Hof Amsterdam, 21-11-2014, nr. 23-000978-14
ECLI:NL:GHAMS:2014:4855, Cassatie: (Gedeeltelijke) vernietiging met terugwijzen
- Instantie
Hof Amsterdam
- Datum
21-11-2014
- Zaaknummer
23-000978-14
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHAMS:2014:4855, Uitspraak, Hof Amsterdam, 21‑11‑2014; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2016:1116, (Gedeeltelijke) vernietiging met terugwijzen
Uitspraak 21‑11‑2014
Inhoudsindicatie
Vrijspraak ongewenst vreemdeling. Niet gebleken is dat de verdachte van het tegen hem uitgevaardigde inreisverbod op de hoogte was. Publicatie in de Staatscourant doet hieraan niet af.
parketnummer: 23-000978-14
datum uitspraak: 21 november 2014
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 25 februari 2014 in de strafzaak onder parketnummer 13-702563-13 tegen
[verdachte] ,
geboren te Onbekend (Algerije) op [geboortedag] 1985,
adres: Thans zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 7 november 2014, en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op 25 juli 2013 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, als vreemdeling heeft verbleven, terwijl hij wist of ernstige reden had te vermoeden, dat hij op grond van een wettelijk voorschrift tot ongewenst vreemdeling is verklaard of tegen hem een inreisverbod is uitgevaardigd met toepassing van artikel 66a, lid 7, van de Vreemdelingenwet.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de rechtbank.
Vordering van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een maand gevangenisstraf met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht.
Vrijspraak
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken. Het hof overweegt hiertoe als volgt.
De verdachte is op 1 november 2005 ongewenst verklaard, welk besluit aan hem op 8 november 2005 in persoon is uitgereikt. Ten tijde van het ten laste gelegde was de ongewenstverklaring opgeheven, zodat de verdachte van dit deel van de tenlastelegging dient te worden vrijgesproken. Bij besluit van 17 juli 2013 is tegen de verdachte een inreisverbod uitgevaardigd. Niet gebleken is dat de verdachte van dit inreisverbod op de hoogte is geraakt. Het enkele feit dat het inreisverbod op 22 juli 2013 in de Staatscourant is gepubliceerd, doet hieraan niet af.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. H.A. van Eijk, mr. E. Mijnsberge en mr. F.M.D. Aardema, in tegenwoordigheid van mr. M.A. Docter, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 21 november 2014.
Mr. Mijnsberge is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[....]
.