Rb. Rotterdam, 05-02-2016, nr. KTN-4193761, 05022016
ECLI:NL:RBROT:2016:671
- Instantie
Rechtbank Rotterdam
- Datum
05-02-2016
- Zaaknummer
KTN-4193761_05022016
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBROT:2016:671, Uitspraak, Rechtbank Rotterdam, 05‑02‑2016; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
- Vindplaatsen
NTE 2016/30, UDH:NTE/13248 met annotatie van mr. I. Brinkman en mr. L. Baljon
Uitspraak 05‑02‑2016
Inhoudsindicatie
Veroordeling grondroerder voor graafschade.
Partij(en)
RECHTBANK ROTTERDAM
zaaknummer: 4193761 CV EXPL 15-24053
uitspraak: 5 februari 2016
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Stedin Netbeheer B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
eiseres,
gemachtigde: mr. F.J. van Velsen, advocaat te Haarlem,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Klapwijk Rioolservice B.V.,
gevestigd te Nederlek,
gedaagde,
vertegenwoordigd door haar directeur W.P. Klapwijk.
Partijen worden hierna aangeduid als “Stedin” en “Klapwijk”.
1. Het verloop van de procedure
1.1
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter kennis heeft genomen:
- -
het exploot van dagvaarding van 8 mei 2015, met producties;
- -
de conclusie van antwoord van Klapwijk, met producties;
- -
het vonnis d.d. 14 juli 2015 waarbij een comparitie van partijen is bepaald;
- -
het proces-verbaal van de op 24 september 2015 gehouden comparitie van partijen;
- -
de conclusie van repliek, met producties;
- -
de akte van Stedin, met producties;
- -
de conclusie van dupliek.
1.2
De datum van de uitspraak van het vonnis is nader bepaald op heden.
2. De vaststaande feiten
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, alsmede op grond van de in zoverre niet weersproken inhoud van de producties, staat tussen partijen het volgende vast.
2.1
Stedin is regionaal netbeheerder in de zin van de Gaswet en de Elektriciteitswet 1998 in het oorspronkelijke verzorgingsgebied van Eneco.
2.2
Op 26 januari 2015 zijn binnen dat gebied op de locatie Van Utrechtweg, ter hoogte van nummer 29, te Krimpen aan den IJssel zogenoemde grondroerende werkzaamheden uitgevoerd onder verantwoordelijkheid van Klapwijk. Daarbij is schade toegebracht aan een gasleiding van Stedin.
3. De stellingen van partijen
3.1
Stedin vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, Klapwijk te veroordelen aan haar te betalen € 501,50 aan hoofdsom, € 2,03 aan verschenen rente en € 150,00 kosten terzake de vaststelling van schade, aansprakelijkheid en verhaal, tezamen € 653,53, vermeerderd met de wettelijke rente over de hoofdsom vanaf de dag van de dagvaarding tot aan de dag van de algehele voldoening, alsmede in de proceskosten.
3.2
Aan haar vordering legt Stedin - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang - ten grondslag dat Klapwijk schade heeft toegebracht aan een gasleiding op de onder 2.2 genoemde locatie. Die schade is kunnen ontstaan doordat Klapwijk voorafgaand aan de werkzaamheden onvoldoende uitvoering heeft gegeven aan de op haar rustende onderzoeksplicht en niet afdoende voorzorgsmaatregelen heeft genomen ter voorkoming van beschadiging van leidingen. Daarom worden op grond van onrechtmatige daad de herstelkosten van € 501,50 met rente gevorderd. Daarnaast heeft Stedin kosten gemaakt voor de vaststelling van de schade, aansprakelijkheid en verhaal.
3.3
Klapwijk betwist de vordering en voert daartoe - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang - aan dat de schade aan de gasleiding haar niet kan worden aangerekend en dat zij niet heeft gehandeld in strijd met artikel 2 lid 3 sub b van de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten. De gasleiding zou volgens de tekening van het Kabels en Leidingen Informatie Centrum (hierna: KLIC) op circa één meter afstand van het graaftracé rechtuit naar de openbare weg gaan. Later is echter gebleken dat de gasleiding onder een hoek het graaftracé kruiste. Zij hoefde er niet op bedacht te zijn dat de locatie van de gasleiding meer dan één meter afweek van de aanduiding op de KLIC-tekening, temeer daar voorafgaand aan de werkzaamheden proefsleuven zijn gegraven waarbij geen kabel of leiding is aangetroffen. Het is de verantwoordelijkheid van Stedin om te zorgen voor juiste tekeningen.
3.4
De stellingen van partijen worden voor zover nodig in het kader van de beoordeling van de vorderingen nader besproken.
4. De beoordeling van de vordering
4.1
Vaststaat dat Klapwijk bij de uitvoering van graafwerkzaamheden een gasleiding van Stedin heeft beschadigd. Dit betreft een onrechtmatige daad. Stedin heeft hierdoor schade geleden, omdat met de reparatie van de leiding kosten gemoeid zijn geweest. De hoogte van het schadebedrag is niet in geschil.
