig zijn als daarmee een verdeling naar gelijke delen wordt bedoeld. De woorden ‘naar gelijke delen’ hebben in het licht van de rest van de bepaling, mede bezien in de context van de statuten, ook geen zelfstandige betekenis. Met deze uitleg strookt dat in ieder geval al sinds 1995 telkens in de statuten van CNC is opgenomen dat een eventueel overschot na vereffening zal worden verdeeld over de leden naar rato van hun bijdrage aan de omzet van de ondernemingen van CNC over de laatste drie jaren voorafgaand aan de ontbinding. Het is aannemelijk dat, zoals CNC stelt, bij de redactie van de statutenwijziging in 2013 de woorden ‘naar gelijke delen’ per ongeluk vanuit artikel 25 onder (i) zijn gekopieerd naar (ii). Tegen deze achtergrond moet worden aangenomen dat met de vaststelling van de huidige tekst van artikel 22 van de statuten in 2018 geen wijziging van de sinds jaar en dag geldende verdeelsleutel is beoogd. Dit betekent dat de op 23 augustus 2018 vastgestelde tekst van artikel 22 onder (ii) van de huidige statuten van CNC naar objectieve maatstaven zo moet worden uitgelegd dat een overschot na vereffening wordt verdeeld over de leden die op het tijdstip van de ontbinding lid waren, naar verhouding van de gemiddelde bedragen in geld waarvoor die leden jaarlijks gedurende de laatste drie boekjaren goederen van de coöperatie hebben afgenomen. Uit de e-mail van 30 augustus 2018 (zie 2.18) blijkt overigens dat ook [A c.s.] dit destijds zo hebben begrepen.
3.10
[A c.s.] betogen dat de in artikel 22 van de statuten opgenomen verdeelsleutel op zichzelf reeds willekeurig is zodat toepassing ervan naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar moet worden geacht. De Ondernemingskamer volgt hen daarin niet. Deze verdeelsleutel is al sinds in ieder geval 1995 opgenomen in de statuten en beoogt te bevorderen dat de leden van CNC zoveel mogelijk producten van de door CNC gedreven ondernemingen afnemen en daarmee zo veel mogelijk bijdragen aan het bestendige succes van de door CNC gedreven ondernemingen. De verdeelsleutel op basis van de bijdrage aan het bedrijfsresultaat over de laatste drie jaren berust daarmee op een welbewuste en legitieme afweging van de daarmee te dienen belangen en deze is door de leden van CNC in de loop der jaren bij iedere statutenwijziging telkens met een 2/3e meerderheid gehandhaafd.
3.11
Het is juist dat met de statutenwijziging van 23 augustus 2018 bewust is gekozen om in verband met de verkoop van Lutèce in 2016, de strofe “respectievelijk aan de coöperatie (of aan een afhankelijke maatschappij) hebben geleverd” uit artikel 22 van de statuten te verwijderen en dat daarmee de leden die voorheen alleen paddenstoelen leverden aan CNC maar geen compost afnamen in zoverre werden uitgesloten van een aandeel in een na de vereffening van CNC resterend overschot. Deze wijziging heeft op zichzelf voor de leden die tot en met 2016 nog paddenstoelen leverden echter geen gevolgen. Gelet op de datum van ontbinding van CNC zal de verdeling immers plaatsvinden naar verhouding van de bedragen waarvoor de leden goederen van CNC hebben afgenomen over de jaren 2017, 2018 en 2019. De leden die voorheen paddenstoelen leverden aan CNC zouden in zoverre ook zonder de statutenwijziging van 23 augustus 2018 niet hebben gedeeld in het na vereffening resterende overschot, omdat zij na de verkoop van Lutèce in 2016 immers geen paddenstoelen meer aan CNC hebben geleverd.
3.12
De omstandigheid dat de verdeelsleutel van artikel 22 van de statuten niet voorziet in een aandeel in een na de vereffening van CNC resterend overschot voor (oud-)leden die nog een ledenlening hebben uitstaan, maakt evenmin dat artikel 22 van de statuten zodanig willekeurig is dat toepassing ervan in de gegeven omstandigheden onaanvaardbaar zou zijn. Op grond van de statuten worden de ledenleningen bij ontbinding en vereffening eerst afgelost en wordt daarover een marktconforme rente met een opslag van 1,5% punt vergoed. Deze regeling in de statuten, waarbij de verschaffers van de ledenleningen wel een rentevergoeding ontvangen maar niet meedelen in een na ontbinding en vereffening van CNC resterend overschot, is een bewuste keuze geweest, die voor alle leden gold en uit de statuten ook zonder meer kenbaar was. De slotsom is dat de in artikel 22 van de statuten opgenomen verdeelsleutel duidelijk is, dat deze berust op een herhaalde bewuste keuze van een 2/3e meerderheid van de leden en dat toepassing van die verdeelsleutel naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet onaanvaardbaar is.
