Hof Amsterdam, 16-11-2020, nr. 23-001466-20
ECLI:NL:GHAMS:2020:3757
- Instantie
Hof Amsterdam
- Datum
16-11-2020
- Zaaknummer
23-001466-20
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHAMS:2020:3757, Uitspraak, Hof Amsterdam, 16‑11‑2020; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2022:370
Uitspraak 16‑11‑2020
Inhoudsindicatie
Poging verkrachting, diefstal met geweld en bezit en vervaardiging kinderpornografische afbeeldingen. 24 maanden gevangenisstraf en tbs met dwangverpleging. Overwegingen bewijsminimum poging verkrachting en pornografische aard afbeeldingen.
afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001466-20
datum uitspraak: 16 november 2020
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 26 juni 2020 in de strafzaak onder parketnummer 13-650182-19 tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1991,
adres: [adres 1] ,
thans gedetineerd in Penitentiaire Inrichting Zaanstad te Westzaan.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 2 november 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsvrouw naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is, kort samengevat, tenlastegelegd:
Feit 1: poging tot verkrachting van [benadeelde 1] op 12 april 2019 te Amsterdam,
subsidiair de aanranding van [benadeelde 1] op 12 april 2019 te Amsterdam, en
Feit 2: de diefstal met geweld van [benadeelde 1] op 12 april 2019 te Amsterdam,
subsidiair de poging tot zware mishandeling van [benadeelde 1] op 12 april 2019 en/of de diefstal van een telefoon, toebehorende aan [benadeelde 1] , op 12 april 2019 te Amsterdam, en
Feit 3: het in bezit hebben en vervaardigen van kinderpornografische afbeeldingen in de periode van 6 juni 2018 tot en met 19 april 2019.
De volledige tekst van de tenlastelegging is opgenomen in de bijlage die aan dit arrest is gehecht en geldt als hier ingevoegd.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank. Nu het hof zich wel verenigt met delen van het vonnis, zal het hof de betreffende overwegingen overnemen in het arrest.
Bewijsoverwegingen
Ten aanzien van feit 1 en 2
Standpunt van de advocaat-generaal
Uit de feiten en omstandigheden die door de rechtbank in het vonnis uiteen zijn gezet blijkt dat de verdachte de persoon is die aangeefster [benadeelde 1] heeft aangevallen. Gelet op de uitlatingen van de verdachte voorafgaand aan het geweld, blijkt dat zijn intentie was om de aangeefster te verkrachten, zodat hij zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot verkrachting. Daarnaast heeft de verdachte haar telefoon afgepakt en meegenomen. Dat moet als diefstal met geweld worden gekwalificeerd.
Standpunt van de verdediging
De verdachte moet van de feiten 1 en 2 worden vrijgesproken.
De verdachte is niet de dader die geweld heeft gepleegd ten aanzien van aangeefster [benadeelde 1] . De aangeefster heeft een summier signalement gegeven dat niet overeenkomt met het signalement van de verdachte. Door de aangeefster is verklaard dat de dader misschien begin twintig zou zijn. De verdachte was ten tijde van het delict een stuk ouder, namelijk 28 jaar. Ook de door de aangeefster en de taxichauffeur beschreven (licht)grijze, zandkleurige of beige jas komt niet overeen met het uiterlijk van de verdachte en is ook niet aangetroffen bij verdachte. De onder de verdachte inbeslaggenomen jas betreft immers een donkere jas zonder bontkraag.
Er is geen forensisch bewijs dat wijst op betrokkenheid van de verdachte.
Het is onduidelijk of de dader gebruik heeft gemaakt van een elektrische fiets, zodat het eventueel beschikken over een elektrische fiets geen belastende omstandigheid voor de verdachte is.
De GPS-gegevens van de telefoon van de verdachte passen goed bij de verklaring van de verdachte. De GPS-gegevens passen niet goed bij het scenario dat de verdachte de dader is, nu het aannemelijk is dat de dader koos voor een vluchtroute via de Stekkerweg en de Bongerdbrug. Dat maakt dat het twaalf minuten zou duren om vanaf de ‘plaats delict’ met de fiets de GPS-locatie van het toestel van de verdachte te bereiken, terwijl het incident tot 3:05 uur duurde en de telefoon van de verdachte om 3:13 uur op de [adres 2] is gelokaliseerd.
