Handelingen I 1986/87 (15 maart 1988), 14 476, p. 18-599.
Rb. Noord-Holland, 19-10-2021, nr. 15/119739-21
ECLI:NL:RBNHO:2021:9123
- Instantie
Rechtbank Noord-Holland
- Datum
19-10-2021
- Zaaknummer
15/119739-21
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBNHO:2021:9123, Uitspraak, Rechtbank Noord-Holland, 19‑10‑2021; (Eerste aanleg - meervoudig)
- Vindplaatsen
Uitspraak 19‑10‑2021
Inhoudsindicatie
Vrijspraak 140 lid 2 Sr. Dragen van een hesje van motorclub Singa 19 geen voortzetting van de werkzaamheid van verboden organisatie Satudarah. Evenmin sprake van overtreding APV
Partij(en)
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Team Straf, locatie Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/119739-21
Uitspraakdatum: 19 oktober 2021
Tegenspraak (artikel 279 Sv)
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 5 oktober 2021 in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres ( [adres]
.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. D. Sarian en van hetgeen de gemachtigd raadsman van verdachte, mr. J.J.J. van Rijsbergen, advocaat te Breda, naar voren heeft gebracht.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
primair
hij op of omstreeks 2 december 2020 in de gemeente Hoorn heeft deelgenomen aan de voortzetting van de werkzaamheid van een organisatie die bij een onherroepelijke rechterlijke beslissing verboden is verklaard,
immers heeft hij verdachte toen en daar op de openbare weg een hesje gedragen met patches en/of afbeeldingen en/of teksten van Saudarah en/of Satudarah MC en/of Singa 19 MC, zijnde Singa 19 MC een opvolger van Saudarah en/of Satudarah MC, welke Saudarah en Satudarah MC bij onherroepelijke uitspraak van de Hoge Raad der Nederlanden van 13 november 2020 verboden zijn verklaard;
subsidiair
hij op of omstreeks 2 december 2020 in de gemeente Hoorn op een openbare plaats, te weten op of nabij de N307 en/of de A7, zichtbaar kleding en/of (een) goed(eren) heeft gedragen en/of bij zich heeft gehad en/of heeft vervoerd die/dat (een) uiterlijke kenmerk(en) is/zijn van een organisatie die bij rechterlijke uitspraak of bestuurlijk besluit verboden is verklaard of is ontbonden vanwege een werkzaamheid of doel in strijd met de openbare orde,
immers heeft hij, verdachte, toen en daar, een hesje met patches en/of afbeeldingen en/of teksten van Saudarah en/of Satudarah MC en/of Singa 19 MC, zijnde Singa 19 MC een opvolger van Satudarah MC, waarbij de patches en/of afbeeldingen van Singa 19 MC uiterlijke kenmerk(en) is/zijn van Saudarah en/of Satudarah MC, gedragen en/of aan gehad, terwijl Saudarah en Satudarah MC op 13 november 2020 door de Hoge Raad der Nederlanden verboden zijn verklaard.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Standpunten van partijen
3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich in de eerste plaats op het standpunt gesteld dat de motorclub Singa 19 kan worden aangemerkt als een voortzetting van de motorclub(s) Satudarah MC en/of Saudarah, welke clubs bij onherroepelijke uitspraak van de Hoge Raad van 13 november 2020 verboden zijn verklaard.
Voorts heeft de officier van justitie betoogd dat de uiterlijke kenmerken van Satudarah en Saudarah, als wezenlijk onderdeel van de clubcultuur, bijzondere elementen zijn van de werkzaamheid van deze verboden organisaties en dat verdachte door het in de publieke ruimte dragen van het hesje van Singa 19 heeft deelgenomen aan de voorzetting van de werkzaamheid van die verboden organisaties. Daarbij is volgens de officier van justitie van belang dat het dragen van bedoelde uiterlijke kenmerken gevaar oplevert of kan opleveren voor de openbare orde.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit.
Voor het geval de rechtbank tot een ander oordeel komt, heeft de officier van justitie gesteld dat ook de subsidiair ten laste gelegde overtreding van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) van de gemeente Hoorn wettig en overtuigend bewezen kan worden.
