Rb. Rotterdam, 17-04-2021, nr. C/10/585376 / JE RK 19-3366
ECLI:NL:RBROT:2021:4344, Hoger beroep: (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Instantie
Rechtbank Rotterdam
- Datum
17-04-2021
- Zaaknummer
C/10/585376 / JE RK 19-3366
- Vakgebied(en)
Personen- en familierecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBROT:2021:4344, Uitspraak, Rechtbank Rotterdam, 17‑04‑2021; (Beschikking)
ECLI:NL:RBROT:2020:3914, Uitspraak, Rechtbank Rotterdam, 17‑04‑2020; (Beschikking)
Hoger beroep: ECLI:NL:CRVB:2021:1475, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
Uitspraak 17‑04‑2021
Inhoudsindicatie
Telefonisch horen tijdens corona-crisis. Verlenging ondertoezichtstelling en herbenoeming bijzondere curator. Aanhouding verzoek uithuisplaatsing.
Partij(en)
beschikking
RECHTBANK ROTTERDAM
Team Jeugd
Zaakgegevens: C/10/585376 / JE RK 19-3366
datum uitspraak: 17 april 2020
beschikking verlenging ondertoezichtstelling
in de zaak van
de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, hierna te noemen de GI, gevestigd te Amsterdam,
betreffende
[naam kind 1] , geboren op [geboortedatum kind 1] 2004 te [geboorteplaats kind 1], hierna te noemen [naam kind 1],
[naam kind 2] , geboren op [geboortedatum kind 2] 2006 te [geboorteplaats kind 2],
hierna te noemen [naam kind 2].
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[naam moeder], hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats moeder],
[naam 1], hierna te noemen de juridische vader,
zonder bekende woon- of verblijfplaats,
[naam curator], de bijzondere curator over [naam kind 1] en [naam kind 2],
hierna te noemen de bijzondere curator, kantoorhoudende te [adres curator].
De kinderrechter merkt als informanten aan:
[naam vader], hierna te noemen de biologische vader, wonende te [woonplaats vader],
[naam tante], hierna te noemen de tante vaderszijde, wonende te [woonplaats tante].
Het procesverloop
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- de beschikking van de kinderrechter in deze rechtbank van 14 december 2019 en de daaraan ten grondslag liggende stukken;
- een brief met bijlage van [naam curator] van 10 april 2020, ingekomen bij de griffie op10 april 2020;
- een e-mailbericht van [naam curator] van 16 april 2020, ingekomen bij de griffie op16 april 2020;
- een brief met bijlage van [naam curator] van 17 april 2020, ingekomen bij de griffie op17 april 2020.
Op 17 april 2020 zou de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandelen.
Omdat in verband met het COVID-19 virus de rechtbanken slechts zeer beperkt toegankelijk zijn, zijn betrokkenen in de gelegenheid gesteld om telefonisch gehoord te worden.
De kinderrechter heeft tijdens een groepsgesprek telefonisch gehoord:
- de moeder,
- de biologische vader,- de tante vaderszijde,
- de bijzondere curator,
- een vertegenwoordigster van de GI, te weten [naam 2].
Ten aanzien van het telefonisch horen van [naam kind 1] en [naam kind 2] en de juridische vader overweegt de kinderrechter het volgende.
De kinderrechter heeft [naam kind 1] in de gelegenheid gesteld om zijn mening kenbaar te maken. Zo heeft de kinderrechter tevergeefs getracht telefonisch contact met hem op te nemen op het door de Raad verstrekte telefoonnummer. [naam kind 1] heeft de telefoonoproep van de kinderrechter echter niet beantwoord. Wel heeft de moeder deze oproep beantwoord en meegedeeld dat [naam kind 1] nog sliep.
Ook heeft de kinderrechter [naam kind 2] in de gelegenheid gesteld om haar mening kenbaar te maken. Zo heeft de kinderrechter twee maal tevergeefs getracht telefonisch contact met haar op te nemen op het door de Raad verstrekte telefoonnummer. [naam kind 2] heeft de telefoonoproep van de kinderrechter niet beantwoord.
Gelet op het voorgaande gaat de kinderrechter ervan uit dat [naam kind 1] en [naam kind 2] geen gebruik wensen te maken van de gelegenheid om op het verzoek van de Raad te reageren.
De Raad heeft geen gegevens over de juridische vader kunnen overleggen nu hij niet in beeld is en niet in Nederland woonachtig is. Daarom heeft de kinderrechter hem telefonisch niet in de gelegenheid kunnen stellen om zijn mening kenbaar te maken. Wel is de juridische vader (opnieuw) per Staatscourant opgeroepen. Daarmee is hij voldoende in de gelegenheid gesteld om zijn mening kenbaar te maken.
De kinderrechter is van oordeel dat deze manier van horen – gelet op de huidige uitzonderlijke omstandigheden – in deze zaak voldoende is om de zaak te behandelen en tot een goed oordeel te komen.
De feitenHet ouderlijk gezag over [naam kind 1] en [naam kind 2] wordt uitgeoefend door de moeder en de juridische vader.
[naam kind 1] woont sinds enige tijd weer bij de moeder. Daarvoor verbleef hij bij [naam 3].
