CBb, 24-07-2013, nr. AWB 12/811
ECLI:NL:CBB:2013:85
- Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Datum
24-07-2013
- Zaaknummer
AWB 12/811
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:CBB:2013:85, Uitspraak, College van Beroep voor het bedrijfsleven, 24‑07‑2013; (Eerste en enige aanleg)
- Wetingang
Winkeltijdenwet
Uitspraak 24‑07‑2013
Inhoudsindicatie
geen procesbelang, beroep niet-ontvankelijk, kosten bezwaarfase, schade
Partij(en)
uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
Zaaknummer: 12/811
12500
Uitspraak van de meervoudige kamer van 24 juli 2013 in de zaak tussen
Kippie B.V., te Poeldijk en Roobol Woninginrichting B.V., te Barendrecht, appellanten
(gemachtigde: mr. L.C.J. Dekkers),
en
burgemeester en wethouders van Leiderdorp, verweerders
(gemachtigde: mr. drs. J.W. Edinga).
Procesverloop
Bij besluit van 18 januari 2012 (het primaire besluit) hebben verweerders voor een vijftal zondagen in 2012 ontheffing verleend van artikel 2 van de Winkeltijdenwet.
Bij besluit van 27 juni 2012 (het bestreden besluit) hebben verweerders het bezwaar van appellanten ongegrond verklaard verklaard.
Appellanten hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 juli 2013. Appellanten en hun gemachtigde zijn, zoals was aangekondigd, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Overwegingen
1.
Verweerders hebben betoogd dat appellanten geen belang meer hebben bij een inhoudelijk oordeel over hun beroep omdat de verleende ontheffing op 25 november 2012 is uitgewerkt. Bovendien heeft de raad van de gemeente Leiderdorp op 13 mei 2013 de nieuwe Winkeltijdenverordening Leiderdorp 2013 vastgesteld, die in werking treedt op de dag dat de nieuwe Winkeltijdenwet in werking treedt. In deze verordening is bepaald dat winkels op alle zon- en feestdagen van het kalenderjaar geopend kunnen zijn tussen 06.00 uur en 22.00 uur.
2.
Het College stelt voorop dat de periode waarop de ontheffing betrekking had, is verstreken. De Wet van 11 juni 2013 tot wijziging van de Winkeltijdenwet in verband met het verruimen van de bevoegdheid van gemeenten om vrijstelling te verlenen van de verboden met betrekking tot de zondag en een aantal feestdagen (Stb. 2013, 217) is per 1 juli 2013 in werking getreden (Stb. 2013, 218). Vaststaat derhalve dat sinds 1 juli 2013 in Leiderdorp winkels op alle zon- en feestdagen van het kalenderjaar geopend kunnen zijn tussen 06.00 uur en 22.00 uur. Dit betekent dat een ontheffing van het verbod op zondagopenstelling tussen 06.00 uur en 22.00 uur in Leiderdorp niet meer nodig is, en dat een inhoudelijk oordeel van het College over de rechtmatigheid van de voor 2012 verleende ontheffing, die voor deze tijdsduur gold, met het oog op eventuele toekomstige aanvragen niet aan de orde is.
3.
Appellanten zouden belang kunnen hebben bij een inhoudelijk oordeel indien zij tot op zekere hoogte aannemelijk maken dat zij schade hebben geleden ten gevolge van de aangevochten besluitvorming. Bij brief van 1 juli 2013 hebben appellanten gesteld dat met het oog op een mogelijk verzoek tot vergoeding van schade die appellanten ten gevolge van het bestreden besluit hebben geleden, een oordeel ten aanzien van de rechtmatigheid van het besluit relevant is. Het College overweegt dat, nu een nadere duiding van de gestelde geleden schade ontbreekt, onvoldoende aannemelijk is geworden dat appellanten schade hebben geleden ten gevolge van de ontheffing. Daarom moet ervan worden uitgegaan dat geen procesbelang resteert met het oog op een verzoek tot schadevergoeding
4.
Tot slot overweegt het College dat het belang van appellanten, anders dan zij stellen, evenmin kan liggen in een uitspraak over vergoeding van kosten die zijn gemaakt in de bezwaarfase. Vaststaat dat appellanten in de bezwaarfase niet om vergoeding van kosten hebben verzocht. Uit artikel 7:15, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht volgt dat deze kosten, waarvan overigens niet gebleken is dat zij gemaakt zijn, dan niet meer voor vergoeding in aanmerking komen.
5.
Gelet op het vorenstaande is het College van oordeel dat het beroep niet-ontvankelijk is wegens het ontbreken van procesbelang. Onder deze omstandigheden bestaat geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding.
Beslissing
Het College verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. van Duuren, mr. R.F.B. van Zutphen en mr. C.J. Waterbolk, in aanwezigheid van mr. E. van Kerkhoven, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op24 juli 2013.
w.g. M. van Duuren w.g. E. van Kerkhoven