Subsidiair is aangevoerd dat alleen uit de verklaring van aangeefster direct volgt dat sprake is geweest van een poging verkrachting of aanranding en dat deze verklaring niet wordt ondersteund door ander bewijs. De bij het slachtoffer waargenomen emoties kunnen niet als zodanig worden aangemerkt, omdat deze evengoed passen bij een diefstal met geweld. Hierdoor wordt niet voldaan aan het bewijsminimum van artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) en moet de verdachte worden vrijgesproken van een poging verkrachting of aanranding.
Meer subsidiair, indien het hof tot een veroordeling voor een poging verkrachting of aanranding komt, moet de verdachte worden vrijgesproken van de diefstal met geweld. Nagenoeg dezelfde geweldshandelingen zijn bij beide feiten ten laste gelegd en deze handelingen waren gericht op de verkrachting dan wel aanranding en niet op het verkrijgen van de telefoon.
Oordeel van het hof
Betrokkenheid van de verdachte
Signalement dader
[benadeelde 1] heeft aangifte gedaan van poging tot verkrachting en de diefstal van haar telefoon op 12 april 2019 rond 3.00 uur te Amsterdam (NDSM-terrein). Zij heeft verklaard dat zij werd aangevallen door een man van wie zij het volgende signalement gaf: geen westerse achtergrond, Turks of Marokkaans, jong, onder de 30 en niet onder de 20 jaar, misschien begin 20. Hij droeg een lichte kleur jas, grijs of zandkleurig, maar dat kon zij niet goed zien omdat het donker was, met een heel dun bontkraagje om de capuchon. Hij was niet breed gebouwd. Mogelijk reed de dader op een elektrische fiets, omdat hij de aangeefster gemakkelijk kon bijhouden, maar de aangeefster heeft niet gezien of de dader een elektrische fiets had.
De aangeefster heeft tijdens de aanval een taxi gestopt en is bij de taxichauffeur ingestapt en achter de verdachte aangereden. De taxichauffeur, de getuige [getuige] , heeft de dader in de verte gezien en beschreven als een tengere man met een lichtgrijze of beigekleurige jas.
Ter terechtzitting in eerste aanleg zijn beelden getoond van de [winkel] van kort voor het incident, waarop te zien is dat de aangeefster voorbij rijdt en kort na haar een tweede fietser passeert, die een donkere jas lijkt aan te hebben.
De verdachte voldoet grotendeels aan het door de aangeefster opgegeven signalement. Hij was 28 jaar oud op het moment dat de aangeefster werd aangevallen en uit het dossier blijkt bovendien dat hij er jonger uitziet dan zijn kalenderleeftijd. Ook heeft de verdachte een gedeeltelijk Marokkaanse achtergrond en is hij tenger gebouwd.
Ten aanzien van de jas is niet volledig vast komen te staan wat de kleur van de jas van de dader was, nu op de beelden een donkere jas zichtbaar lijkt, terwijl aangeefster en getuige [getuige] een lichtgekleurde jas beschrijven. Van de verdachte is evenmin komen vast te staan welke kleding, waaronder welke jas, hij de betreffende nacht droeg. Dit onderdeel van het signalement is daarom noch belastend, noch ontlastend voor de verdachte. Hetzelfde geldt voor het gebruik van de elektrische fiets, nu niet volledig vast is komen te staan of de dader daarvan gebruik heeft gemaakt.
Bezit telefoon van aangeefster
De dader heeft de telefoon van de aangeefster, een iPhone, afgepakt en kennelijk meegenomen. Deze telefoon is uiteindelijk aangetroffen in de woning waar de zoon van de verdachte woont en was door de verdachte aan zijn zoon cadeau gedaan. Omdat de telefoon zich al op 12 april 2019 om 22.50 uur bevond op het adres van de schoonzus van de verdachte, staat vast dat de verdachte binnen 20 uur nadat de telefoon was gestolen over de telefoon beschikte.