[naam kind 2] verblijft bij de tante vaderszijde, waar ook de biologische vader verblijft.
Bij beschikking van 24 december 2019 is de ondertoezichtstelling van [naam kind 1] en [naam kind 2] verlengd tot 14 mei 2020 en is [naam curator] tot bijzondere curator over [naam kind 1] en [naam kind 2] benoemd voor de duur van de onderhavige procedure.
De (aangehouden) verzoeken en het standpunt van de GI
De GI heeft (oorspronkelijk) verzocht de ondertoezichtstelling van [naam kind 1] en [naam kind 2] te verlengen voor de duur van één jaar; van dit verzoek resteren nog zes maanden. Ook heeft de GI een machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind 1] in een accommodatie jeugdhulpaanbieder verzocht voor de duur van twaalf maanden.
De GI heeft ter zitting de (aangehouden) verzoeken gehandhaafd en als volgt nader toegelicht. Sinds mei 2018 is het gezin bij de GI bekend. Sindsdien is er bij [naam kind 1] sprake van schoolverzuim. Volgens Zuidwester is de moeder niet meer leerbaar. In de afgelopen periode heeft de familie de opdracht gekregen om in het kader van een Eigen Kracht Conferentie (EKC) de mogelijkheden te bezien waar men elkaar kan ondersteunen. Naar aanleiding van een aantal gesprekken met de familie, [naam 3] en de tante vaderszijde is besloten dat de opvoedtaak voor de moeder te zwaar is. Het is haar immers niet gelukt om ervoor te zorgen dat [naam kind 1] naar school ging. [naam 3] en de tante vaderszijde waren het er toen mee eens dat de moeder in haar pedagogische vaardigheden ernstig tekort schoot. [naam kind 1] en [naam kind 2] hebben een opvoedsituatie nodig met adequaat gezag door volwassenen, stabiliteit, veiligheid en stimulans zodat zij zich kunnen ontwikkelen. In januari heeft [naam kind 1] ervoor gekozen om weer bij zijn moeder te gaan wonen. De moeder heeft zich hiertegen niet verzet. Tot nu toe is er te weinig verbetering zichtbaar in de schoolgang en het blowgedrag van [naam kind 1]. Via snapchat is een foto zichtbaar geweest waarop [naam kind 1] met een wapen is te zien. De tante vaderszijde doet haar best, maar doet wel tegenstrijdige uitspraken. Zo heeft zij eerder aangegeven dat [naam kind 1] en [naam kind 2] erbij zijn gebaat om bij hun moeder te wonen, maar ook dat [naam kind 1] het beste op een gesloten groep kan verblijven. [naam kind 1] wil niet bij de tante vaderszijde wonen.
In reactie op het standpunt van de tante vaderszijde tijdens het telefonisch verhoor is aangegeven dat indien blijkt dat [naam kind 1] bij haar zou kunnen verblijven, een machtiging tot uithuisplaatsing voor verblijf bij de tante vaderszijde noodzakelijk is. Om die reden zou de GI mondeling ter zitting willen verzoeken om het verzoek ten aanzien van [naam kind 1] te wijzigen in die zin dat een machtiging uithuisplaatsing van [naam kind 1] voor verblijf bij de tante vaderszijde wordt verzocht. De plaatsing van [naam kind 2] bij de tante vaderszijde verloopt goed. Omdat nog steeds onderzocht wordt welke definitieve plek voor [naam kind 2] de beste is, heeft de GI geen verzoek tot uithuisplaatsing bij de tante vaderszijde ingediend.
Het standpunt van de belanghebbenden en de informanten
De bijzondere curator heeft schriftelijk geadviseerd om de ondertoezichtstelling van [naam kind 1] en [naam kind 2] voor de door de GI resterende verzochte duur te verlengen en het verzoek om een machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind 1] aan te houden. Ter onderbouwing hiervan is ter zitting nog het volgende aangevoerd.
Tijdens zijn verblijf bij [naam 3] is [naam kind 1] naar school gegaan. Op deze plek is het met [naam kind 1] goed gegaan, ook had hij het naar zijn zin op school.
Sinds 16 maart 2020 woont [naam kind 1] echter weer bij zijn moeder en gaat hij vanwege de huidige Corona-crisis niet meer naar school. Wel maakt [naam kind 1] zijn huiswerk, waar de tante vaderszijde toezicht op houdt. De familie en zijn moeder zijn erg belangrijk voor [naam kind 1]. Daarom is het momenteel niet in zijn belang om [naam kind 1] bij zijn moeder weg te halen. Daarbij is van belang dat [naam kind 1] zich de komende periode aan de afspraken met school zal houden. Op 14 april 2020 is een plan vanuit de EKC opgesteld. Er is echter momenteel sprake van een vacuüm als gevolg van de situatie rondom het Corona-virus. Het is dan ook nog niet duidelijk waar [naam kind 1] op de lange termijn het beste kan verblijven. In ieder geval is het niet in zijn belang dat nu een machtiging uithuisplaatsing in een accommodatie jeugdhulpaanbieder wordt afgegeven.