4.2
Het geschil spitst zich toe tot de vraag of de onrechtmatige daad aan Klapwijk kan worden toegerekend. De kantonrechter overweegt hieromtrent als volgt.
4.3
In de (kader) Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten (hierna: WION) is neergelegd wie welke verantwoordelijkheden heeft ter preventie van graafschade.
In artikel 2 lid 2 WION is bepaald dat de grondroerder de graafwerkzaamheden op zorgvuldige wijze verricht. Uit lid 3 volgt dat de grondroerder ter uitvoering van lid 2 ten minste zorgt dat vóór aanvang van de graafwerkzaamheden een graafmelding is gedaan, dat onderzoek is verricht naar de precieze ligging van onderdelen van netten op de graaflocatie, en dat op de graaflocatie de van de Dienst ontvangen gebiedsinformatie aanwezig is.
Op grond van artikel 10 lid 1, aanhef en onder a, WION verstrekt een beheerder de liggingsgegevens. Hierover worden bij of krachtens algemene maatregel van bestuur nadere regels gesteld, zo volgt uit artikel 21 lid 1 WION.
In artikel 5 lid 2 van het Besluit informatie-uitwisseling ondergrondse netten (hierna: het Besluit) is bepaald dat de liggingsgegevens die deel uitmaken van de beheerdersinformatie, betrekking hebben op de horizontale ligging en zijn gebaseerd op de meest nauwkeurige metingen die voor de beheerder beschikbaar zijn, met dien verstande dat de metingen ten minste een nauwkeurigheid van een meter hebben.
4.4
Door betrokkenen in de graafketen is invulling gegeven aan het begrip “zorgvuldig graven” met de richtlijn: Graafschade voorkomen aan kabels en leidingen (Richtlijn zorgvuldig graafproces; CROW publicatie 250). Partijen verwijzen beiden naar deze richtlijn; Stedin ontleent er normen aan over hoe te handelen tijdens een graafproces en uit het verweer van Klapwijk wordt opgemaakt dat zij deze richtlijn zoveel mogelijk volgt. Mede daarom zal de kantonrechter de Richtlijn zorgvuldig graafproces raadplegen bij zijn beoordeling of Klapwijk de graafwerkzaamheden op zorgvuldige wijze heeft verricht.
4.5
Niet is in geschil dat de graafwerkzaamheden zijn gemeld en dat Klapwijk de werkzaamheden heeft verricht aan de hand van liggingsgegevens die aan haar zijn verstrekt (de KLIC-tekening).
4.6
Voormeld onderzoek naar de precieze ligging van onderdelen van netten op de graaflocatie, vergde in dit geval het graven van proefsleuven, omdat uit de KLIC-tekening blijkt dat in de nabijheid van de graaflocatie een gasleiding loopt. Dat Klapwijk, zoals zij aanvoert, proefsleuven heeft gegraven, staat niet vast, want Stedin heeft dat gemotiveerd weersproken, door overlegging van het storingsformulier gas dat is opgemaakt door de monteur die op de dag van het schadevoorval de schade heeft verholpen en waarop wordt vermeld dat niet is gecontroleerd door middel van proefsleuven en dat niet is gegraven volgens CROW publicatie 250. De omstandigheid dat Klapwijk pas bij de conclusie van repliek kennis heeft kunnen nemen van het storingsformulier, maakt niet dat aan de inhoud daarvan getwijfeld moet worden. Het verweer van Klapwijk dat het storingsformulier veronderstellingen van de monteur bevat, kan evenmin tot de conclusie leiden dat de inhoud van het storingsformulier niet klopt. Het had op de weg van Klapwijk gelegen om zijn verweer dat hij proefsleuven heeft gegraven nader te onderbouwen. Dat is niet gebeurd en gelet op het aangevoerde in de conclusie van dupliek lijkt Klapwijk zijn verweer ook niet te kunnen staven. Daartoe is ook geen aanbod gedaan. Daarom wordt Klapwijk niet in de gelegenheid gesteld om ten aanzien hiervan bewijs te leveren. Voor het vervolg wordt er daarom vanuit gegaan dat er geen proefsleuven zijn gegraven en dat dus niet is gewerkt volgens het in deze te volgen protocol als vermeld in de Richtlijn zorgvuldig graafproces.
