Einde inhoudsopgave
Richtlijn 2004/38/EG betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden, tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 1612/68 en tot intrekking van Richtlijnen 64/221/EEG, 68/360/EEG, 72/194/EEG, 73/148/EEG, 75/34/EEG, 75/35/EEG, 90/364/EEG, 90/365/EEG en 93/96/EEG
Artikel 31 Procedurele waarborgen
Geldend
Geldend vanaf 28-07-2004
- Redactionele toelichting
Deze richtlijn is gecorrigeerd via een rectificatie (PbEU 2004, L 229).
- Bronpublicatie:
29-04-2004, PbEU 2004, L 158 (uitgifte: 30-04-2004, regelingnummer: 2004/38/EG)
- Inwerkingtreding
28-07-2004
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
29-04-2004, PbEU 2004, L 158 (uitgifte: 30-04-2004, regelingnummer: 2004/38/EG)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Algemeen
Agrarisch recht (V)
EU-recht / Marktintegratie
EU-recht / Rechtsbescherming
Staatsrecht / Grondrechten
1.
In geval van besluit tot verwijdering om redenen van openbare orde, openbare veiligheid of volksgezondheid heeft de betrokkene in het gastland toegang tot gerechtelijke en in voorkomend geval administratieve rechtsmiddelen om tegen het besluit beroep in te stellen.
2.
Indien het beroep tegen het besluit tot verwijdering gepaard gaat met een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening ter opschorting van de uitvoering van het verwijderingsbesluit, mag geen daadwerkelijke verwijdering van het grondgebied plaatsvinden zolang nog niet op dit verzoek is beslist, behoudens:
- —
wanneer het verwijderingsbesluit gebaseerd is op een eerdere gerechtelijke beslissing, of
- —
wanneer de betrokkenen reeds toegang hebben gehad tot rechterlijke toetsing, of
- —
wanneer het verwijderingsbesluit gebaseerd is op dwingende redenen van openbare veiligheid overeenkomstig artikel 28, lid 3.
3.
De rechtsmiddelen voorzien in de mogelijkheid van onderzoek van de wettigheid van het besluit, alsmede van de feiten en omstandigheden die de voorgenomen maatregel rechtvaardigen. Zij garanderen tevens dat het besluit niet onevenredig is, met name gelet op de voorwaarden van artikel 28.
4.
De lidstaten mogen de aanwezigheid van de betrokkene op hun grondgebied hangende het proces weigeren, maar zij mogen de betrokkene niet beletten zijn verdediging in persoon te voeren, behalve wanneer zijn verschijning kan leiden tot ernstige verstoring van de openbare orde of de openbare veiligheid of wanneer het beroep of de herziening betrekking heeft op een weigering van de toegang tot het grondgebied.