De moeder heeft ter zitting verklaard dat zij het eens is met een verlenging van de ondertoezichtstelling en een aanhouding van het verzoek voor een machtiging uithuisplaatsing van [naam kind 1]. Zij is van mening dat [naam kind 1] en [naam kind 2] bij haar moeten wonen. Als dit niet mogelijk is, moeten zij binnen de familie, bij de tante vaderszijde, verblijven.
De biologische vader heeft ter zitting verklaard dat hij het goed vindt als [naam kind 1] en [naam kind 2] bij hem of de moeder wonen of dat zij bij de oom en tante vaderszijde verblijven. Hij is het eens met een verlenging van de ondertoezichtstelling en met een aanhouding van het verzoek om een machtiging uithuisplaatsing van [naam kind 1].
De tante vaderszijde heeft ter zitting verklaard dat zij het eens is met een verlenging van de ondertoezichtstelling. Zij is het niet eens met een machtiging uithuisplaatsing voor [naam kind 1]. Als hij uit huis moet worden geplaatst, dan kan hij het beste bij haar komen wonen.
De beoordeling
Bij beschikking van 24 december 2019 is [naam curator] als bijzondere curator over [naam kind 1] en [naam kind 2] benoemd om hen zowel in als buiten rechte te vertegenwoordigen en is opdracht gegeven om onderzoek te doen naar de volgende vragen:
- welke verblijfplaats doet op de lange termijn het meest recht aan het belang van [naam kind 1] en [naam kind 2];
- of het ongewijzigd laten van de huidige juridische afstammings- (en gezags-)situatie in het belang van de kinderen is en, zo nee, in deze de meest aangewezen maatregelen te treffen.
Uit de stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat de zorgen over de complexe (opvoed)situatie van [naam kind 1] en [naam kind 2] nog voortduren. Ook zijn er nog zorgen over de ontwikkeling van [naam kind 1]. De moeder heeft moeite om [naam kind 1] en [naam kind 2] een voldoende stabiele opvoedsituatie te bieden. Er zijn zorgen over haar pedagogische vaardigheden. De moeder is afhankelijk van ondersteuning uit haar netwerk. In het verleden heeft [naam 3], een vriendin van de moeder, al vaker bepaalde periodes voor [naam kind 1] gezorgd. Ook de tante vaderszijde en haar partner (de broer van de biologische vader) hebben [naam kind 1], [naam kind 2] en de moeder in het verleden bijgestaan. Sinds september 2019 is de biologische vader van [naam kind 1] en [naam kind 2] in Nederland. Hij woont in bij zijn voormelde broer en de tante vaderszijde. Sindsdien heeft de moeder [naam kind 2] bij haar vader laten wonen en verblijft [naam kind 2] daardoor ook bij de tante vaderszijde en haar partner. Op deze plek gaat het goed met [naam kind 2].
In april/mei 2019 heeft [naam kind 1] bij [naam 3] verbleven. Sinds mei/juni 2019 woont [naam kind 1] echter weer bij de moeder. Begin januari 2020 is [naam kind 1] zonder toestemming van de moeder bij [naam 3] gaan wonen. Tijdens het verblijf bij [naam 3] is [naam kind 1] na een periode van veelvuldig schoolverzuim dagelijks naar school gegaan. Op 26 maart 2020 is echter gebleken dat [naam kind 1] sinds 16 maart 2020 weer naar zijn moeder is teruggekeerd.
De voor [naam kind 1] en [naam kind 2] belangrijke personen, te weten de beide ouders, de tante vaderszijde en haar partner en [naam 3] hebben verschillende visies op de huidige situatie, waardoor onrust voor [naam kind 1] en [naam kind 2] ontstaat. Met name [naam kind 1] lijkt steeds meer in een loyaliteitsconflict terecht te komen. Er bestaat bovendien twijfel in hoeverre de moeder in staat is [naam kind 1] gelet op zijn persoonlijkheid en haar beperkingen de structuur te bieden die hij nodig heeft. Daarbij speelt ook mee dat de moeder veel begeleiding krijgt en niet meer leerbaar zou zijn. Daar staat echter tegenover dat zij belangrijk is voor [naam kind 1], deze opvoedsituatie van [naam kind 1] en [naam kind 2] al jaren op deze wijze voortduurt en een plaatsing van [naam kind 1] buiten Rotterdam contraproductief zou kunnen werken en meer schade zou kunnen aanrichten. Daar komt ook bij dat [naam kind 1] de afgelopen maanden met behulp van [naam 3] weer naar school is geweest en daarmee een dagbesteding heeft en het contact met zijn biolgoische vader recent is verbeterd. Het is echter onduidelijk of [naam kind 1] zijn inzet voor school ook de komende periode bij de moeder thuis zal voortzetten. Met voldoende en de juiste steun vanuit het netwerk lijkt het de moeder toch enigszins te lukken, aangezien [naam kind 1] de afgelopen weken bij zijn moeder thuis zijn schoolwerk lijkt te hebben gemaakt.
