Rb. Dordrecht, 27-09-2010, nr. 10/301, nr. 11/993350-09, nr. 11/993351-09, nr. 11/993352-09
ECLI:NL:RBDOR:2010:BN9451
- Instantie
Rechtbank Dordrecht
- Datum
27-09-2010
- Zaaknummer
10/301
11/993350-09
11/993351-09
11/993352-09
- LJN
BN9451
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBDOR:2010:BN9451, Uitspraak, Rechtbank Dordrecht, 27‑09‑2010; (Raadkamer)
- Vindplaatsen
Uitspraak 27‑09‑2010
Inhoudsindicatie
552a Sv-beklag door officier van justitie in rechtshulpcontext. De officier van justitie wil van door de rechter-commissaris gelegd en onder haar berustend beslag kennisnemen voor Nederlands strafrechtelijk onderzoek. Slechts de officier van justitie hoeft te worden gehoord, beslagenen zijn geen procesdeelnemers (23 lid 2 Sv). De officier van justitie kon tegen een brief van de rechter-commissaris over het onthouden van kennisneming niet in beroep (446 lid 2 Sv). Hij is in dit uitzonderlijke geval belanghebbende (552a Sv). Het beklag is ongegrond, want 552p Sv verzet zich tegen kennisneming voordat de rechtbank verlof heeft verleend.
RECHTBANK DORDRECHT
Sector Strafrecht
Meervoudige raadkamer
Registratienummer: 10/301
FP-parketnummers: 11/993350-09, 11/993351-09, 11/993352-09
RC-nr: 99/624
Uitspraakdatum: 27 september 2010
1. Ontstaan en loop van de procedure
Op de griffie is op grond van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) een klaagschrift ingediend door mr. P.T.R. Bliek,
officier van justitie bij het Functioneel Parket, in dezen optredend in het arrondissement Dordrecht,
Postbus 640,
5201 AP 's-Hertogenbosch.
Het klaagschrift is gedateerd op 5 maart 2010. Het strekt ertoe dat voorwerpen en digitale bestanden/gegevensdragers die door de rechter-commissaris in beslag zijn genomen (hierna: het inbeslaggenomene), ter beschikking van de officier van justitie worden gesteld ten behoeve van Nederlands strafrechtelijk onderzoek.
De rechtbank heeft het klaagschrift op 27 september 2010 op een openbare raadkamerzitting behandeld. De officier van justitie was daarbij aanwezig en is gehoord. Gelijktijdig waren op deze zitting aan de orde:
- een vordering op grond van artikel 552p, tweede lid Sv. Zij is afkomstig van dezelfde officier van justitie en betreft het inbeslaggenomene. Zij strekt ertoe dat de rechtbank verlof verleent om het inbeslaggenomene ter beschikking te stellen van de (rechtshulp)officier van justitie, gelet op rechtshulpverzoeken van de Republiek Mauritius en met inachtneming van het hier toepasselijke Verdrag van de Verenigde Naties tegen corruptie;
- drie klaagschriften op grond van artikel 552a Sv. Zij zijn ingediend vanwege (rechts)personen onder wie beslag is gelegd (hierna: de beslagenen). Voor hen verschenen in de respectieve zaken: mr. M.J. Smit, advocaat te Dordrecht, mr. D.S. Schreuders, advocaat te Amsterdam en mr. G.J.K. Elsen en dr. mr. P.M. van Russen Groen, advocaten te 's-Gravenhage.
Er is proces-verbaal opgemaakt van wat ter zitting plaatsvond en de inhoud daarvan wordt als hier ingelast beschouwd. De rechtbank heeft op de zitting beschikt dat de behandeling van, kort gezegd, de verlofvordering wordt aangehouden en bepaald dat op de klaagschriften die vanwege beslagenen zijn ingediend, op 11 oktober 2010 wordt beschikt. De voor de behandeling van deze klaagschriften aanwezige advocaten hebben opgemerkt dat het klaagschrift van de officier van justitie niet verder kan worden behandeld, omdat de beslagenen daarvoor niet zijn opgeroepen. Mr. Elsen heeft, ten overvloede, nog opgemerkt dat de officier van justitie op grond van artikel 552a Sv geen klaagschrift kan indienen, omdat hij op grond van artikel 446, eerste lid Sv had kunnen opkomen tegen de beschikking van de rechter-commissaris om hem kennisneming van het inbeslaggenomene te onthouden en omdat een officier van justitie geen 'belanghebbende' kan zijn in de zin van artikel 552a, eerste lid Sv.
2. Beoordeling
2.1. Juridisch kader
Artikel 23, tweede lid Sv bepaalt: 'Door de raadkamer worden het openbaar ministerie, de verdachte en andere procesdeelnemers gehoord, althans hiertoe opgeroepen, tenzij anders is voorgeschreven.' De wetsgeschiedenis van dit artikel leert: 'Het begrip procesdeelnemer laat zich niet nauwkeuriger omschrijven vanwege de veelheid en diversiteit van de raadkamerprocedures. [...] Onder dit begrip vallen in elk geval indieners van verzoek-, klaag- en bezwaarschriften en voorts allen die de raadkamer als procesdeelnemer aanmerkt' (Kamerstukken II 1991/92, 22 584, nr. 3, p. 9 (MvT)); en: 'Het voorgestelde artikel 23 van het Wetboek van Strafvordering geeft de raadkamer de bevoegdheid personen die zij aanmerkt als procesdeelnemer op te roepen voor de behandeling' (Kamerstukken II 1992/93, 22 584, nr. 6, p. 2 (MvA)).