De verdachte heeft hier geen aannemelijke verklaring voor gegeven. In eerste aanleg heeft hij een schriftelijke verklaring overgelegd, waarin staat dat hij op 12 april 2019 naar een café is gegaan en van iemand een iPhone heeft gekocht. Hij heeft niet willen verklaren van wie of in welk café hij de telefoon heeft gekocht. Uit de opname van vertrouwelijke communicatie tussen de verdachte en familieleden blijkt echter dat de verdachte tegen hen heeft gezegd: ‘Ze hebben het toestel gevonden. Da’s haar toestel. Van de eh twaalfde. (…) Dat is die Iphone die ik heb gevonden (…) Da’s van dat meisje (…) Dus dat meisje heb ik wel echt in het echt gezien.’ De verdachte heeft dusdanig vage en wisselende verklaringen gegeven over het bezit van de telefoon, dat het hof daaraan geen waarde hecht.
GPS-coördinaten telefoon van verdachte
De telefoon van de verdachte bevond zich blijkens opgeslagen GPS-coördinaten op 12 april 2019 van 3:13 uur tot 3:18 uur in een park aan de [adres 2] , ter hoogte van het adres [adres 2] te Amsterdam, op korte afstand vanaf de ‘plaats delict’. De verdachte heeft verklaard dat hij niet in het park is geweest, maar wel daar in de buurt, omdat hij op de scooter onderweg was van de [adres 3] naar de [adres 4] . Daarbij zou hij de kortste route hebben genomen. De [adres 2] bevindt zich echter niet op of langs deze route:
Bovendien komt de verklaring van de verdachte dat hij zich slechts per scooter van de ene woning naar de andere heeft begeven, niet overeen met het gegeven dat zijn telefoon zich vijf minuten op dezelfde plek bij de [adres 2] heeft bevonden. De verklaring van de verdachte is daarom niet aannemelijk.
Anders dan de raadsvrouw acht het hof het niet onwaarschijnlijk dat de dader, die tussen 3.00 uur en 3.05 uur moet zijn vertrokken van de plaats waar hij aangever aanviel, zich om 3.13 uur op de genoemde GPS-locatie bevond. Het staat niet vast dat de dader een omweg heeft genomen, er zal gedurende de nachtelijke uren weinig ander verkeer zijn geweest en de aangeefster heeft verklaard dat het de dader weinig moeite kostte om erg snel te fietsen.
Conclusie
De verdachte voldoet grotendeels aan het signalement van de dader. Hij bevond zich enkele minuten na het incident op korte afstand van de plaats delict en hij beschikte binnen een dag na de diefstal over de telefoon van de aangeefster. Deze feiten en omstandigheden zijn naar het oordeel van het hof redengevend voor het bewijs dat de verdachte de dader is, terwijl de verdachte geen aannemelijke, die redengevendheid ontzenuwende, verklaring heeft gegeven.
Dat er geen DNA van de verdachte is aangetroffen, maakt niet dat er redelijke twijfel is over zijn daderschap, mede nu onduidelijk is gebleven of de dader handschoenen droeg tijdens de aanval.
