NJB 2016/1838
Procesbevoegdheid. Vertegenwoordigingsbevoegdheid. De Wet opheffing bedrijfslichamen bepaalt dat een bepaald soort rechtsvorderingen wordt ingesteld ‘door Onze Minister’. Betekent dit dat aan de minister procesbevoegdheid toekomt? Hoge Raad: Neen. De bepaling uit de Wet opheffing bedrijfslichamen heeft geen betrekking op de procesbevoegdheid, maar op de vertegenwoordigingsbevoegdheid
HR 30-09-2016, ECLI:NL:HR:2016:2233
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
30 september 2016
- Magistraten
Mrs. E.J. Numann, G. Snijders, M.V. Polak, T.H. Tanja-van den Broek, M.J. Kroeze
- Zaaknummer
16/00747
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Staatsrecht / Bestuur
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2016:2233, Uitspraak, Hoge Raad, 30‑09‑2016
ECLI:NL:PHR:2016:837, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 08‑07‑2016
Beroepschrift, Hoge Raad, 12‑02‑2016
- Wetingang
(art. XXXIX lid 4 Wet opheffing bedrijfslichamen)
Essentie
Procesbevoegdheid. Vertegenwoordigingsbevoegdheid. De Wet opheffing bedrijfslichamen bepaalt dat een bepaald soort rechtsvorderingen wordt ingesteld ‘door Onze Minister’. Betekent dit dat aan de minister procesbevoegdheid toekomt? Hoge Raad: Neen. De bepaling uit de Wet opheffing bedrijfslichamen heeft geen betrekking op de procesbevoegdheid, maar op de vertegenwoordigingsbevoegdheid
Partij(en)
Vremabel, adv. mr. B.J. van Dorp, vs. Staat der Nederlanden (Ministerie van Economische Zaken), adv. mr. S.M. Kingma.
Uitspraak
Procesverloop
In dit geding heeft de Staat de rechter verzocht Vrebamel in staat van faillissement te verklaren. De rechtbank heeft de Staat niet-ontvankelijk verklaard op een in cassatie niet meer van belang zijnde ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.