ABRvS, 27-06-2018, nr. 201705371/1/A3
ECLI:NL:RVS:2018:2109
- Instantie
Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
- Datum
27-06-2018
- Zaaknummer
201705371/1/A3
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RVS:2018:2109, Uitspraak, Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 27‑06‑2018; (Hoger beroep)
Eerste aanleg: ECLI:NL:RBMNE:2017:2747, Bekrachtiging/bevestiging
- Vindplaatsen
JOM 2018/732
Uitspraak 27‑06‑2018
Inhoudsindicatie
Bij besluit van 8 december 2015 heeft de burgemeester aan [vergunninghouder] vergunning verleend voor exploitatie van de horeca-inrichting De Karseboom aan de Lavendelstraat 11 te Amersfoort.
201705371/1/A3.
Datum uitspraak: 27 juni 2018
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Amersfoort,
tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 30 mei 2017 in zaak nr. 16/3215 in het geding tussen:
[appellant]
en
de burgemeester van Amersfoort.
Procesverloop
Bij besluit van 8 december 2015 heeft de burgemeester aan [vergunninghouder] vergunning verleend voor exploitatie van de horeca-inrichting De Karseboom aan de Lavendelstraat 11 te Amersfoort.
Bij besluit van 27 mei 2016 heeft de burgemeester het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij tussenuitspraak van 8 december 2016 heeft de rechtbank, naar aanleiding van het door [appellant] tegen het besluit van 27 mei 2016 ingestelde beroep, de burgemeester in de gelegenheid gesteld om binnen zes weken na de verzending van de uitspraak het geconstateerde gebrek in dat besluit te herstellen met inachtneming van deze tussenuitspraak. Deze uitspraak is aangehecht.
Bij brief van 18 januari 2017 heeft de burgemeester het besluit van 27 mei 2016 nader gemotiveerd.
Bij uitspraak van 30 mei 2017 heeft de rechtbank het beroep gegrond verklaard, het besluit van 27 mei 2016 vernietigd en bepaald dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 23 mei 2018, waar [appellant], bijgestaan door mr. M.M. de Roon, rechtsbijstandverlener te Leusden, en de burgemeester, vertegenwoordigd door mr. M. Woestenenk, advocaat te Nieuwerkerk aan den IJssel, A.H. Brouwer en B. Jansen, zijn verschenen. Voorts is ter zitting [vergunninghouder] gehoord.
Overwegingen
Wet- en regelgeving
1. Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage die deel uitmaakt van deze uitspraak.
Inleiding
2. Na sluiting van De Karseboom in 2015 aan het Lieve Vrouwekerkhof wegens een financieel conflict met de verhuurder van het desbetreffende pand wilde de exploitant van De Karseboom een doorstart maken aan de Arnhemsestraat. Hij had hiervoor de benodigde vergunningen aangevraagd, maar na bezwaren uit de buurt heeft hij de aanvragen ingetrokken. Op 4 november 2015 heeft de exploitant vervolgens vergunningaanvragen ingediend voor exploitatie van De Karseboom aan de Lavendelstraat 11 en op 6 november 2015 heeft De Karseboom hier zijn deuren geopend. De Lavendelstraat maakt deel uit van het horecaconcentratiegebied van de gemeente Amersfoort en aan de oneven zijde van deze straat zijn uitsluitend horeca-inrichtingen gevestigd. Voorheen was aan de Lavendelstraat 11 café Rumours Swing gevestigd, en meer recent Club Funk.
Sinds de exploitatie van De Karseboom aan de Lavendelstaat 11 ervaart [appellant] overlast. Hij woont aan de [locatie]. Dat is hemelsbreed op een afstand van circa 80 meter van de Lavendelstraat 11. Volgens Google Maps bedraagt de loopafstand van de woning tot De Karseboom circa 1 minuut. Volgens [appellant] worden de woon- en leefsituatie in de omgeving en de openbare orde door de exploitatie van De Karseboom op ontoelaatbare wijze nadelig beïnvloed.