3.13
[A c.s.] voeren nog een grond aan waarom toepassing van artikel 22 van de statuten in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Zij hebben betoogd dat de leden die paddenstoelen leverden aan CNC na de verkoop van Lutèce in 2016 waren uitgesloten van een aandeel in de vereffeningsopbrengst, omdat het voor hen feitelijk niet mogelijk was om compost af te nemen. CNC heeft daartegenover aangevoerd dat het wel degelijk mogelijk was om compost af te nemen, maar dat [A c.s.] om bedrijfseconomische redenen (met name uit kostenoverwegingen) ervoor hebben gekozen om dat niet te doen. Ter onderbouwing daarvan heeft CNC correspondentie overgelegd waaruit volgt dat met (een deel) van verzoeksters bij herhaling is gesproken over het afnemen van compost van CNC, maar dat zij hebben besloten daar niet op in te gaan. Bij pleidooi hebben [A c.s.] in reactie daarop aangevoerd dat CNC onvoldoende capaciteit had om alle leden van voldoende compost te voorzien en dat CNC niet altijd de juiste kwaliteit compost kon leveren, terwijl het bovendien niet makkelijk is om over te stappen naar een andere compostleverancier omdat daarmee veelal meerjarencontracten worden gesloten.
3.14
De Ondernemingskamer stelt vast dat [A c.s.] daarmee niet zozeer betwisten dat het in beginsel mogelijk was om compost van CNC af te nemen, maar dat zij meenden dat CNC niet de vereiste hoeveelheid en de gewenste kwaliteit compost zou kunnen leveren en dat zij daarom hebben gekozen hun compost elders te betrekken. Dat staat [A c.s.] vanzelfsprekend vrij, maar daarmee hebben zij ook gekozen om - anders dan de andere leden van CNC - geen bijdrage te blijven leveren aan de omzet van de coöperatie. Onder die omstandigheden is het niet onaanvaardbaar als wordt vastgehouden aan de sinds jaar en dag tussen de leden geldende verdeelsleutel, zoals die in artikel 22 van de statuten is opgenomen.
3.15
[A c.s.] hebben nog gesuggereerd dat het bestuur van CNC de verkoop van CNC Holding welbewust heeft uitgesteld met het oogmerk hen uit te sluiten van een aandeel in een na vereffening resterend overschot. CNC heeft daartegenover gemotiveerd uiteengezet op welke wijze na 2016 de besluitvorming over de toekomst van CNC heeft plaatsgevonden en hoe dat uiteindelijk heeft geleid tot de verkoop van de aandelen in CNC Holding en de ontbinding van CNC. Daarbij heeft CNC laten zien dat de leden telkens op de hoogte zijn gehouden van alle tussenstappen en ontwikkelingen binnen de coöperatie en de door CNC Holding gedreven ondernemingen, en dat telkens waar nodig externe deskundigen zijn ingeschakeld. Dit proces heeft ertoe geleid dat de leden uiteindelijk in overgrote meerderheid (bijna 75%) hebben besloten om in te stemmen met een verkoop van de aandelen in CNC Holding en ontbinding van CNC. Die verkoop heeft vervolgens binnen de daarvoor door de algemene ledenvergadering gestelde termijn plaatsgevonden. Aldus is genoegzaam gebleken dat het verkoopproces zorgvuldig is vormgegeven waarbij de leden van CNC telkens tijdig en uitvoerig zijn geïnformeerd. Dat het bestuur van CNC de verkoop van de aandelen in CNC Holding bewust zou hebben vertraagd blijkt uit niets.
3.16
[A c.s.] hebben verder aangevoerd dat de leden van het bestuur een tegenstrijdig belang hebben omdat zij allen behoren tot de groep van leden die compost afnemen van CNC. Naar de Ondernemingskamer begrijpt, betogen [A c.s.] daarmee dat het bestuur ten onrechte en op oneigenlijke gronden heeft geweigerd om een voorstel tot wijziging van artikel 22 van de statuten of voor een andere verdeling van het na de vereffening resterend overschot aan de algemene ledenvergadering voor te leggen.