Vanwege alle ontwikkelingen door en maatregelen rondom het Corona-virus en de
wijzigingen in verblijfplaats van [naam kind 1] in de afgelopen periode is de bijzondere curator nog niet in staat om antwoord te geven op de in de beschikking van 24 december 2019 geformuleerde vragen. Over [naam kind 2] heeft de bijzondere curator momenteel geen zorgen. Zij is op haar plek bij de biologische vader en de tante vaderszijde en haar partner. De moeder verzet zich niet tegen deze plaatsing. Wel heeft de bijzondere curator geadviseerd om de ondertoezichtstelling van [naam kind 1] en [naam kind 2] voor de resterende duur van zes maanden te verlengen en het verzoek strekkende tot een machtiging uithuisplaatsing van [naam kind 1] in afwachting van de ontwikkelingen in de komende periode aan te houden voor de duur van drie maanden als stok achter de deur.
Uit voorgaande volgt dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Nu er geen bezwaar bestaat tegen een verlenging van de ondertoezichtstelling zal de kinderrechter conform het advies van de bijzondere curator de ondertoezichtstelling van [naam kind 1] en [naam kind 2] verlengen.
Wel ziet de kinderrechter op grond van de huidige situatie en omstandigheden aanleiding om de duur van de ondertoezichtstelling te beperken tot vijf maanden en de behandeling voor het overige verzochte aan te houden tot de hierna vermelde zittingsdatum. Het is immers gelet op het voorgaande met name voor [naam kind 1] onduidelijk of de moeder in staat zal zijn om hem een voldoende veilige en stabiele opvoedsituatie te bieden. De kinderrechter onderschrijft het advies van de bijzondere curator dat een uithuisplaatsing van [naam kind 1] momenteel niet in zijn belang is. Daarbij houdt de kinderrechter ook rekening met het feit dat de GI een machtiging uithuisplaatsing van [naam kind 1] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder heeft verzocht en er door de GI geen plek binnen dit kader is gezocht/gevonden. De kinderrechter heeft niet toegestaan dat de GI dit verzoek ter zitting mondeling zou wijzigen in een netwerkplaatsing nu een dergelijk ingrijpend verzoek niet mondeling tijdens een telefonische hoorzitting kan worden gedaan. Daarbij weegt mee dat de GI niet, zoals verzocht in de beschikking van 24 december 2019, een week vóór deze zitting schriftelijk heeft gerapporteerd over het al dan niet handhaven of wijzigen van het verzoek ten aanzien van [naam kind 1].
Gelet op al het vorenstaande zal de kinderrechter in het belang van [naam kind 1] en [naam kind 2] de bijzondere curator over [naam kind 1] en [naam kind 2] herbenoemen voor de duur van deze procedure, te weten tot 14 oktober 2020, met dezelfde opdracht zoals vermeld in de beschikking van 24 december 2019 (en hiervoor herhaald op pagina 4 van deze beschikking).
De bijzondere curator wordt hiermee (her)benoemd over twee minderjarigen. Inmiddels is uit de stukken en de behandeling ter zitting aannemelijk geworden dat ten aanzien van ieder van de kinderen verschillende rechtsbelangen spelen, waarmee de bijzondere curator rekening dient te houden.
De GI wordt verzocht om uiterlijk twee weken vóór de hierna vermelde zittingsdatum in een voortgangsrapportage gemotiveerd aan te geven of (het resterende deel van) de verzoeken al dan niet wordt gehandhaafd, met afschrift aan de belanghebbenden en de bijzondere curator.
De bijzondere curator wordt verzocht om uiterlijk twee weken voorafgaand aan genoemde zitting te rapporteren, met afschrift aan de belanghebbenden.
De beslissing
De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van [naam kind 1] en [naam kind 2] tot 14 oktober 2020;
(her)benoemt tot bijzondere curator over [naam kind 1] en [naam kind 2]:
[naam curator], kantoorhoudende aan de [adres curator];
bepaalt dat de benoeming tot bijzondere curator geldt voor de duur van deze procedure, te weten tot 14 oktober 2020;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
houdt de behandeling voor het overige aan.
En alvorens verder te beslissen:
Bepaalt dat het verhoor van de GI, de belanghebbenden, de informanten en de bijzondere curator in deze zaak zal plaatsvinden op 3 september 2020 te 11:00 uur in het gerechtsgebouw te Rotterdam, Wilhelminaplein 100/125.
De zaak zal op genoemde datum en tijdstip, behoudens onvoorziene omstandigheden, worden behandeld door mr. A.A.J. de Nijs, kinderrechter.
Bepaalt dat een afschrift van deze beschikking geldt als oproeping van de GI en de belanghebbenden.
Gelast de oproeping van de juridische vader per staatscourant indien hij tegen genoemde zittingsdatum nog steeds geen vaste woon- of verblijfplaats heeft.
Gelast de oproeping van de informanten, te weten de biologische vader en de tante vaderszijde, tegen voormelde zittingsdatum en tijdstip.
Gelast de oproeping van [naam kind 1] en [naam kind 2] tegen voormelde zittingsdatum en tijdstip.
Verzoekt de GI uiterlijk twee weken voor de genoemde datum de kinderrechter (en de
belanghebbenden) de verzochte rapportage te doen toekomen.