In haar tussenuitspraak heeft de rechtbank overwogen dat de burgemeester zijn aan de vergunning ten grondslag gelegde belangenafweging onvoldoende heeft gemotiveerd. De rechtbank heeft in haar einduitspraak overwogen dat de burgemeester dit gebrek bij brief van 18 januari 2017 heeft hersteld en heeft daarom weliswaar het besluit van 27 mei 2016 vernietigd, maar de rechtsgevolgen van dit besluit in stand gelaten. [appellant] bestrijdt deze instandlating van de rechtsgevolgen.
Hoger beroep
Belanghebbendheid
3. De burgemeester heeft ter zitting bij de Afdeling aangevoerd dat [appellant] geen belanghebbende is bij het besluit tot verlening van de exploitatievergunning, omdat hij op een te grote afstand van De Karseboom woont om overlast te ervaren.
3.1. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen in de uitspraak van 23 augustus 2017, ECLI:NL:RVS:2017:2271, moet voor het zijn van belanghebbende aannemelijk zijn dat ter plaatse van de woning of het perceel van de betrokkene gevolgen van enige betekenis kunnen worden ondervonden. Gezien de geringe afstand van zijn woning tot De Karseboom is aannemelijk dat [appellant] ter hoogte van zijn woning gevolgen van enige betekenis kan ervaren van De Karseboom. Het belang van [appellant] is dan ook rechtstreeks bij het besluit tot verlening van de exploitatievergunning betrokken.
Beoordeling
4. [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de burgemeester de vergunning mocht verlenen. Hij voert aan dat de woon- en leefsituatie in de omgeving en de openbare orde door de exploitatie van De Karseboom op ontoelaatbare wijze nadelig worden beïnvloed. Er heeft geen deugdelijke belangenafweging plaatsgevonden, nu de burgemeester onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de mogelijke gevolgen van de exploitatie voor de woon- en leefsituatie in de omgeving. De burgemeester had, nu de vergunningaanvragen voor de exploitatie van De Karseboom aan de Arnhemsestraat na bezwaren hierover waren ingetrokken, een dergelijk onderzoek moeten uitvoeren. De rechtbank is hieraan en aan de uitspraak van de Afdeling van 19 januari 2011, ECLI:NL:RVS:2011:BP1333, ten onrechte voorbijgegaan. Verder heeft de burgemeester nagelaten de vergunningaanvraag te toetsen aan artikel 3.2.6 van de Horecanota Amersfoort 2013, aldus [appellant].
4.1. Blijkens de bewoordingen van artikel 1:8, eerste lid, en artikel 2:28a, tweede lid, van de Algemene Plaatselijke Verordening Amersfoort heeft de burgemeester beoordelings- en beleidsruimte bij zijn besluit om een exploitatievergunning al dan niet te weigeren op grond van die bepalingen. Het is aan de burgemeester om de situatie te beoordelen en om de betrokken belangen af te wegen. De bestuursrechter toetst of de burgemeester geen onredelijk gebruik heeft gemaakt van zijn beoordelings- en beleidsruimte en of het besluit geen onevenredig nadelige gevolgen heeft voor één of meer belanghebbenden.
4.2. Met de rechtbank is de Afdeling van oordeel dat de burgemeester zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de woon- en leefsituatie in de omgeving en de openbare orde door verlening van de exploitatievergunning niet op ontoelaatbare wijze nadelig worden beïnvloed. De rechtbank heeft terecht overwogen dat de burgemeester bij zijn beoordeling, voorafgaand aan het verlenen van de vergunning, in aanmerking heeft mogen nemen dat de exploitatie van De Karseboom passend is binnen de bestemming die daaraan in het bestemmingsplan is gegeven. De Lavendelstraat maakt deel uit van het horecaconcentratiegebied van de gemeente Amersfoort en aan de desbetreffende zijde in de Lavendelstraat zijn uitsluitend