Rb. Overijssel, 08-09-2022, nr. 84-177179-21 (P)
ECLI:NL:RBOVE:2022:2539
- Instantie
Rechtbank Overijssel
- Datum
08-09-2022
- Zaaknummer
84-177179-21 (P)
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBOVE:2022:2539, Uitspraak, Rechtbank Overijssel, 08‑09‑2022; (Eerste aanleg - meervoudig)
Uitspraak 08‑09‑2022
Inhoudsindicatie
De rechtbank Overijssel spreekt een 69-jarige man vrij van valsheid in geschrifte. Ten aanzien van de onder 1 en 2 genoemde argumenten is de rechtbank van oordeel dat uit het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de notulen op een andere datum dan 7 februari 2002 opgemaakt en/of ondertekend zijn of dat de BVA nooit heeft plaatsgevonden. Daarbij merkt de rechtbank op dat het in de notulen aan verdachte verstrekte (onbeperkte) mandaat wellicht civielrechtelijk gezien niet rechtsgeldig is, maar dat dit geen bewijs oplevert voor de valsheid van dit geschrift. Dit geldt ook voor het onder 3 genoemde argument. Het niet volgens de statuten handelen, is geen aspect waarmee de valsheid van de notulen kan worden vastgesteld.
Partij(en)
RECHTBANK OVERIJSSEL
Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 84-177179-21 (P)
Datum vonnis: 8 september 2022
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1953 in [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres] .
1. Het onderzoek op de terechtzitting
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 25 augustus 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitiemr. A. Ruige en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. M.L. van Gessel, advocaat te Amsterdam, naar voren is gebracht.
2. De tenlastelegging
De verdenking komt er kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
primair: feitelijk leiding heeft gegeven aan [stichting] die op 10 november 2020 in Nederland samen met anderen opzettelijk gebruik heeft gemaakt van vals opgemaakte/ vervalste notulen van [bedrijf 1] B.V. door deze per email te verstrekken aan het Gerechtshof in Arnhem;
subsidiair: samen met anderen op 10 november 2020 in Nederland opzettelijk gebruik heeft gemaakt van vals opgemaakte/vervalste notulen van [bedrijf 1] B.V. door deze per e-mail te verstrekken aan het Gerechtshof in Arnhem;
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
[stichting] op of omstreeks 10 november 2020 te Gorssel in de gemeente Lochem en/of in de gemeente Deventer, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met één of meer ander(en), althans alleen,
opzettelijk gebruik heeft/hebben gemaakt van een vals en/of vervalst geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten notulen van de buitengewone vergadering van aandeelhouders gehouden op donderdag 7 februari 2002 van de vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [bedrijf 1] B.V. statutair gevestigd te Haarlem (zie DOC-001, p. 033), als ware het echt en onvervalst,
bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat op voornoemde notulen staat vermeld dat “ [verdachte] van de BVA het mandaat (algehele volmacht zonder beperkingen) verkrijgt om zelfstandig voor en namens [bedrijf 1] B.V. verplichtingen aan te gaan en hiervoor geen goedkeuring (mondeling en of schriftelijk) behoeft van de statutair directeur van [bedrijf 1] B.V. de heer [naam] ”,
terwijl deze notulen zijn gedateerd en ondertekend op een andere datum dan waarop de notulen in werkelijkheid zijn opgemaakt en/of ondertekend, en/of terwijl de buitengewone vergadering van aandeelhouders waarop de notulen betrekking zouden hebben in werkelijkheid nooit heeft plaatsgevonden,
bestaande dat gebruikmaken hierin dat [stichting] , en/of haar mededader(s), voornoemde notulen per email heeft/hebben verstrekt aan (de griffier van) het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, Locatie Arnhem, Afdeling Civiel recht,
zulks terwijl, hij, verdachte al dan niet samen met één of meer anderen, tot bovenomschreven strafba(a)r(e) feit(en) opdracht heeft gegeven, dan wel feitelijke leiding heeft gegeven aan boven omschreven verboden verboden gedraging(en);
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden
hij op of omstreeks 10 november 2020 te Gorssel in de gemeente Lochem, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met één of meer ander(en), althans alleen,
opzettelijk gebruik heeft/hebben gemaakt van een vals en/of vervalst geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten de notulen van de buitengewone vergadering van aandeelhouders gehouden op donderdag 7 februari 2002 van de vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [bedrijf 1] B.V. statutair gevestigd te Haarlem (zie DOC-001, p.033), als ware het echt en onvervalst,
bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat op voornoemde notulen staat vermeld dat “ [verdachte] van de BVA het mandaat (algehele volmacht zonder beperkingen) verkrijgt om zelfstandig voor en namens [bedrijf 1] B.V. verplichtingen aan te gaan en hiervoor geen goedkeuring (mondeling en of schriftelijk) behoeft van de statutair directeur van [bedrijf 1] B.V. de heer [naam] ”,
terwijl deze notulen zijn gedateerd en ondertekend op een andere datum dan waarop de notulen in werkelijkheid zijn opgemaakt en/of ondertekend, en/of terwijl de buitengewone vergadering van aandeelhouders waarop de notulen betrekking zouden hebben in werkelijkheid nooit heeft plaatsgevonden,
bestaande dat gebruikmaken hierin dat [stichting] , en/of haar mededader(s), voornoemde notulen per email heeft/hebben verstrekt aan (de griffier van) het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, Locatie Arnhem, Afdeling Civiel recht;
3. De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4. De bewijsoverwegingen
4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft – overeenkomstig een overgelegd schriftelijk requisitoir – gevorderd het primair ten laste gelegde bewezen te verklaren.