Verzoekt de bijzondere curator uiterlijk twee weken voor de genoemde datum de kinderrechter (en de belanghebbenden) een schriftelijk verslag te doen toekomen van haar bevindingen.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 17 april 2020 door mr. A.A.J. de Nijs, kinderrechter, in tegenwoordigheid van D. van der Aa als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 24 april 2020.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld: - door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak, - door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden. Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshofDen Haag. | ||
Uitspraak 17‑04‑2020
Inhoudsindicatie
Telefonisch horen tijdens corona-crisis. Verlenging ondertoezichtstelling en herbenoeming bijzondere curator. Aanhouding verzoek uithuisplaatsing.
Partij(en)
beschikking
RECHTBANK ROTTERDAM
Team Jeugd
Zaakgegevens: C/10/585376 / JE RK 19-3366
datum uitspraak: 17 april 2020
beschikking verlenging ondertoezichtstelling
in de zaak van
de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, hierna te noemen de GI, gevestigd te Amsterdam,
betreffende
[naam kind 1] , geboren op [geboortedatum kind 1] 2004 te [geboorteplaats kind 1] , hierna te noemen [naam kind 1] ,
[naam kind 2] , geboren op [geboortedatum kind 2] 2006 te [geboorteplaats kind 2] ,
hierna te noemen [naam kind 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[naam moeder] , hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats moeder] ,
[naam 1] , hierna te noemen de juridische vader,
zonder bekende woon- of verblijfplaats,
[naam curator] , de bijzondere curator over [naam kind 1] en [naam kind 2] ,
hierna te noemen de bijzondere curator, kantoorhoudende te [adres] .
De kinderrechter merkt als informanten aan:
[naam vader] , hierna te noemen de biologische vader, wonende te [woonplaats vader] ,
[naam tante] , hierna te noemen de tante vaderszijde, wonende te [woonplaats tante] .
Het procesverloop
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- de beschikking van de kinderrechter in deze rechtbank van 14 december 2019 en de daaraan ten grondslag liggende stukken;
- een brief met bijlage van [naam curator] van 10 april 2020, ingekomen bij de griffie op10 april 2020;
- een e-mailbericht van [naam curator] van 16 april 2020, ingekomen bij de griffie op16 april 2020;
- een brief met bijlage van [naam curator] van 17 april 2020, ingekomen bij de griffie op17 april 2020.
Op 17 april 2020 zou de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandelen.
Omdat in verband met het COVID-19 virus de rechtbanken slechts zeer beperkt toegankelijk zijn, zijn betrokkenen in de gelegenheid gesteld om telefonisch gehoord te worden.
De kinderrechter heeft tijdens een groepsgesprek telefonisch gehoord:
- de moeder,
- de biologische vader,- de tante vaderszijde,
- de bijzondere curator,
- een vertegenwoordigster van de GI, te weten [naam 2] .
Ten aanzien van het telefonisch horen van [naam kind 1] en [naam kind 2] en de juridische vader overweegt de kinderrechter het volgende.
De kinderrechter heeft [naam kind 1] in de gelegenheid gesteld om zijn mening kenbaar te maken. Zo heeft de kinderrechter tevergeefs getracht telefonisch contact met hem op te nemen op het door de Raad verstrekte telefoonnummer. [naam kind 1] heeft de telefoonoproep van de kinderrechter echter niet beantwoord. Wel heeft de moeder deze oproep beantwoord en meegedeeld dat [naam kind 1] nog sliep.
Ook heeft de kinderrechter [naam kind 2] in de gelegenheid gesteld om haar mening kenbaar te maken. Zo heeft de kinderrechter twee maal tevergeefs getracht telefonisch contact met haar op te nemen op het door de Raad verstrekte telefoonnummer. [naam kind 2] heeft de telefoonoproep van de kinderrechter niet beantwoord.
Gelet op het voorgaande gaat de kinderrechter ervan uit dat [naam kind 1] en [naam kind 2] geen gebruik wensen te maken van de gelegenheid om op het verzoek van de Raad te reageren.
De Raad heeft geen gegevens over de juridische vader kunnen overleggen nu hij niet in beeld is en niet in Nederland woonachtig is. Daarom heeft de kinderrechter hem telefonisch niet in de gelegenheid kunnen stellen om zijn mening kenbaar te maken. Wel is de juridische vader (opnieuw) per Staatscourant opgeroepen. Daarmee is hij voldoende in de gelegenheid gesteld om zijn mening kenbaar te maken.
De kinderrechter is van oordeel dat deze manier van horen – gelet op de huidige uitzonderlijke omstandigheden – in deze zaak voldoende is om de zaak te behandelen en tot een goed oordeel te komen.
De feitenHet ouderlijk gezag over [naam kind 1] en [naam kind 2] wordt uitgeoefend door de moeder en de juridische vader.
[naam kind 1] woont sinds enige tijd weer bij de moeder. Daarvoor verbleef hij bij [naam 3] .
[naam kind 2] verblijft bij de tante vaderszijde, waar ook de biologische vader verblijft.
Bij beschikking van 24 december 2019 is de ondertoezichtstelling van [naam kind 1] en [naam kind 2] verlengd tot 14 mei 2020 en is [naam curator] tot bijzondere curator over [naam kind 1] en [naam kind 2] benoemd voor de duur van de onderhavige procedure.
