Einde inhoudsopgave
Vreemdelingencirculaire 2000 (B)
10.1 Beleidsregels voor de hoofdpersoon
Geldend
Geldend vanaf 01-05-2019
- Bronpublicatie:
29-04-2019, Stcrt. 2019, 24564 (uitgifte: 30-04-2019, regelingnummer: WBV 2019/7)
- Inwerkingtreding
01-05-2019
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
29-04-2019, Stcrt. 2019, 24564 (uitgifte: 30-04-2019, regelingnummer: WBV 2019/7)
- Vakgebied(en)
Vreemdelingenrecht (V)
De IND verleent een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd op grond van artikel 3.48, tweede lid onder b, Vb jo artikel 3.24aa, eerste lid, aanhef en onder b, VV aan een verwesterde minderjarige vrouw als de minderjarige vrouw aannemelijk heeft gemaakt dat bij terugkeer naar Afghanistan sprake is van een onevenredig zware psychosociale druk.
De IND beoordeelt of sprake is een onevenredige psychosociale druk aan de hand van in ieder geval de volgende omstandigheden:
- a.
de mate van verwestering van de minderjarige vrouw;
- b.
individuele humanitaire omstandigheden, waaronder in ieder geval wordt betrokken de medische omstandigheden (bij de minderjarige vrouw of bij een gezinslid) en het overlijden in Nederland van een gezinslid van de minderjarige vrouw; en
- c.
de mogelijkheden tot deelname in de Afghaanse samenleving, waarbij in ieder geval wordt betrokken de samenstelling van het gezin en de aanwezigheid van machtige actoren (stamoudsten, krijgsheren) om de minderjarige vrouw te beschermen.
ad a
De IND beoordeelt de mate van verwestering aan de hand van de volgende omstandigheden:
- •
de minderjarige vrouw is tenminste tien jaar oud;
- •
de verblijfsduur in Nederland bedraagt tenminste acht jaar, gerekend vanaf de datum van de eerste aanvraag tot een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd tot aan de aanvraag tot een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd, zoals in deze paragraaf is omschreven; en
- •
het volgen van onderwijs in Nederland.
Indien de minderjarige vrouw niet voldoet aan één of meer van de onder ad a genoemde omstandigheden, dan rust op de vreemdeling een zwaardere bewijslast om aannemelijk te maken dat zij in het bezit gesteld moet worden van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd op grond van dit beleid.
De IND betrekt ook aspecten die er op duiden dat er geen sprake is een verwesterde schoolgaande minderjarige vrouw, waaronder in ieder geval:
- –
gebrekkige beheersing van de Nederlandse taal;
- –
ongeoorloofd schooluitval; of
- –
(uitingen van) gedrag conform de sociale Afghaanse islamitische normen.
De IND kan besluiten om geen verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd op grond van artikel 3.48, tweede lid onder b, Vb, jo artikel 3.24aa, eerste lid, aanhef en onder b, VV, te verlenen, als sprake is van één van de volgende omstandigheden:
- •
de minderjarige vrouw of een van haar gezinsleden de terugkeer naar Afghanistan frustreert (waaronder het voeren van procedures die enkel zijn gericht op het bemoeilijken van de terugkeer);
- •
de minderjarige vrouw tussentijds is teruggekeerd naar Afghanistan; of
- •
het gestelde in paragraaf B1/4.4 Vc van toepassing is (openbare orde beleid).
De IND merkt de groep vreemdelingen die in aanmerking komt voor de verblijfsvergunning voor verwesterde minderjarige vrouwen aan als bijzondere groep aan wie in het kader van de hardheidsclausule als bedoeld in artikel 3.71, derde lid, Vb vrijstelling van het vereiste te beschikken over een geldige machtiging tot voorlopig verblijf kan worden verleend.
De IND wijst de aanvraag niet af wegens het ontbreken van een geldig document voor grensoverschrijding.
Het uitgangspunt dat verwesterde vrouwen zich kunnen aanpassen (zie C7/3.2.2) blijft voor minderjarige vrouwen bestaan.