3.17
Ook dit betoog slaagt niet. Uit de vaststaande feiten volgt dat [A c.s.] sinds in ieder geval 30 augustus 2018 op de hoogte waren van de inhoud en de gevolgen van de in artikel 22 van de statuten opgenomen verdeelsleutel voor de verdeling van een na de vereffening van CNC resterend overschot. Verder zijn zij in de loop van 2019 geïnformeerd over de concrete uitwerking daarvan in het kader van de inmiddels voorgenomen verkoop van CNC Holding. [A c.s.] wisten verder al in november 2018 dat het bestuur niet voornemens was om stappen te zetten om op dit punt tot een aanpassing van de statuten te komen en op de vergadering van 21 november 2019 is uitdrukkelijk gezegd dat zij desgewenst zelf een voorstel daartoe aan de algemene ledenvergadering konden doen. Desondanks hebben zij op geen enkel moment het initiatief genomen om aan de algemene ledenvergadering een voorstel tot wijziging van artikel 22 van de statuten voor te leggen, maar hebben zij pas bij brief van 21 oktober 2020 het bestuur verzocht aan de algemene ledenvergadering van CNC een statutenwijziging voor te stellen op basis van een verdeling naar rato van hetgeen de leden en oud-leden van CNC te vorderen hebben op grond van de ledenlening.
3.18
Uit de stellingen van CNC en de brief van 13 november 2020 blijkt dat het bestuur van CNC geen voorstel tot aanpassing van artikel 22 van de statuten heeft willen doen omdat het - kort gezegd - van mening was dat de verdeelsleutel in artikel 22 van de statuten berust op een bewuste keuze, deze al sinds jaar en dag in de statuten van CNC is opgenomen en bij iedere wijziging door meer dan 2/3e van de leden is bevestigd, dat [A c.s.] nooit zelf een voorstel tot wijziging aan de algemene ledenvergadering hebben voorgelegd, dat het ontbindingsbesluit op 21 november 2019 door een 2/3e meerderheid van de leden is genomen, mede op basis van de op dat moment geldende verdeelsleutel, dat de leden op de geldigheid daarvan hebben mogen vertrouwen en dat het derhalve niet in het belang van CNC en de meerderheid van haar leden is om achteraf ten behoeve van een kleine minderheid die verdeelsleutel aan te passen.
3.19
De Ondernemingskamer is van oordeel dat het bestuur op basis van deze afweging in redelijkheid heeft kunnen besluiten om geen voorstel tot wijziging van artikel 22 van de statuten, of een voorstel voor een andere verdeling van een na de vereffening resterend overschot aan de algemene ledenvergadering van CNC voor te leggen. Dat de leden van het bestuur zich daarbij ten onrechte zouden hebben laten leiden door hun eigen belangen, is niet gebleken. Evenmin geeft hetgeen [A c.s.] overigens hebben aangevoerd voldoende reden tot twijfel aan een juist beleid of juiste gang van zaken. Niet kan worden geoordeeld dat het bestuur heeft gehandeld in strijd met de op grond van artikel 2:8 lid 1 BW jegens [A c.s.] te betrachten zorgvuldigheid.
3.20
De slotsom is dat geen gegronde redenen bestaan om te twijfelen aan een juist beleid en een juiste gang van zaken van CNC. Het verzoek zal om die reden worden afgewezen.
3.21
De Ondernemingskamer zal, zoals verzocht, [A c.s.] - als de overwegend in het ongelijk gestelde partij - veroordelen in de kosten van het geding.
4. De beslissing
De Ondernemingskamer:
verklaart [B] en [C] niet-ontvankelijk in hun verzoek;
verklaart [DD] , en [EE] niet-ontvankelijk in hun zelfstandig tegenverzoek;
wijst het verzoek van [A c.s.] voor het overige af;
veroordeelt [A c.s.] in de kosten van het geding tot op heden aan de zijde van CNC begroot op € 3.554, aan de zijde van [P c.s.] begroot op € 3.554 en aan de zijde van [Y c.s.] begroot op € 3.554.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af hetgeen meer of anders is verzocht.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.W.H. Vink, voorzitter, mr. C.C. Meijer en mr. J.M. de Jongh, raadsheren, en drs. M.A. Scheltema en mr. drs. G. Boon RA, raden, in tegenwoordigheid van mr. S.C. Prins en in het openbaar uitgesproken op 25 januari 2021.