Wet beloningsbeleid financiële ondernemingen
Artikel II
Geldend
Geldend vanaf 01-04-2015
- Bronpublicatie:
29-10-2015, Stb. 2015, 428 (uitgifte: 24-11-2015, kamerstukken: 34198)
- Inwerkingtreding
01-04-2015
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
02-12-2015, Stb. 2015, 504 (uitgifte: 16-12-2015, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Arbeidsrecht / Arbeidsovereenkomstenrecht
Financieel recht / Financieel toezicht (juridisch)
Ondernemingsrecht / Corporate governance
1.
Artikel 1:128, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van de Wet op het financieel toezicht is niet van toepassing:
- a.
op reeds voor 26 oktober 2011 toegekende, maar nog niet uitgekeerde variabele beloningen van haar bestuurders, indien een financiële onderneming op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet steun geniet en deze steun reeds voor 6 oktober 2011 was verleend;
- b.
op reeds voor dat tijdstip toegekende, maar nog niet uitgekeerde variabele beloningen van personen die een leidinggevende functie vervullen direct onder het echelon van de dagelijks beleidsbepalers en verantwoordelijk zijn voor natuurlijke personen wier werkzaamheden het risicoprofiel van de onderneming wezenlijk kunnen beïnvloeden, indien een financiële onderneming op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet steun geniet.
2.
In afwijking van artikel 1:128, eerste lid, onderdeel b, van de Wet op het financieel toezicht wordt:
- a.
indien een financiële onderneming op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet steun geniet en deze steun reeds voor 6 oktober 2011 was verleend, bij het bepalen van de waarde van de vaste beloningen van haar bestuurders uitgegaan van de waarde die deze vaste beloningen hadden op 20 juni 2012, met dien verstande dat de voor de toepassing van artikel 1:128, eerste lid, onderdeel b, in acht te nemen waarde ten hoogste 120% van de waarde op 26 oktober 2011 bedraagt;
- b.
indien een financiële onderneming op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet steun geniet en deze steun reeds voor dat tijdstip was verleend, bij het bepalen van de waarde van de vaste beloningen van personen die een leidinggevende functie vervullen direct onder het echelon van de dagelijks beleidsbepalers en verantwoordelijk zijn voor natuurlijke personen wier werkzaamheden het risicoprofiel van de onderneming wezenlijk kunnen beïnvloeden uitgegaan van de waarde die deze vaste beloningen hadden op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet.
3.
In een geval als bedoeld in artikel 1:128, vierde of vijfde lid, van de Wet op het financieel toezicht wordt voor de toepassing van het eerste en tweede voor ‘financiële onderneming’ gelezen: de aan het hoofd van de groep staande groepsmaatschappij, onderscheidenlijk de binnen de groep hiërarchisch hoogste groepsmaatschappij met zetel in Nederland en de tot die groep behorende banken en verzekeraars.