Einde inhoudsopgave
Richtlijn 2009/132/EG houdende bepaling van de werkingssfeer van artikel 143, onder b) en c), van Richtlijn 2006/112/EG met betrekking tot de vrijstelling van de belasting over de toegevoegde waarde voor de definitieve invoer van bepaalde goederen
Artikel 84
Geldend
Geldend vanaf 30-11-2009
- Bronpublicatie:
19-10-2009, PbEU 2009, L 292 (uitgifte: 10-11-2009, regelingnummer: 2009/132/EG)
- Inwerkingtreding
30-11-2009
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
19-10-2009, PbEU 2009, L 292 (uitgifte: 10-11-2009, regelingnummer: 2009/132/EG)
- Vakgebied(en)
Omzetbelasting (V)
Europees belastingrecht / Richtlijnen EU
Europees belastingrecht / Belastingen EU
Omzetbelasting / In- en uitvoer
Europees belastingrecht (V)
1.
Behoudens het bepaalde in de artikelen 85, 86 en 87 wordt vrijstelling verleend voor:
- a)
de brandstof welke zich in de normale reservoirs bevindt van:
- i)
personenwagens, bedrijfsvoertuigen en motorrijwielen;
- ii)
containers voor speciale doeleinden;
- b)
de brandstof welke zich in draagbare reservoirs in personenauto's en motorrijwielen bevindt, tot een maximum van 10 l per voertuig en onverminderd de nationale voorschriften inzake bezit en vervoer van brandstoffen.
2.
Voor de toepassing van lid 1 wordt verstaan onder:
- a)
‘bedrijfsvoertuig’: elk motorvoertuig (trekkers met of zonder aanhangwagens daaronder begrepen) dat op grond van constructietype en uitrusting geschikt en bestemd is voor het vervoer, al dan niet tegen betaling, van meer dan negen personen, met inbegrip van de bestuurder, of van goederen, alsmede ieder wegvoertuig bestemd voor een ander gebruik dan vervoer in eigenlijke zin;
- b)
‘personenwagen’: ieder motorvoertuig dat niet aan de onder a) omschreven maatstaven beantwoordt;
- c)
‘normale reservoirs’:
- i)
de door de fabrikant blijvend in of aan alle motorvoertuigen van hetzelfde type als het betrokken voertuig aangebrachte reservoirs, waarvan de blijvende inrichting het rechtstreekse verbruik van brandstof mogelijk maakt, zowel voor de voortbeweging van de voertuigen als, in voorkomend geval, voor de werking, tijdens het vervoer, van koel- en andere systemen;
- ii)
de door de fabrikant blijvend in of aan alle containers van hetzelfde type als de betrokken container aangebrachte reservoirs, waarvan de blijvende inrichting het rechtstreekse verbruik van brandstof mogelijk maakt voor de werking, gedurende het vervoer, van koel- en andere systemen waarmee de containers voor speciale doeleinden zijn uitgerust;
- d)
‘container voor speciale doeleinden’: alle containers die zijn uitgerust met inrichtingen die speciaal zijn aangepast voor koelsystemen, systemen voor zuurstoftoevoer, thermische isolatiesystemen of andere systemen.
Naast de in de eerste alinea, onder c) i), bedoelde reservoirs, gelden ook als normale reservoirs gasreservoirs die zijn aangebracht in motorvoertuigen en die het rechtstreekse verbruik van gas als brandstof mogelijk maken, alsmede de op andere systemen waarmee die voertuigen eventueel zijn uitgerust, aangesloten reservoirs.