NJ 1932, p. 1550
Het zich toeëigenen van een brief door een postbesteller. Bewijs. Strijd met art. 341, 4e lid Sv.?
HR 08-06-1931, ECLI:NL:HR:1931:136
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
8 juni 1931
- Magistraten
Mrs. Jhr. Feith, Taverne, Schepel, de Menthon Bake en Fick
- Zaaknummer
[08061931/NJ_1932,_p._1550]
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS152944:1
- Vakgebied(en)
Archief (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1931:136, Uitspraak, Hoge Raad, 08‑06‑1931
- Wetingang
Essentie
Het zich toeëigenen van een brief door een postbesteller. Bewijs. Strijd met art. 341, 4e lid Sv.?
Samenvatting
Uit het middel — waarin de geheele in het arrest tot bewijs gebezigde verklaring van verdachte's collega-brievenbesteller is opgenomen — blijkt, dat tot het bewijs, dut requirant het telastegelegde heeft begaan, behalve de opgaven van verdachte, gezegde getuigenverklaring is gebezigd, welke bevestigt, dat requirant was besteller in de 19de bestelwijk.
De vraag of die verklaring voldoende is om met de opgaven van den verdachte het bewijs van het telastegelegde te leveren is van feitelijken aard.
Voorgaande uitspraak
Op het ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.