Rb. Midden-Nederland, 17-01-2018, nr. 6289931
ECLI:NL:RBMNE:2018:94
- Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
- Datum
17-01-2018
- Zaaknummer
6289931
- Vakgebied(en)
Verbintenissenrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBMNE:2018:94, Uitspraak, Rechtbank Midden-Nederland, 17‑01‑2018; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
- Vindplaatsen
Uitspraak 17‑01‑2018
Inhoudsindicatie
Q-Park. Treintje rijden. Toepasselijkheid algemene voorwaarden. Oneerlijk beding.
Partij(en)
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 6289931 UC EXPL 17-11745 KG/31466
Vonnis van 17 januari 2018
inzake
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Q-Park Operations Netherlands II B.V.,
gevestigd te Maastricht,
verder ook te noemen Q-Park,
eisende partij,
gemachtigde: mr. C.F.P.M. Spreksel,
tegen:
[gedaagde] ,
wonende te [woonplaats] ,
verder ook te noemen [gedaagde] ,
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. H.K. Jap A Joe.
1. De procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 30 augustus 2017, met producties;
- de conclusie van antwoord, met producties;
- de conclusie van repliek, met producties;
- de akte van depot van een dvd met beeldmateriaal van Q-Park van 6 november 2017;
- de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1.
Q-Park exploiteert diverse parkeer-accommodaties, waaronder de parkeer-accommodatie ‘ […] -Amsterdam’ (hierna: de parkeergarage).
2.2.
Door middel van het verzoeken om en ontvangen/accepteren van een parkeerticket of het binnenrijden met een betaalpas of met abonnement kunnen bezoekers zich de toegang tot de parkeergarage verschaffen. Door het binnenrijden wordt een overeenkomst aangegaan.
2.3.
Op 21 oktober 2016 om 13:51 uur heeft het parkeermanagementsysteem (hierna: PMS) van Q-Park geregistreerd dat een auto met het kenteken [kenteken] (Opel Mokka) de parkeergarage heeft verlaten. Deze auto staat bij de Rijksdienst voor het Wegverkeer op naam van [gedaagde] geregistreerd.
2.4.
Bij brieven van 2 december 2016 en 4 mei 2017 heeft de gemachtigde van Q-Park aan [gedaagde] meegedeeld dat zij met haar auto op 21 oktober 2016 om ca. 13:51 uur zonder te betalen en treintje rijdend de parkeergarage is uitgereden, waardoor zij € 300,00 schadevergoeding en het voor haar geldende tarief verloren kaart van € 40,50 verschuldigd is geworden aan Q-Park. [gedaagde] heeft voornoemde bedragen, ondanks sommaties, onbetaald gelaten.
3. Het geschil
3.1.
Q-Park vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, veroordeling van [gedaagde] om aan Q-Park te voldoen een bedrag van € 391,58 (bestaande uit € 40,50 ter zake van het tarief voor een verloren kaart, € 300,00 aan schadevergoeding en € 51,08 aan buitengerechtelijke incassokosten), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van pleging (althans van verzuim) tot de voldoening en met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten en nakosten met de wettelijke rente over deze kosten vanaf 14 dagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis.
3.2.
Q-Park legt aan haar vordering onder meer ten grondslag dat [gedaagde] op 21 oktober 2016 om 13:51 uur op onrechtmatige wijze én in strijd met de tussen partijen tot stand gekomen overeenkomst de parkeergarage is uitgereden door het verschuldigde parkeergeld onbetaald te laten en bumper-klevend achter een voorganger onder de slagboom van de parkeergarage door te rijden (het zogenaamde ‘treintje rijden’). Als gevolg daarvan heeftQ-Park schade geleden wegens onder meer omzetderving, gemaakte kosten, uitgevoerde werkzaamheden, reeds gedane en toekomstige investeringen en ingeschakelde derden.
Op grond van de toepasselijke algemene voorwaarden is [gedaagde] aan Q-Park het tarief van een verloren kaart van € 40,50 en een schadevergoeding van € 300,00 verschuldigd geworden. Bij de ingang van iedere parkeeraccommodatie en voor het binnenrijden worden deze algemene voorwaarden door Q-Park van toepassing verklaard en ter hand gesteld middels een informatiebord. Het informatiebord staat vlakbij de inritterminal. Voorts wordt door middel van een sticker voor het naar binnenrijden gewezen op de gevolgen van het uitrijden zonder te betalen. Q-Park brengt daarnaast als standpunt naar voren dat het beding in de algemene voorwaarden niet oneerlijk is nu de boete in redelijke verhouding staat tot de (te verwachten) schade. Het beding beoogt volgens Q-Park daarnaast “treintje rijden” te voorkomen nu dit leidt tot gevaarlijke situaties en irritaties bij andere klanten. Voor een voldoende preventieve werking en prikkel tot nakoming is voorts vereist dat het verschuldigde bedrag hoog genoeg is.