De (aangehouden) verzoeken en het standpunt van de GI
De GI heeft (oorspronkelijk) verzocht de ondertoezichtstelling van [naam kind 1] en [naam kind 2] te verlengen voor de duur van één jaar; van dit verzoek resteren nog zes maanden. Ook heeft de GI een machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind 1] in een accommodatie jeugdhulpaanbieder verzocht voor de duur van twaalf maanden.
De GI heeft ter zitting de (aangehouden) verzoeken gehandhaafd en als volgt nader toegelicht. Sinds mei 2018 is het gezin bij de GI bekend. Sindsdien is er bij [naam kind 1] sprake van schoolverzuim. Volgens Zuidwester is de moeder niet meer leerbaar. In de afgelopen periode heeft de familie de opdracht gekregen om in het kader van een Eigen Kracht Conferentie (EKC) de mogelijkheden te bezien waar men elkaar kan ondersteunen. Naar aanleiding van een aantal gesprekken met de familie, [naam 3] en de tante vaderszijde is besloten dat de opvoedtaak voor de moeder te zwaar is. Het is haar immers niet gelukt om ervoor te zorgen dat [naam kind 1] naar school ging. [naam 3] en de tante vaderszijde waren het er toen mee eens dat de moeder in haar pedagogische vaardigheden ernstig tekort schoot. [naam kind 1] en [naam kind 2] hebben een opvoedsituatie nodig met adequaat gezag door volwassenen, stabiliteit, veiligheid en stimulans zodat zij zich kunnen ontwikkelen. In januari heeft [naam kind 1] ervoor gekozen om weer bij zijn moeder te gaan wonen. De moeder heeft zich hiertegen niet verzet. Tot nu toe is er te weinig verbetering zichtbaar in de schoolgang en het blowgedrag van [naam kind 1] . Via snapchat is een foto zichtbaar geweest waarop [naam kind 1] met een wapen is te zien. De tante vaderszijde doet haar best, maar doet wel tegenstrijdige uitspraken. Zo heeft zij eerder aangegeven dat [naam kind 1] en [naam kind 2] erbij zijn gebaat om bij hun moeder te wonen, maar ook dat [naam kind 1] het beste op een gesloten groep kan verblijven. [naam kind 1] wil niet bij de tante vaderszijde wonen.
In reactie op het standpunt van de tante vaderszijde tijdens het telefonisch verhoor is aangegeven dat indien blijkt dat [naam kind 1] bij haar zou kunnen verblijven, een machtiging tot uithuisplaatsing voor verblijf bij de tante vaderszijde noodzakelijk is. Om die reden zou de GI mondeling ter zitting willen verzoeken om het verzoek ten aanzien van [naam kind 1] te wijzigen in die zin dat een machtiging uithuisplaatsing van [naam kind 1] voor verblijf bij de tante vaderszijde wordt verzocht. De plaatsing van [naam kind 2] bij de tante vaderszijde verloopt goed. Omdat nog steeds onderzocht wordt welke definitieve plek voor [naam kind 2] de beste is, heeft de GI geen verzoek tot uithuisplaatsing bij de tante vaderszijde ingediend.
Het standpunt van de belanghebbenden en de informanten
De bijzondere curator heeft schriftelijk geadviseerd om de ondertoezichtstelling van [naam kind 1] en [naam kind 2] voor de door de GI resterende verzochte duur te verlengen en het verzoek om een machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind 1] aan te houden. Ter onderbouwing hiervan is ter zitting nog het volgende aangevoerd.
Tijdens zijn verblijf bij [naam 3] is [naam kind 1] naar school gegaan. Op deze plek is het met [naam kind 1] goed gegaan, ook had hij het naar zijn zin op school.
Sinds 16 maart 2020 woont [naam kind 1] echter weer bij zijn moeder en gaat hij vanwege de huidige Corona-crisis niet meer naar school. Wel maakt [naam kind 1] zijn huiswerk, waar de tante vaderszijde toezicht op houdt. De familie en zijn moeder zijn erg belangrijk voor [naam kind 1] . Daarom is het momenteel niet in zijn belang om [naam kind 1] bij zijn moeder weg te halen. Daarbij is van belang dat [naam kind 1] zich de komende periode aan de afspraken met school zal houden. Op 14 april 2020 is een plan vanuit de EKC opgesteld. Er is echter momenteel sprake van een vacuüm als gevolg van de situatie rondom het Corona-virus. Het is dan ook nog niet duidelijk waar [naam kind 1] op de lange termijn het beste kan verblijven. In ieder geval is het niet in zijn belang dat nu een machtiging uithuisplaatsing in een accommodatie jeugdhulpaanbieder wordt afgegeven.
De moeder heeft ter zitting verklaard dat zij het eens is met een verlenging van de ondertoezichtstelling en een aanhouding van het verzoek voor een machtiging uithuisplaatsing van [naam kind 1] . Zij is van mening dat [naam kind 1] en [naam kind 2] bij haar moeten wonen. Als dit niet mogelijk is, moeten zij binnen de familie, bij de tante vaderszijde, verblijven.