Gelet op de overeenkomsten tussen de uitingsvormen (colors, leeuwenkop en patches) van Satudarah MC en Saudarah enerzijds en het uiterlijk van het hesje van Singa 19 dat verdachte droeg anderzijds, heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het op de openbare weg dragen van een hesje dat uiterlijke kenmerken heeft van een organisatie die bij rechterlijke uitspraak verboden is verklaard, aldus de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 weken, waarvan vier weken voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht verdachte vrij te spreken van zowel het primair als het subsidiair ten laste gelegde.
Met betrekking tot het primaire feit heeft de verdediging allereerst beklemtoond dat Singa 19 geen verboden motorclub is. De beslissing van de Hoge Raad van 13 november 2020 ziet slechts op Satudarah en de supportclubs Saudarah en Supportcrew 999. Uit de afwijzing van het gelijktijdige verzoek van het Openbaar Ministerie tot verbodenverklaring van Yellow Snakes kan worden afgeleid dat een enkele sterke verwevenheid met Satudarah onvoldoende is om een andere club verboden te verklaren. De raadsman heeft in dit verband verwezen naar de uitspraak van de Hoge Raad van 24 april 2020 betreffende de verbodenverklaring van Bandidos MC, waaruit naar voren komt dat toewijzing van een verzoek ex artikel 2:20 BW lid 1 van het Openbaar Ministerie om een rechtspersoon verboden te verklaren en ontbinden, tot gevolg heeft dat uitsluitend de rechtspersoon ten aanzien van wie het verzoek is gedaan wordt verboden verklaard en ontbonden, en niet tevens een andere rechtspersoon.
De verdediging heeft voorts het standpunt ingenomen dat Singa 19 geen voortzetting is van Satudarah. Voor zover de rechtbank mocht oordelen dat dit wel het geval is, moet, gelet op de wetsgeschiedenis, worden nagegaan of sprake is van een voortzetting van de ongeoorloofde werkzaamheid van Satudarah. Een ongeloorloofde werkzaamheid is dat wat de aanleiding is geweest voor de verbodenverklaring, in dit geval de zwaarwegende strafbare feiten zoals vastgesteld door de rechtbank, het Hof en de Hoge Raad. Van het plegen van dergelijke feiten door de leden van Singa 19 blijkt in het geheel niet, aldus de raadsman. Van een voortzetting van de werkzaamheid van Satudarah is zijns inziens dan ook geen sprake.
Ook van het subsidiair ten laste gelegde dient verdachte te worden vrijgesproken in de visie van de verdediging. Singa 19 is geen verboden motorclub en het hesje dat verdachte droeg is dus geen kleding van een verboden verklaarde organisatie.
3.3
Vrijspraak
Primair
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte primair is ten laste gelegd, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Niet in geschil is dat verdachte op 2 december 2020 in de gemeente Hoorn op de openbare weg een hesje heeft gedragen van de motorclub Singa 19.
Voorts staat vast dat de informele verenigingen Satudarah MC en Saudarah bij onherroepelijke uitspraak van de Hoge Raad van 13 november 2020 verboden zijn verklaard.
De vraag die thans voorligt is of het op de openbare weg dragen van een hesje van Singa 19 een handeling is die heeft te gelden als de voortzetting van de werkzaamheid van een verboden verklaarde organisatie, in casu Satudarah dan wel Saudarah.
De rechtbank is van oordeel dat op basis van het dossier niet kan worden vastgesteld of Singa 19 als organisatie de facto een voortzetting is van Satudarah dan wel Saudarah. Het dossier bevat geen informatie over constituerende elementen als de opbouw en organisatie van Singa 19, de datum van oprichting, de grootte en samenstelling van het ledenbestand, de organisatie en personele samenstelling van het bestuur, eventuele clubregels of ideologie, et cetera.
Wel kan worden vastgesteld dat het hesje van Singa 19 dat verdachte droeg qua kleurstelling, vormgeving en logo overeenkomsten vertoont met de uiterlijke kenmerken die hoorden bij Satudarah en Saudarah. Ook is gebleken dat Singa 19 een aantal dezelfde leden heeft en van hetzelfde clubhuis in Hoorn gebruik maakte als Satudarah MC North Coast. Dit duidt op een zekere verwevenheid. Deze verwevenheid is naar het oordeel van de rechtbank echter onvoldoende om te kunnen zeggen dat Singa 19 zich in haar optreden naar buiten toe heeft gemanifesteerd als een voortzetting van Satudarah of Saudarah.