Q-Park maakt tot slot aanspraak op de wettelijke rente en de buitengerechtelijke incassokosten nu [gedaagde] na het verlaten van de parkeergarage in verzuim is geraakt, respectievelijk Q-Park de vordering uit handen heeft moeten geven.
3.3.
[gedaagde] heeft gemotiveerd verweer gevoerd tegen de vordering met als conclusie dat de kantonrechter deze zal afwijzen, met veroordeling van Q-Park in de proceskosten.
3.4.
Ter onderbouwing van haar verweer stelt [gedaagde] – voor zover van belang – allereerst dat sprake is van onbehoorlijke procesvoering nu Q-Park de dvd met bewijsmateriaal enkel ter griffie heeft ingediend en deze niet heeft toegestuurd aan [gedaagde] .
Daarnaast heeft zij de parkeergarage op 21 oktober 2016 omstreeks 12:54 uur verlaten nadat zij het verschuldigde parkeergeld heeft betaald. Dit blijkt uit het overgelegde betalingsbewijs. [gedaagde] heeft de parkeergarage echter niet direct verlaten. Onder de gegeven omstandigheden is het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar dat Q-Park het tarief voor een verloren kaart en een schadevergoeding van € 300,00 vordert.
Bovendien zijn de algemene voorwaarden van Q-Park niet van toepassing nu hiernaar niet wordt verwezen bij de parkeergarage en [gedaagde] er dus geen kennis van heeft kunnen nemen. Ook is het informatiebord van een zodanige omvang dat kennisneming daarvan moeilijk dan wel onmogelijk is. Tot slot heeft [gedaagde] bij e-mail van 8 december 2016 aangegeven dat de slagbomen van de parkeergarage niet altijd juist werken. Q-Park heeft dit niet weersproken.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1.
Vooropgesteld wordt dat voor toewijzing van de vordering van Q-Park vereist is dat komt vast te staan dat [gedaagde] de auto in de betreffende parkeergarage heeft geparkeerd en deze op de hiervoor omschreven wijze zonder te betalen heeft verlaten. Voorts is van belang of de algemene voorwaarden al dan niet van toepassing zijn op de tussen partijen tot stand gekomen parkeerovereenkomst.
Formeel verweer
4.2.
Allereerst wordt overwogen dat Q-Park bij repliek een dvd met daarop camerabeelden in het geding heeft gebracht. [gedaagde] voert het verweer dat sprake is van onbehoorlijke procesvoering nu Q-Park de dvd met beeldmateriaal enkel ter griffie heeft ingediend en niet aan haar heeft toegezonden. Dit verweer kan niet slagen. Er bestaat voorQ-Park immers geen plicht om voornoemde dvd toe te zenden aan [gedaagde] . Bovendien is gesteld noch gebleken dat [gedaagde] onredelijk in haar belangen is geschaad. Zij heeft de dvd immers kunnen opvragen bij de griffie van deze rechtbank. Van onbehoorlijke procesvoering is dan ook geen sprake.
Camerabeelden
4.3.
De kantonrechter overweegt vervolgens dat de lezing van [gedaagde] dat zij weldegelijk heeft betaald voor het gebruik van de parkeergarage zich niet bepaald verhoudt met de camerabeelden die door Q-Park in het geding zijn gebracht en waarvan de authenticiteit door [gedaagde] niet is bestreden. Daarop is namelijk te zien dat de (kennelijk, althans dat is niet betwist) door [gedaagde] bestuurde auto, nadat haar voorganger (wel) een parkeerticket in de terminal had ingevoerd en de slagboom daarop omhoog was gegaan, zonder bij de terminal te stoppen – en zonder ook maar een poging te doen om het parkeerticket in de terminal in te voeren – achter haar voorganger aanrijdt, deels onder de zakkende slagboom door.
4.4.
Deze camerabeelden, die door [gedaagde] niet of althans nauwelijks zijn ontkracht, maken voldoende duidelijk dat [gedaagde] zich schuldig heeft gemaakt aan het door Q-Park zogenoemde ‘treintje rijden’, door zeer dicht achter haar voorganger aan te rijden onder de ten behoeve van die voorganger nog openstaande slagboom en zo de parkeergarage te verlaten. Ook rechtvaardigen de camerabeelden de aanname dat [gedaagde] toen niet heeft betaald voor haar parkeerbezoek. Immers, Q-Park heeft bij repliek betwist dat [gedaagde] voor haar parkeerbezoek heeft betaald in verband waarmee zij heeft aangevoerd dat die betaling niet volgt uit het door [A] overgelegde betaalbewijs, omdat daaruit, juist omdat [gedaagde] heeft parkeerkaartje niet in de terminal heeft aangevoerd, niet zonder meer blijkt dat [gedaagde] voor haar bezoek heeft betaald.