horeca-inrichtingen gevestigd. De situatie aan de Arnhemsestraat is niet van belang, nu de aanvragen voor vergunningen voor de exploitatie van De Karseboom aan de Arnhemsestraat zijn ingetrokken, zodat die vergunningen nooit zijn geweigerd. De burgemeester heeft in aanmerking genomen dat de ligging van De Karseboom aan het Lieve Vrouwekerkhof niet geheel vergelijkbaar was met de vestiging in de smallere Lavendelstraat waar minder uitloopmogelijkheden bestaan. Dit neemt echter niet weg dat van belang is dat, zoals de burgemeester heeft toegelicht, de exploitant met de exploitatie van De Karseboom aan het Lieve Vrouwekerkhof heeft laten zien dat hij de horeca-inrichting op ordentelijke wijze kan exploiteren. Dit volgt uit zeer positieve reacties van de wijkagenten. Bovendien heeft de exploitant een leidende rol gespeeld bij de totstandkoming van het convenant ‘Veilig Uitgaan’ in de binnenstad. Ook heeft de burgemeester de openingstijden van De Karseboom in zijn beoordeling meegewogen. Hoewel deze op grond van de vergunning voor De Karseboom beperkter zijn dan van de voorgangers, heeft de burgemeester in aanmerking genomen dat De Karseboom feitelijk vaker geopend is. Club Funk was immers alleen geopend op vrijdag en zaterdag. De Karseboom is daarentegen geopend van donderdag tot en met zaterdag, waarbij de burgemeester heeft opgemerkt dat er op donderdag weinig publiek is. Het sluitingsuur op de openingsdagen in de vergunningen is gelijk en er is geen sprake van een toename van het aantal bezoekers dat gelijktijdig in het pand aanwezig kan en mag zijn. Verder heeft de burgemeester te kennen gegeven dat De Karseboom een belangrijke functie heeft in die zin dat ook jongeren, op welke doelgroep De Karseboom zich richt, een uitgaanslocatie moeten hebben in Amersfoort om mogelijke verstoringen van de openbare orde door jongeren, die anders in de openbare ruimte gaan hangen, tegen te gaan.
De rechtbank heeft eveneens terecht overwogen dat de toename van het aantal politiemutaties en meldingen niet enkel het gevolg is van de wijze van exploiteren van De Karseboom. De burgemeester heeft onderkend dat in absolute zin sprake is van een toename van het aantal politiemutaties en meldingen sinds de komst van De Karseboom in het gebied. Echter niet kan worden vastgesteld dat deze volledig aan de bezoekers van De Karseboom kunnen worden toegerekend, nu in het horecaconcentratiegebied meer horeca-inrichtingen zijn gevestigd waar uitgaanspubliek op afkomt. In aanmerking is genomen dat de politiemutaties en meldingen in een beperkt aantal gevallen specifiek aan De Karseboom gerelateerd of daarop terug te voeren zijn en dat verscheidene mutaties of meldingen niet te maken hebben met horeca. Deze gaan bijvoorbeeld over niet werkende afvalcontainers en straatverlichting en over aangereden straatpalen. Er zijn ook mutaties over incidenten waarvan omwonenden niets hebben gemerkt, omdat deze zich bijvoorbeeld binnen de horeca-inrichtingen hebben afgespeeld. De exploitant van De Karseboom heeft diverse maatregelen genomen om overlast voor omwonenden tegen te gaan. Hij is volgens de vergunning in een straal van ongeveer 25 meter rondom de horeca-inrichting verantwoordelijk voor het voorkomen van vervuiling en andere overlast. De exploitant geeft een goede invulling aan deze verantwoordelijkheid, nu altijd een medewerker van de horeca-inrichting en een portier buiten aanwezig zijn. Zij houden overzicht, ruimen op en spreken uitgaanspubliek actief aan op overlastgevend gedrag. Verder heeft de vervuiling in de vorm van bijvoorbeeld urineren de aandacht van handhavers en wordt hier actief op geverbaliseerd.