Artikel 446, eerste lid Sv bepaalt: 'Voor zover niet bijzondere bepalingen het recht van hoger beroep van het openbaar ministerie regelen, kan dit van alle beschikkingen van de rechtbank of de rechter-commissaris waarbij een krachtens dit wetboek genomen vordering niet is toegewezen, binnen veertien dagen in hoger beroep komen bij het gerechtshof of de rechtbank. Is echter de hoofdzaak niet voor hoger beroep vatbaar dan is binnen gelijke termijn alleen beroep in cassatie toegelaten.'
Artikel 552a, eerste lid Sv bepaalt: 'De belanghebbenden kunnen zich schriftelijk beklagen over inbeslagneming, over het gebruik van in beslag genomen voorwerpen, [...], over de kennisneming of het gebruik van gegevens, vastgelegd tijdens een doorzoeking [...], [...].' De wetsgeschiedenis van voormalig artikel 103, de voorganger van artikel 552a Sv, bevat geen nadere uitleg van het begrip 'belanghebbende' (vgl. Kamerstukken II 1913/14, 286, nr. 3, p. 92 (MvT)). Rechtspraak waarbij de officier van justitie als 'belanghebbende' is aangemerkt, is de rechtbank niet bekend, net zo min als rechtspraak waarbij dit is uitgesloten.
Artikel 552p, tweede lid Sv bepaalt: 'De door de rechter-commissaris in beslag genomen stukken van overtuiging en onder hem berustende gegevensdragers waarop gegevens zijn opgenomen die zijn vergaard met gebruikmaking van enige strafvorderlijke bevoegdheid worden ter beschikking van de officier van justitie gesteld, voor zover de rechtbank, met inachtneming van het toepasselijke verdrag, daartoe verlof verleent.'
2.2. Horen, althans oproepen
De rechtbank overweegt, ambtshalve, als volgt over het niet-oproepen van beslagenen voor de behandeling van het klaagschrift van de officier van justitie. Beslagenen hoeven slechts te worden opgeroepen, indien zij 'procesdeelnemer' in de zin van artikel 23, tweede lid Sv zijn. Blijkens de wetsgeschiedenis heeft de rechter een ruime, met de aan de orde zijnde procedure verwante vrijheid waar het gaat om het aanmerken van een persoon als procesdeelnemer. Bepalend is voor de rechtbank of de desbetreffende persoon een direct belang heeft bij de te nemen beschikking. In dit geval betreft het de situatie van een officier van justitie die zich beklaagt over (het niet kunnen beschikken over) het inbeslaggenomene. Los van de in 2.3 te bespreken vraag of de officier van justitie in dit geval 'belanghebbende' is in de zin van artikel 552a, eerste lid Sv, overweegt de rechtbank dat alleen hij in deze context een direct belang heeft. De rechtbank oordeelt daarom, ambtshalve, dat de officier van justitie met uitsluiting van anderen moest worden gehoord, althans opgeroepen, en dat is gebeurd.
2.3. Belanghebbende
De rechtbank overweegt, ambtshalve, als volgt over de vraag of de officier van justitie in dit geval'belanghebbende' is in de zin van artikel 552a, eerste lid Sv. Voor de rechtbank is ieder wiens belang door een in artikel 552a, eerste lid Sv genoemde handeling is getroffen, belanghebbende. Gewoonlijk behoort de officier van justitie - nota bene degene die zeggenschap heeft over hetgeen in beslag is genomen - niet tot deze kring. Dat ligt in dit uitzonderlijke geval echter anders vanwege de internationaalstrafvorderlijke context. Op grond immers van een vordering naar aanleiding van in haar handen gestelde Mauritiaanse rechtshulpverzoeken heeft de rechter-commissaris beslag gelegd. Dit beslag berust op grond van artikel 552p, tweede lid Sv onder haar in afwachting van verkregen verlof van de rechtbank. Zij heeft in antwoord op vragen van de officier van justitie - hetgeen overigens iets anders is dan een appellabele beschikking waarbij een krachtens het Wetboek van Strafvordering genomen vordering niet is toegewezen, vgl. artikel 446, eerste lid Sv - de kennisneming daarvan door hem onthouden. Stellend dat sprake is van een lopend Nederlands strafrechtelijk onderzoek en dat het onderzoeksbelang kennisneming en gebruik van stukken door de officier van justitie dringend vordert, is de rechtbank, ambtshalve, van oordeel dat de officier van justitie in dit geval belanghebbende is in de zin van artikel 552a, eerste lid Sv.
2.4. Inhoudelijk oordeel
De rechtbank overweegt dat artikel 552p, tweede lid Sv bepaalt dat het inbeslaggenomene ter beschikking van de officier van justitie wordt gesteld 'voor zover de rechtbank [...] daartoe verlof verleent'. Het is de rechtbank ambtshalve - zij verwijst naar het procesverloop dat onder 1 is weergegeven - bekend dat dergelijk verlof niet is verleend. De behandeling van de vordering daartoe is immers aangehouden. Het dwingende voorschrift van artikel 552p, tweede lid, Sv noopt er dan ook toe het klaagschrift ongegrond te verklaren.
3. Beslissing
De rechtbank verklaart het klaagschrift ongegrond.
Deze beschikking is gegeven door mr. drs. T.F. van der Lugt, voorzitter, mr. M.A. Waals en mr. F. van Laanen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.I. van der Hoek, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 27 september 2010.
Mr. F. van Laanen is wegens afwezigheid buiten staat deze beschikking mede te ondertekenen.
Registratienummer: 10/301