4.5.
Geoordeeld wordt dat, gelet op de hiervoor beschreven camerabeelden in combinatie bezien met de omstandigheid dat de betaling genoemd op de door [gedaagde] overgelegde afdruk van haar rekeningoverzicht niet kan worden gerelateerd aan haar parkeerbezoek of kenteken, vast is komen te staan dat [gedaagde] zich heeft schuldig gemaakt aan het door Q-Park bedoelde ‘treintje rijden’. Het andersluidende verweer, daaronder ook begrepen de stelling van [gedaagde] dat zij voor haar bezoek aan de parkeergarage heeft betaald en de stelling dat de slagbomen van de parkeergarage niet goed zouden werken, wordt als onvoldoende onderbouwd verworpen.
Algemene voorwaarden
4.6.
Verder heeft [gedaagde] verweer gevoerd tegen de algemene voorwaarden waarop Q-Park haar vordering grondt. In verband daarmee heeft [gedaagde] gemotiveerd betoogd dat de algemene voorwaarden niet op de overeenkomst van toepassing zijn (geworden), althans, naar de kantonrechter begrijpt, vernietigbaar zijn, omdat haar geen redelijke mogelijkheid is geboden daarvan kennis te nemen (artikel 6:233 sub b BW).
4.7.
Gezien artikel 6:230c BW jo. 6:230b sub 6 BW is voor de terbeschikkingstelling van algemene voorwaarden voor een dienstverrichter in de zin van artikel 6:230a BW, zoals hier Q-Park, voldoende dat deze voor de wederpartij ( [gedaagde] ) eenvoudig toegankelijk zijn op een door Q-Park medegedeeld (internet)adres. Vooropgesteld wordt dat Q-Park, onder overlegging van foto’s, heeft aangevoerd dat er vlakbij de inritterminal van de parkeergarage en voor de slagboom een informatiebord staat waarop de geldende tarieven worden kenbaar gemaakt en waarop wordt gewezen op de toepasselijkheid van haar algemene voorwaarden.
4.8.
Uit de door Q-Park overgelegde foto’s heeft zij voldoende aannemelijk gemaakt dat er middels het informatiebord op wordt gewezen dat de toepasselijke algemene voorwaarden van Q-Park zijn op te vragen via www.q-park.nl, waarbij ook een telefoonnummer van haar klantenservice is vermeld. Daarmee heeft Q-Park naar het oordeel van de kantonrechter voldaan aan de in dit geval geldende eisen voor de terhandstelling van algemene voorwaarden zoals bedoeld in artikel 6:230c BW. In zoverre mist de enkele stelling van [gedaagde] dat er geen informatiebord met daarop een verwijzing naar de algemene voorwaarden aanwezig is dan ook doel. Ook de stelling dat het informatiebord van een zodanige omvang is dat kennisneming daarvan moeilijk is, kan niet leiden tot vernietiging van de algemene voorwaarden.
Oneerlijk beding
4.9.
Daarnaast heeft [gedaagde] gemotiveerd betoogd dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat Q-Park het dagtarief voor een verloren kaart van € 40,50 en een boete van € 300,00 in rekening brengt. In dit verband stelt de kantonrechter voorop dat op grond van rechtspraak van het Hof van Justitie en de Hoge Raad (ook) ambtshalve dient te worden beoordeeld of een beding in algemene voorwaarden behorend bij een, zoals hier, met een consument aangegane overeenkomst, onredelijk bezwarend is. Indien dan wordt vastgesteld dat het beding ‘oneerlijk’ in de zin van artikel 3 lid 1 van Richtlijn 93/13/EEG jo. punt e van de bij die richtlijn behorende bijlage is, mag de kantonrechter de boete niet matigen, maar dient het beding ten aanzien van de consument buiten beschouwing te worden gelaten (tenzij de consument zich daartegen verzet). Van een oneerlijk beding als hier bedoeld is sprake indien het, in strijd met de goede trouw, het evenwicht tussen de uit de overeenkomst voorvloeiende rechten en verplichtingen van de partijen ten nadele van de consument aanzienlijk verstoort, zoals bedingen die tot doel of gevolg hebben de consument die zijn verbintenissen niet nakomt, een onevenredig hoge schadevergoeding op te leggen.
4.10.