De biologische vader heeft ter zitting verklaard dat hij het goed vindt als [naam kind 1] en [naam kind 2] bij hem of de moeder wonen of dat zij bij de oom en tante vaderszijde verblijven. Hij is het eens met een verlenging van de ondertoezichtstelling en met een aanhouding van het verzoek om een machtiging uithuisplaatsing van [naam kind 1] .
De tante vaderszijde heeft ter zitting verklaard dat zij het eens is met een verlenging van de ondertoezichtstelling. Zij is het niet eens met een machtiging uithuisplaatsing voor [naam kind 1] . Als hij uit huis moet worden geplaatst, dan kan hij het beste bij haar komen wonen.
De beoordeling
Bij beschikking van 24 december 2019 is [naam curator] als bijzondere curator over [naam kind 1] en [naam kind 2] benoemd om hen zowel in als buiten rechte te vertegenwoordigen en is opdracht gegeven om onderzoek te doen naar de volgende vragen:
- welke verblijfplaats doet op de lange termijn het meest recht aan het belang van [naam kind 1] en [naam kind 2] ;
- of het ongewijzigd laten van de huidige juridische afstammings- (en gezags-)situatie in het belang van de kinderen is en, zo nee, in deze de meest aangewezen maatregelen te treffen.
Uit de stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat de zorgen over de complexe (opvoed)situatie van [naam kind 1] en [naam kind 2] nog voortduren. Ook zijn er nog zorgen over de ontwikkeling van [naam kind 1] . De moeder heeft moeite om [naam kind 1] en [naam kind 2] een voldoende stabiele opvoedsituatie te bieden. Er zijn zorgen over haar pedagogische vaardigheden. De moeder is afhankelijk van ondersteuning uit haar netwerk. In het verleden heeft [naam 3] , een vriendin van de moeder, al vaker bepaalde periodes voor [naam kind 1] gezorgd. Ook de tante vaderszijde en haar partner (de broer van de biologische vader) hebben [naam kind 1] , [naam kind 2] en de moeder in het verleden bijgestaan. Sinds september 2019 is de biologische vader van [naam kind 1] en [naam kind 2] in Nederland. Hij woont in bij zijn voormelde broer en de tante vaderszijde. Sindsdien heeft de moeder [naam kind 2] bij haar vader laten wonen en verblijft [naam kind 2] daardoor ook bij de tante vaderszijde en haar partner. Op deze plek gaat het goed met [naam kind 2] .
In april/mei 2019 heeft [naam kind 1] bij [naam 3] verbleven. Sinds mei/juni 2019 woont [naam kind 1] echter weer bij de moeder. Begin januari 2020 is [naam kind 1] zonder toestemming van de moeder bij [naam 3] gaan wonen. Tijdens het verblijf bij [naam 3] is [naam kind 1] na een periode van veelvuldig schoolverzuim dagelijks naar school gegaan. Op 26 maart 2020 is echter gebleken dat [naam kind 1] sinds 16 maart 2020 weer naar zijn moeder is teruggekeerd.
De voor [naam kind 1] en [naam kind 2] belangrijke personen, te weten de beide ouders, de tante vaderszijde en haar partner en [naam 3] hebben verschillende visies op de huidige situatie, waardoor onrust voor [naam kind 1] en [naam kind 2] ontstaat. Met name [naam kind 1] lijkt steeds meer in een loyaliteitsconflict terecht te komen. Er bestaat bovendien twijfel in hoeverre de moeder in staat is [naam kind 1] gelet op zijn persoonlijkheid en haar beperkingen de structuur te bieden die hij nodig heeft. Daarbij speelt ook mee dat de moeder veel begeleiding krijgt en niet meer leerbaar zou zijn. Daar staat echter tegenover dat zij belangrijk is voor [naam kind 1] , deze opvoedsituatie van [naam kind 1] en [naam kind 2] al jaren op deze wijze voortduurt en een plaatsing van [naam kind 1] buiten Rotterdam contraproductief zou kunnen werken en meer schade zou kunnen aanrichten. Daar komt ook bij dat [naam kind 1] de afgelopen maanden met behulp van [naam 3] weer naar school is geweest en daarmee een dagbesteding heeft en het contact met zijn biolgoische vader recent is verbeterd. Het is echter onduidelijk of [naam kind 1] zijn inzet voor school ook de komende periode bij de moeder thuis zal voortzetten. Met voldoende en de juiste steun vanuit het netwerk lijkt het de moeder toch enigszins te lukken, aangezien [naam kind 1] de afgelopen weken bij zijn moeder thuis zijn schoolwerk lijkt te hebben gemaakt.
Vanwege alle ontwikkelingen door en maatregelen rondom het Corona-virus en de
wijzigingen in verblijfplaats van [naam kind 1] in de afgelopen periode is de bijzondere curator nog niet in staat om antwoord te geven op de in de beschikking van 24 december 2019 geformuleerde vragen. Over [naam kind 2] heeft de bijzondere curator momenteel geen zorgen. Zij is op haar plek bij de biologische vader en de tante vaderszijde en haar partner. De moeder verzet zich niet tegen deze plaatsing. Wel heeft de bijzondere curator geadviseerd om de ondertoezichtstelling van [naam kind 1] en [naam kind 2] voor de resterende duur van zes maanden te verlengen en het verzoek strekkende tot een machtiging uithuisplaatsing van [naam kind 1] in afwachting van de ontwikkelingen in de komende periode aan te houden voor de duur van drie maanden als stok achter de deur.