Bewijsminimum
Het hof stelt voorop dat het voorschrift van artikel 342, tweede lid, Sv de gehele tenlastelegging betreft en niet de afzonderlijke bestanddelen of feitelijkheden daarvan. Voor zover de raadsvrouw heeft bedoeld dat de ‘ongewenste seksuele gedragingen’ waar aangeefster over heeft verklaard ook moeten blijken uit (minstens) een ander bewijsmiddel, steunt het verweer op een eis die de wet niet kent. Verder is het hof van oordeel dat er om te beginnen geen aanwijzingen in het dossier naar voren komen die maken dat aan de verklaring van aangeefster over hetgeen haar is overkomen moet worden getwijfeld. Deze verklaring van aangeefster vindt bovendien voldoende steun in ander bewijsmateriaal. Ten eerste is dat het bewijs, zoals hierboven omschreven, waaruit volgt dat de verdachte ten tijde van het gepleegde feit, zich in de directe nabijheid van de ‘plaats delict’ bevond. Bovendien was hij in het bezit van de telefoon van aangeefster. Voor beide vaststellingen heeft de verdachte geen aannemelijk verklaring gegeven, laat staan dat hij geloofwaardig naar voren heeft gebracht dat van een poging verkrachting of aanranding geen sprake was. Ten tweede kan voor de verklaring van aangeefster steun worden gevonden in de verklaring van de getuige [getuige] (de taxichauffeur) over haar toestand en het 112-gesprek dat aangeefster met zijn telefoon voerde. Tijdens het gesprek met de meldkamer was aangeefster aanvankelijk zo hard aan het huilen dat zij niet uit haar woorden kwam. Zodra zij kon praten, zei ze dat ze was aangevallen door een man, dat hij haar had geslagen en dat hij haar had aangerand. Vervolgens vertelde ze dat de man zei dat hij haar wilde neuken. De door [getuige] waargenomen emoties en het op de geluidsopname van de meldkamer hoorbare huilen, alsook de eerste bewoordingen waarmee zij de aanval – direct nadat deze had plaatsgevonden – beschreef tegenover de meldkamer, ondersteunen de verklaring van aangeefster dat de dader haar wilde verkrachten. Het verweer wordt daarom verworpen.
Kwalificatie van de gedragingen
Uit de aangifte blijkt dat de verdachte eerst tegen aangeefster heeft gezegd dat hij haar in haar kont wilde neuken en dat hij haar daarna van haar fiets heeft getrokken, met haar heeft gevochten en haar geprobeerd heeft bij haar bil te grijpen en daarbij haar heup, bij haar bil, heeft aangeraakt. Op basis daarvan staat vast dat de verdachte geweld heeft toegepast met het doel de aangeefster te verkrachten, hetgeen niet is gelukt omdat zij erin slaagde zich los te worstelen en een taxi te stoppen.
Daarnaast heeft de aangeefster verklaard dat de dader haar handen vastpakte om haar telefoon af te pakken en dat hij deze uiteindelijk uit haar handen heeft gepakt (in de tenlastelegging weergegeven als ‘lospeuteren’). Deze onderdelen van het geweld waren er kennelijk op gericht om de telefoon te verkrijgen.
De verdachte heeft zich daarom zowel schuldig gemaakt aan een poging tot verkrachting als aan een diefstal met geweld.
Ten aanzien van feit 3
Standpunt van het openbaar ministerie
Hoewel er geen seksuele handelingen te zien zijn op de foto’s die op de telefoon van de verdachte zijn aangetroffen, is toch sprake van kinderporno. De foto’s zijn heimelijk gemaakt en er is ingezoomd op het deel van het lichaam waar zich de geslachtsdelen en billen bevinden.
Standpunt van de verdediging
De verdachte moet van het bezit van kinderporno worden vrijgesproken. De verdachte stelt dat hij de afbeeldingen niet heeft vervaardigd en nooit heeft gezien, aangezien de bestanden verwijderd waren. Daarnaast missen de afbeeldingen een onmiskenbare seksuele strekking.
Oordeel van het hof
Op de telefoon van de verdachte zijn afbeeldingen aangetroffen van kinderen.
Op twee foto’s is het naakte onderlichaam van een jong meisje, waaronder haar vagina, zichtbaar. Haar gezicht is niet zichtbaar. Het meisje is herkend als een destijds vijfjarig familielid van de verdachte en de omgeving is herkend als een caravan van de broer van de verdachte, die zich op de camping [camping] bevond.
De overige foto’s betreffen eveneens jonge meisjes, van wie foto’s zijn gemaakt waarop hun gezicht niet zichtbaar is en hun billen of kruis wel. Deze meisjes zijn gekleed in badpak of zwembroekje en de foto’s zijn kennelijk telkens in de nabijheid van een zwembad gemaakt. Uit de foto’s blijkt duidelijk dat de interesse van de maker ligt bij de geslachtsdelen/billen van de meisjes. De gehele serie afbeeldingen kan vanwege dit onderlinge verband als kinderpornografisch worden aangemerkt.