Q-Park heeft gemotiveerd bepleit dat de bedingen niet oneerlijk in de zin van gemelde richtlijn zijn. Deze beogen volgens Q-Park primair ‘treintje rijden’ te voorkomen en voor een voldoende preventieve werking is vereist dat het verschuldigde bedrag hoog genoeg is. Het ‘treintje rijden’ leidt tot gevaarlijke situaties in en buiten de parkeergarage en door dat gedrag lijdt Q-Park schade. Zij heeft derhalve groot belang bij het tegengaan van deze vorm van parkeerfraude. Ter bestrijding van dit probleem heeft zij in de artikelen 5.9 en 6.3 van de algemene voorwaarden een boetebepaling opgenomen om het ongeoorloofd gebruik van de parkeergarage tegen te gaan.
4.11.
Geoordeeld wordt dat het gebruik maken van de parkeergarage zonder daarvoor te betalen als een onrechtmatige gedraging jegens Q-Park en een ernstige tekortkoming in de nakoming van de parkeerovereenkomst kan worden aangemerkt en dat het opleggen van een boete voor dergelijk gedrag dan op zijn plaats is. Datzelfde geldt voor het zogenaamde ‘treintje rijden’, waarbij niet alleen niet wordt betaald wordt voor het parkeerbezoek, maar bovendien ook kort achter de (wel betalende) voorganger wordt aangereden om (onrechtmatig) te profiteren van het feit dat de ten behoeve van die voorganger geopende slagboom nog (net) openstaat. Gezien de omstandigheid dat [gedaagde] er in dit geval bewust voor heeft gekozen de parkeergarage op een onrechtmatige en contractueel niet toegestane wijze te verlaten en de gemotiveerde onderbouwing van Q-Park van de hoogte van haar kosten en schade door dergelijk gedrag, acht de kantonrechter een beding dat zulk gedrag sanctioneert met een boete van € 300,00 niet oneerlijk in de zin van voormelde richtlijn. Het door Q-Park gevorderde bedrag van € 300,00 wordt dan ook toegewezen.
4.12.
Ook het in rekening brengen van het tarief voor de verloren kaart van € 40,50 acht de kantonrechter geen oneerlijk beding in de zin van de Richtlijn. Het beding is immers gericht op vergoeding van omzetderving veroorzaakt door een te kwader trouw handelende consument. Dat daarbij het dagtarief in rekening wordt gebracht, is niet onevenredig of anderszins oneerlijk; het is daarentegen alleszins begrijpelijk, omdat door de schuld van de treintje rijder niet kan worden vastgesteld hoe lang er is geparkeerd. Bovendien heeft Q-Park voorafgaand aan het parkeren door middel van de sticker die is geplaatst bij de inritterminal gewezen op het feit dat het dagtarief in rekening zal worden gebracht, hetgeen [gedaagde] aldus had behoren te weten.
Buitengerechtelijke incassokosten
4.13.
Q-Park maakt voorts aanspraak op de buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is nu het verzuim van [gedaagde] na 1 juli 2012 is ingetreden. Q-Park heeft aan [gedaagde] een aanmaning gestuurd die voldoet aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten van € 51,08 komt overeen met het in het Besluit bepaalde tarief en zal worden toegewezen.
Wettelijke rente
4.14.
Ook heeft Q-Park – gezien het bepaalde in artikel 6:119 BW – terecht aanspraak gemaakt op de wettelijke rente vanaf de datum van pleging, te weten 21 oktober 2016.
Toe te wijzen bedrag
4.15.
Het voorgaande betekent dat [gedaagde] zal worden veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 391,58, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 21 oktober 2016 tot de voldoening.
Proceskosten
4.16.
[gedaagde] zal tot slot als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Q-Park worden begroot op:
- dagvaarding € 83,51
- griffierecht € 117,00
- salaris gemachtigde € 120,00 (2 punten x tarief € 60,00)
Totaal € 320,51
5. De beslissing
De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan Q-Park tegen bewijs van kwijting te betalen € 391,58 met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 21 oktober 2016 tot de voldoening;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten aan de zijde van Q-Park, tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 320,51, waarin begrepen € 120,00 aan salaris gemachtigde, te voldoen binnen 14 dagen na de datum van dit vonnis, bij gebreke waarvan voormeld bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
5.3.
veroordeelt [gedaagde] , onder de voorwaarde dat zij niet binnen 14 dagen na aanschrijving door Q-Park volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 30,00 aan salaris gemachtigde;
- te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis en vermeerderd met de wettelijke rente met ingang van de vijftiende dag na betekening tot de voldoening;
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J.M. de Laat, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 17 januari 2017.