Uit voorgaande volgt dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Nu er geen bezwaar bestaat tegen een verlenging van de ondertoezichtstelling zal de kinderrechter conform het advies van de bijzondere curator de ondertoezichtstelling van [naam kind 1] en [naam kind 2] verlengen.
Wel ziet de kinderrechter op grond van de huidige situatie en omstandigheden aanleiding om de duur van de ondertoezichtstelling te beperken tot vijf maanden en de behandeling voor het overige verzochte aan te houden tot de hierna vermelde zittingsdatum. Het is immers gelet op het voorgaande met name voor [naam kind 1] onduidelijk of de moeder in staat zal zijn om hem een voldoende veilige en stabiele opvoedsituatie te bieden. De kinderrechter onderschrijft het advies van de bijzondere curator dat een uithuisplaatsing van [naam kind 1] momenteel niet in zijn belang is. Daarbij houdt de kinderrechter ook rekening met het feit dat de GI een machtiging uithuisplaatsing van [naam kind 1] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder heeft verzocht en er door de GI geen plek binnen dit kader is gezocht/gevonden. De kinderrechter heeft niet toegestaan dat de GI dit verzoek ter zitting mondeling zou wijzigen in een netwerkplaatsing nu een dergelijk ingrijpend verzoek niet mondeling tijdens een telefonische hoorzitting kan worden gedaan. Daarbij weegt mee dat de GI niet, zoals verzocht in de beschikking van 24 december 2019, een week vóór deze zitting schriftelijk heeft gerapporteerd over het al dan niet handhaven of wijzigen van het verzoek ten aanzien van [naam kind 1] .
Gelet op al het vorenstaande zal de kinderrechter in het belang van [naam kind 1] en [naam kind 2] de bijzondere curator over [naam kind 1] en [naam kind 2] herbenoemen voor de duur van deze procedure, te weten tot 14 oktober 2020, met dezelfde opdracht zoals vermeld in de beschikking van 24 december 2019 (en hiervoor herhaald op pagina 4 van deze beschikking).
De bijzondere curator wordt hiermee (her)benoemd over twee minderjarigen. Inmiddels is uit de stukken en de behandeling ter zitting aannemelijk geworden dat ten aanzien van ieder van de kinderen verschillende rechtsbelangen spelen, waarmee de bijzondere curator rekening dient te houden.
De GI wordt verzocht om uiterlijk twee weken vóór de hierna vermelde zittingsdatum in een voortgangsrapportage gemotiveerd aan te geven of (het resterende deel van) de verzoeken al dan niet wordt gehandhaafd, met afschrift aan de belanghebbenden en de bijzondere curator.
De bijzondere curator wordt verzocht om uiterlijk twee weken voorafgaand aan genoemde zitting te rapporteren, met afschrift aan de belanghebbenden.
De beslissing
De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van [naam kind 1] en [naam kind 2] tot 14 oktober 2020;
(her)benoemt tot bijzondere curator over [naam kind 1] en [naam kind 2] :
mw. [naam curator] , kantoorhoudende aan de [adres] ;
bepaalt dat de benoeming tot bijzondere curator geldt voor de duur van deze procedure, te weten tot 14 oktober 2020;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
houdt de behandeling voor het overige aan.
En alvorens verder te beslissen:
Bepaalt dat het verhoor van de GI, de belanghebbenden, de informanten en de bijzondere curator in deze zaak zal plaatsvinden op 3 september 2020 te 11:00 uur in het gerechtsgebouw te Rotterdam, Wilhelminaplein 100/125.
De zaak zal op genoemde datum en tijdstip, behoudens onvoorziene omstandigheden, worden behandeld door mr. A.A.J. de Nijs, kinderrechter.
Bepaalt dat een afschrift van deze beschikking geldt als oproeping van de GI en de belanghebbenden.
Gelast de oproeping van de juridische vader per staatscourant indien hij tegen genoemde zittingsdatum nog steeds geen vaste woon- of verblijfplaats heeft.
Gelast de oproeping van de informanten, te weten de biologische vader en de tante vaderszijde, tegen voormelde zittingsdatum en tijdstip.
Gelast de oproeping van [naam kind 1] en [naam kind 2] tegen voormelde zittingsdatum en tijdstip.
Verzoekt de GI uiterlijk twee weken voor de genoemde datum de kinderrechter (en de
belanghebbenden) de verzochte rapportage te doen toekomen.
Verzoekt de bijzondere curator uiterlijk twee weken voor de genoemde datum de kinderrechter (en de belanghebbenden) een schriftelijk verslag te doen toekomen van haar bevindingen.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 17 april 2020 door mr. A.A.J. de Nijs, kinderrechter, in tegenwoordigheid van D. van der Aa als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 24 april 2020.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld: - door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak, - door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden. Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshofDen Haag. | ||