Ook zonder vaststelling van voortzetting van de organisatie zelf, kan sprake zijn van een voortzetting van de werkzaamheid van de verboden organisatie. Bij het antwoord op de vraag of hier sprake van is, spelen de gedragingen die ten grondslag hebben gelegen aan de verbodenverklaring een belangrijke rol. Beoordeeld moet worden of sprake is van soortgelijke gedragingen of gedragingen die deze ondersteunen. Blijkens de wetsgeschiedenis is dat voor de vaststelling of sprake is van de voortzetting van de werkzaamheden van een verboden organisatie, noodzakelijk. Daar wordt immers opgemerkt: “Wanneer een verboden groepering voortgaat op een wijze die niet strijdig is met de openbare orde, zie ik geen reden om artikel 140, tweede lid toe te passen. Als alleen de politieke werkzaamheid wordt voortgezet en niet bij voorbeeld de discriminatie, dan wordt daarmee de werkzaamheid geoorloofd, want er is dan geen voortzetting meer van de ongeoorloofde werkzaamheid.”1.
Aan de verbodenverklaring van Satudarah en Saudarah liggen tal van verboden en grotendeels ook ernstig verwijtbare criminele gedragingen ten grondslag. Gedragingen die door hun frequentie en als gevolg van de intimidatie die van het optreden door leden van een duidelijk herkenbare groep als Satudarah uitgaat, uitstralen naar een wijdere kring van niet-betrokken burgers.
Uit het dossier is niet gebleken dat het dragen van een hesje van Singa 19 dezelfde intimiderende en dreigende uitstraling heeft als dat bij de clubkleding van Satudarah en Saudarah het geval was. Dat het hesje overeenkomsten vertoont met de uiterlijke kenmerken van Satudarah en Saudarah acht de rechtbank hiervoor onvoldoende. Evenmin blijkt uit het dossier van het plegen van strafbare feiten of van intimiderend en/of gewelddadig optreden naar buiten toe door de leden van Singa 19 individueel, laat staan in groepsverband met elkaar, in het ruim driejarig bestaan van deze club. Het dossier en het verhandelde ter terechtzitting bieden dan ook onvoldoende omstandigheden om vast te kunnen stellen dat de feiten en omstandigheden die ten grondslag hebben gelegen aan de beslissing om Satudarah en Saudarah verboden te verklaren, worden teruggezien bij Singa 19.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat niet is komen vast te staan dat het enkele dragen van een hesje van Singa 19 op de openbare weg een voortzetting van de werkzaamheid van Satudarah of Saudarah oplevert.
Subsidiair
Ook van het subsidiair ten laste gelegde moet verdachte naar het oordeel van de rechtbank worden vrijgesproken.
Op grond van artikel 2:81 van de APV Hoorn, zoals dit luidde ten tijde van het ten laste gelegde, is het – voor zover hier van belang – verboden om kleding te dragen die een uiterlijk kenmerk is van een organisatie die bij rechterlijke uitspraak of bestuurlijk besluit verboden is verklaard. Verdachte droeg op 2 december 2020 een hesje van de motorclub Singa 19. Anders dan Satudarah MC en Saudarah was en is Singa 19 niet verboden bij rechterlijke uitspraak of bestuurlijk besluit. Verdachte heeft dus geen kleding gedragen van een verboden verklaarde organisatie in de zin van voornoemde bepaling.
4. Beslissing met betrekking tot inbeslaggenomen voorwerp
De rechtbank is van oordeel dat het onder verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten
- 1 vest (G1214162)
dient te worden teruggegeven aan verdachte, nu het belang van strafvordering zich niet tegen teruggave verzet.
5. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte primair en subsidiair is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Gelast de teruggave aan verdachte van:
- 1 vest (G1214162).
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. J. van Beek, voorzitter,
mrs. L. Boonstra en A.M.A. Beckers, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. C.M.A. van der Meij,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 19 oktober 2021.
Mr. Beckers is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 19‑10‑2021