4.7
Het is de vraag of de schade zich zou hebben voorgedaan als de proefsleuven wel waren gegraven op de voorgeschreven wijze. Bij de beoordeling van die vraag wordt vooropgesteld dat niet vaststaat dat, zoals Klapwijk aanvoert, de locatie van de gasleiding meer dan één meter afweek van de aanduiding op de KLIC-tekening, want Stedin heeft dat gemotiveerd betwist, door erop te wijzen dat de parallel aan de gasleiding lopende rioolbuis niet op de KLIC-tekening staat, zodat de afstand op papier (de theoretische afstand) tussen de graaflocatie en de gasleiding niet vastgesteld kan worden. Daarbij komt dat uit de door Klapwijk als productie 4 overgelegde foto van de locatie kan worden opgemaakt dat de rioolbuis en de gasleiding op minder dan één meter van elkaar liggen. Daarnaast is aangevoerd dat de gasleiding daar waar het schadevoorval zich heeft voorgedaan de rioolbuis heeft gekruist. Dat maakt dat er niet van kan worden uitgegaan dat de feitelijke locatie van de gasleiding meer dan één meter afweek van de aanduiding op de KLIC-tekening.
4.8
Op grond van de Richtlijn zorgvuldig graafproces dient als - zoals in dit geval - de theoretische horizontale ligging van de gasleiding zich geheel bevindt binnen een horizontale afstand van 1,50 meter ter weerzijden van het voorziene graafprofiel op de volgende wijze een proefsleuf te worden gegraven: vanaf de buitenkant van de theoretische horizontale ligging van de gasleiding horizontaal maximaal 1,50 meter in de richting van het te roeren grondprofiel en 1,00 meter uit de richting van het te roeren grondprofiel. Voor de te kiezen plaatsen voor proefsleuven en de afstand daartussen geeft de Richtlijn zorgvuldig graafproces geen uniforme regels, maar wordt bepaald dat de grondroerder zijn keuze kan bepalen op basis van zijn kennis, kunde en ervaring, als hierover geen afspraken zijn gemaakt met de netbeheerder. Uiteraard dient de keuze van de grondroerder wel te leiden tot het beoogde resultaat, namelijk de vaststelling van de precieze ligging. Om dat doel te bereiken, zal het in voorkomend geval ook nodig zijn om bestrating of asfalt open te breken.
4.9
Indien de hierboven genoemde werkwijze was gevolgd, dan zou de precieze ligging van de gasleiding zijn komen vast te staan. Hoogstwaarschijnlijk zou de graafschade die zich thans heeft voorgedaan, dan zijn vermeden door ter plaatse van de gasleiding voorzichtiger te graven. Dat maakt dat Klapwijk ter zake van de ontstane schade een verwijt kan worden gemaakt en dat die schade hem kan worden toegerekend.
4.10
Overigens luidt dit oordeel niet anders als zou worden aangenomen dat Klapwijk zoals hij aanvoert wel proefsleuven heeft gegraven, maar daarbij geen gasleiding heeft aangetroffen, want hij had in dat geval, wetende dat er een gasleiding liep, niet met de graafwerkzaamheden mogen aanvangen, maar verder moeten zoeken naar de precieze ligging van de gasleiding door de proefsleuven te verlengen en/of extra proefsleuven te graven danwel conform de Richtlijn zorgvuldig graafproces contact moeten opnemen met Stedin.
4.11
Het voorgaande leidt tot het oordeel dat Klapwijk de schade die Stedin heeft geleden dient te vergoeden. Die schade betreft het gevorderde bedrag van € 501,50 aan herstelkosten. Het beroep op eigen schuld van Stedin wordt afgewezen onder verwijzing naar het hiervoor onder 4.7 overwogene dat niet is komen vast te staan dat de feitelijke locatie van de gasleiding meer dan één meter afweek van de aanduiding op de KLIC-tekening. Voorts wordt hierbij in aanmerking genomen het maatschappelijk belang bij strikte naleving van de op de grondroerder rustende onderzoeksplicht, hetgeen maakt dat er geen ruimte is voor een (gedeeltelijk) verval van de vergoedingsplicht van Klapwijk op grond van eigen schuld aan de zijde van Stedin. De gevolgen van het niet voldoen aan haar onderzoeksplicht blijven dan ook geheel voor rekening en risico van Klapwijk.
4.12
De (reeds vervallen) rente over genoemd bedrag en de door Stedin gevorderde kosten voor de vaststelling van de schade, aansprakelijkheid en verhaal, zijn niet bestreden en dus eveneens toewijsbaar.
4.13
Het gevorderde wordt dus geheel toegewezen.
4.14
Klapwijk wordt als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten veroordeeld, aan de zijde van Stedin vastgesteld op € 466,00 aan griffierecht, € 77,84 aan explootkosten en € 1,63 aan informatiekosten, tezamen € 545,47 aan verschotten, en € 300,00 aan salaris voor de gemachtigde. De door Stedin gevorderde informatiekosten worden gematigd tot € 1,63 gezien de aanbeveling van het LOVCK van 22 april 2013.
5. De beslissing
De kantonrechter:
veroordeelt Klapwijk om aan Stedin tegen kwijting te betalen € 653,53, vermeerderd met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW over € 501,50 vanaf 8 mei 2015 tot aan de dag van algehele voldoening;
veroordeelt Klapwijk in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Stedin vastgesteld op € 545,47 aan verschotten en € 300,00 aan salaris voor de gemachtigde;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.W. Langeler en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
465