Voor de bewijsmiddelen heeft zij onder meer verwezen naar:
- de notulen van de buitengewone vergadering van [bedrijf 1] B.V. van 7 februari 2002 (hierna: de BVA);
- de door verdachte namens [stichting] aan het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden verstuurde e-mail op 10 november 2020 en het daarvan op de hoogte zijn door medebestuurder [medeverdachte] ;
- de aangifte van curator mr. Schepel en
- de verklaringen van verdachte zelf.
Hieruit volgt volgens de officier van justitie dat de BVA nooit is gehouden en de notulen hiervan vals zijn opgemaakt. Deze notulen bevatten namelijk meerdere feitelijke onjuistheden, te weten een verkeerde benaming van de vennootschap en de aandeelhouder. Daarnaast is sprake van een onbevoegd gegeven volmacht buiten de aanwezigheid van de bestuurder van [bedrijf 1] B.V. ( [naam] ) om. Dit tezamen met het feit dat de volmacht enige logica ontbeert en het tijdstip van ‘terugvinden’ van de notulen erg ongeloofwaardig is, leidt volgens de officier van justitie tot de conclusie dat verdachte samen met zijn echtgenote [medeverdachte] feitelijk leiding heeft gegeven aan het door [stichting] gebruikmaken van valse notulen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft een pleitnota overgelegd en daarin, kort samengevat, primair betoogd dat verdachte integraal vrijgesproken moet worden, omdat niet vastgesteld kan worden dat de notulen vals zijn. Immers, er is geen wettig en overtuigend bewijs om te concluderen dat:
- 1.
de in de tenlastelegging genoemde notulen op een andere datum dan de werkelijkheid zijn opgemaakt/ondertekend en/of
- 2.
de vergadering van aandeelhouders van [bedrijf 1] B.V. niet heeft plaatsgevonden.
Het in de notulen opnemen van Eurocommerce Holding in plaats van [bedrijf 2] B.V. en [bedrijf 3] B.V., als ook het niet aanwezig zijn van de formele bestuurder van [bedrijf 1] B.V. en het door hem niet verstrekken van goedkeuring voor de volmacht door verdachte is daartoe onvoldoende. Dat geldt eveneens voor het argument dat verdachte geen gebruik zou hebben gemaakt van deze volmacht.
Subsidiair heeft de raadsman betoogd dat geen sprake is van medeplegen bij zowel het primair als subsidiair ten laste gelegde, omdat de betrokkenheid van mevrouw[medeverdachte] bij het ten laste gelegde niet kan worden vastgesteld.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van het primair en subsidiair ten laste gelegde
Om tot een bewezenverklaring van het aan verdachte ten laste gelegde te kunnen komen, ziet de rechtbank zich allereerst voor de vraag geplaatst of vast te stellen is dat de in de tenlastelegging genoemde notulen van 7 februari 2002 vals zijn dan wel vervalst zijn. In de tenlastelegging wordt deze valsheid onderbouwd met een drietal elementen. Te weten:
- 1.
de notulen zijn gedateerd en ondertekend op een andere datum dan waarop de notulen in werkelijkheid zijn opgemaakt en/of ondertekend;
- 2.
de BVA waarop de notulen betrekking hebben zouden, heeft in werkelijkheid nooit plaatsgevonden;
- 3.
er is mondeling en/of schriftelijk geen goedkeuring geweest van de statutair directeur van [bedrijf 1] B.V., de heer [naam] .
Ten aanzien van de onder 1 en 2 genoemde argumenten is de rechtbank van oordeel dat uit het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de notulen op een andere datum dan 7 februari 2002 opgemaakt en/of ondertekend zijn of dat de BVA nooit heeft plaatsgevonden. Daarbij merkt de rechtbank op dat het in de notulen aan verdachte verstrekte (onbeperkte) mandaat wellicht civielrechtelijk gezien niet rechtsgeldig is, maar dat dit geen bewijs oplevert voor de valsheid van dit geschrift. Dit geldt ook voor het onder 3 genoemde argument. Het niet volgens de statuten handelen, is geen aspect waarmee de valsheid van de notulen kan worden vastgesteld.
De rechtbank acht gelet op het hiervoor overwogene niet bewezen dat sprake is van valsheid van een geschrift in de zin van artikel 225 (lid 2) van het Wetboek van Strafrecht. Het aan verdachte primair en subsidiair ten laste gelegde kan dan ook niet bewezen worden. De rechtbank zal verdachte daarvan zal vrijspreken.
5. De beslissing
De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het primair en subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. ing. M.S. de Waard, voorzitter, mr. M.B. Werkhoven enmr. L. Kesteloo, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.E. Doornwaard, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 8 september 2022.
Buiten staat
Mrs. Werkhoven en Kesteloo zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.