133 Uitzondering.

Als een partij zich ingevolge art. 1022b Rv voor voorlopige bewijsmaatregelen wendt tot de gewone rechter en de wederpartij zich voor alle weren op het bestaan van een arbitrageovereenkomst beroept, zal de rechter zich op grond van art. 1022c Rv uitsluitend bevoegd verklaren als de gevraagde ‘beslissing’ niet of niet tijdig in arbitrage kan worden verkregen. Aan de regeling ligt de gedachte ten grondslag dat het de voorkeur verdient de beslissingen over voorlopige bewijsmaatregelen zoveel mogelijk in handen te leggen bij het ten principale bevoegde scheidsgerecht.1 Op dit punt heeft hetzelfde te gelden als voor de verhouding ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.Verder lezen?