Hoewel de beoordeling of een horeca-inrichting aan de gestelde milieunormen voldoet uitsluitend aan de orde dient te komen in het kader van milieuwetgeving kan, zoals [appellant] terecht heeft opgemerkt door te verwijzen naar de uitspraak van de Afdeling van 19 januari 2011, de burgemeester niet aan geluidshinderaspecten voorbijgaan. Uit deze uitspraak volgt dat het door een horeca-inrichting veroorzaakte geluid, ook voor zover dit valt binnen de volgens de milieuwetgeving gestelde normen, waarvan bij de beoordeling in het kader van een exploitatievergunning moet worden uitgegaan, deel uitmaakt van de uitstraling van de inrichting in haar totaliteit op de omgeving. Dit geluid moet dan ook in aanmerking worden genomen bij de te verrichten beoordeling of de kwaliteit van het woon- en leefklimaat door een exploitatievergunning niet te zeer wordt aangetast. [appellant] heeft niet gesteld dat hij last ondervindt van geluid uit De Karseboom. Overlast door stemgeluid van bezoekers die zich buiten De Karseboom bevinden wordt, zoals hiervoor vermeld, door een portier en een medewerker van De Karseboom zo veel mogelijk beperkt. Verder heeft de burgemeester in voldoende mate de extra parkeerdruk door fietsen, die als gevolg van de verlening van de exploitatievergunning zou kunnen ontstaan, bij de belangenafweging betrokken. In aanmerking is genomen dat in het weekend een extra pop-up fietsenstalling aanwezig is op de Hof en dat stewards worden ingezet om het uitgaanspubliek van onder meer de Lavendelstraat voor de stalling van hun fiets naar deze fietsenstalling te verwijzen en daarbij bezoekers ook op mogelijk overlastgevend gedrag aan te spreken. Verder is het niet aannemelijk dat de toename van het taxiverkeer in de omgeving wordt veroorzaakt door het publiek van De Karseboom, nu zij gezien hun gemiddelde leeftijd doorgaans eerder gebruik zullen maken van de fiets. Bovendien was de overlast van de taxistandplaats op het Havik al voor de komst van De Karseboom onderwerp in het uitgaansoverleg. De taxistandplaats is inmiddels verplaatst naar de Langestraat.
Uit de bij brief van 18 januari 2017 gegeven aanvullende motivering blijkt dat de burgemeester de vergunning heeft getoetst aan artikel 3.2.6 van de Horecanota. Zoals de burgemeester ter zitting bij de Afdeling heeft toegelicht zijn alle in dat artikel genoemde aspecten terug te vinden in de motivering.
Gelet op het voorgaande heeft de rechtbank terecht geoordeeld dat de burgemeester de vergunning mocht verlenen.
Het betoog faalt.
Slotsom
5. Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank dient te worden bevestigd voor zover aangevallen.
Proceskosten
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de uitspraak van de rechtbank voor zover aangevallen.
Aldus vastgesteld door mr. G.M.H. Hoogvliet, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J. de Vries, griffier.
w.g. Hoogvliet w.g. De Vries
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 27 juni 2018
582-859. BIJLAGE - Wettelijke kader
Algemene wet bestuursrecht
Artikel 1:2
1. Onder belanghebbende wordt verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
[…]
Algemene Plaatselijke Verordening Amersfoort
Artikel 1:8
1. De vergunning of ontheffing kan door het bevoegd gezag of het bevoegde bestuursorgaan in ieder geval worden geweigerd in het belang van:
a. de openbare orde;
b. de openbare veiligheid;
c. de volksgezondheid;
d. de bescherming van het milieu;
[…]
Artikel 2:28
1. Het is verboden een horecabedrijf te exploiteren zonder vergunning van de burgemeester.
[…]
Artikel 2:28a
1. De burgemeester weigert de vergunning indien:
a. de exploitatie van het horecabedrijf in strijd is met het geldend bestemmingsplan;
b. de aanvrager binnen drie jaar voor de aanvraag een openbare inrichting heeft geëxploiteerd die op grond van ernstige vrees voor verstoring van de openbare orde, gesloten is geweest.
2. Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 kan de burgemeester de vergunning geheel of gedeeltelijk weigeren, indien naar zijn oordeel moet worden aangenomen dat de woon- en leefsituatie in de omgeving van het horecabedrijf of de openbare orde op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed.
[…]
Horecanota Amersfoort 2013
3.2.6 Toetsen van initiatieven
Bij initiatieven voor horeca die passen in ons vestigingsbeleid zullen we verder toetsen aan de volgende (harde en zachte) criteria:
- Ruimtelijke inpasbaarheid: fysieke impact op de omgeving zoals parkeren (beleidsregel Toepassing Parkeernormen), gebouw- en gebruiksvoorschriften, welstand, monumentenzorg, milieuwetgeving en dergelijke. Een aanvraag voor een terras toetsen we aan het in bijlage 4 uitgewerkte beleid.
- Openbare orde en veiligheid, APV, sluitingstijden
[…]
- Screening van ondernemer, Bibob-toets