Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) Nr. 904/2010 betreffende de administratieve samenwerking en de bestrijding van fraude op het gebied van de belasting over de toegevoegde waarde
Artikel 47 ter
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2021
- Redactionele toelichting
De datum van inwerkingtreding is de datum van toepassing.
- Bronpublicatie:
05-12-2017, PbEU 2017, L 348 (uitgifte: 29-12-2017, regelingnummer: 2017/2454)
- Inwerkingtreding
01-07-2021
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
20-07-2020, PbEU 2017, L 348 jo PbEU 2020, L 244 (uitgifte: 29-07-2020, regelingnummer: 2020/1108)
05-12-2017, PbEU 2017, L 348 jo PbEU 2020, L 244 (uitgifte: 29-12-2017, regelingnummer: 2017/2454)
- Vakgebied(en)
Europees belastingrecht / Administratieve bijstand en invordering
1.
De lidstaten bepalen dat de in artikel 361 van Richtlijn 2006/112/EG bedoelde mededeling die door de belastingplichtige die gebruikmaakt van de bijzondere regeling in titel XII, hoofdstuk 6, afdeling 2, van die richtlijn, bij aanvang van zijn activiteiten aan de lidstaat van identificatie wordt gedaan, geschiedt langs elektronische weg. De mededeling van gelijkaardige gegevens voor de identificatie van de belastingplichtige die gebruikmaakt van de bijzondere regeling in titel XII, hoofdstuk 6, afdeling 3, van Richtlijn 2006/112/EG bij de aanvang van diens activiteiten overeenkomstig artikel 369 quater van die richtlijn, geschiedt langs elektronische weg. Alle wijzigingen in de overeenkomstig artikel 361, lid 2, en artikel 369 quater van Richtlijn 2006/112/EG verstrekte inlichtingen worden ook langs elektronische weg meegedeeld.
2.
De lidstaat van identificatie zendt de meegedeelde inlichtingen langs elektronische weg toe aan de bevoegde autoriteiten van de andere lidstaten, binnen tien dagen te rekenen vanaf het einde van de maand waarin de mededeling van de belastingplichtige die gebruikmaakt van een van de bijzondere regelingen in titel XII, hoofdstuk 6, afdelingen 2 en 3, van Richtlijn 2006/112/EG is ontvangen. Op dezelfde wijze stelt de lidstaat van identificatie de bevoegde autoriteiten van de andere lidstaten in kennis van de in die afdelingen 2 en 3 bedoelde btw-identificatienummers.
3.
Indien de belastingplichtige die gebruikmaakt van een van de bijzondere regelingen in titel XII, hoofdstuk 6, afdelingen 2 en 3, van Richtlijn 2006/112/EG, van die bijzondere regeling wordt uitgesloten, stelt de lidstaat van identificatie de bevoegde autoriteiten van de andere lidstaten daarvan onverwijld in kennis langs elektronische weg.