De verdachte heeft ter terechtzitting in eerste aanleg verklaard dat hij zijn telefoon geregeld aan anderen heeft uitgeleend en dat deze personen de foto’s wellicht hebben gemaakt. Dit is echter niet aannemelijk nu er naast deze 34 fotobestanden ook veel afbeeldingen van de verdachte zelf zijn aangetroffen. Dit zijn onder andere selfies, maar ook foto’s van zijn zoon. Bovendien heeft verdachte niet willen verklaren wie de personen zouden zijn aan wie hij zijn telefoon heeft uitgeleend.
De verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij geregeld in de weekenden met zijn familie op een camping in [camping] was. Hier was ook een zwembad aanwezig. Op de foto’s die zijn aangetroffen op de telefoon van verdachte zijn ook foto’s aangetroffen van zijn zoon [naam 1] in het zwembad. Daar komt nog bij dat op twee foto’s de vagina van een meisje te zien is dat een familielid van de verdachte blijkt te zijn en de verdachte heeft ter zitting verklaard haar ook wel eens te hebben omgekleed. De verdachte was daardoor in de gelegenheid om de foto’s van haar te maken.
Daarmee staat vast dat de verdachte de kinderpornografische afbeeldingen heeft vervaardigd en in zijn bezit heeft gehad.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2 primair en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.primairhij op 12 april 2019 te Amsterdam, ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om door geweld en een andere feitelijkheid [benadeelde 1] te dwingen tot het ondergaan van handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam,
opzettelijk achter die [benadeelde 1] is aangefietst en tegen die [benadeelde 1] heeft gezegd: "Ik wil je in je kont neuken" of "Wil je in je kont geneukt worden?" en
die [benadeelde 1] op de fiets heeft ingehaald en heeft gezegd: "Ik wil je in je kont neuken" en "Mag ik op je afrukken?" en
die [benadeelde 1] heeft vastgepakt en
die [benadeelde 1] heeft geduwd of getrapt en naar de grond gewerkt en
aan die [benadeelde 1] heeft getrokken, ten gevolge waarvan die [benadeelde 1] met haar fiets ten val is gekomen, en op die [benadeelde 1] is afgerend en met die [benadeelde 1] heeft gevochten en
heeft geprobeerd die [benadeelde 1] bij de kont te grijpen en
die [benadeelde 1] bij de heup/bil heeft aangeraakt;
2.primairhij op 12 april 2019 te Amsterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een telefoon toebehorende aan [benadeelde 1] ,
welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen die [benadeelde 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld hierin bestond dat hij, verdachte die [benadeelde 1] bij de arm en handen heeft vastgepakt en de telefoon uit de handen van die [benadeelde 1] heeft losgepeuterd;
3.hij in de periode van 6 juni 2018 tot en met 19 april 2019 te Leimuiden, gemeente Kaag en Braassem 34 kinderpornografische afbeeldingen van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken heeft vervaardigd en in bezit gehad, welke seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - bestonden uit: het geheel of gedeeltelijk naakt laten poseren van personen die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet hadden bereikt, waarbij de nadruk ligt op de geslachtsdelen en billen en door het camerastandpunt, de pose en de wijze van kleden van deze persoon en de uitsnede van de foto's nadrukkelijk het (ontblote) geslachtsdeel, of billen in beeld gebracht worden, waarbij die foto's telkens een onmiskenbaar seksuele strekking hebben en strekken tot seksuele prikkeling (bestandsnaam 20180606_165249.jpg en bestandsnaam -123700107787178015 en bestandsnaam sectors_1267712-1268129.jpg en bestandsnaam sectors_1281728-1282001.jpg en bestandsnaam sectors_1765888-1770425.jpg en bestandsnaam sectors_1288384-1292539.jpg).
Hetgeen onder 1 primair, 2 primair en 3 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 primair, 2 primair en 3 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 primair bewezenverklaarde levert op:
poging tot verkrachting.
Het onder 2 primair bewezenverklaarde levert op:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken.
Het onder 3 bewezenverklaarde levert op:
een gegevensdrager bevattende een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, vervaardigen en in bezit hebben.
Strafbaarheid van de verdachte
Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 primair, 2 primair en 3 bewezenverklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
Oplegging van straf en maatregel
Oordeel van de rechtbank en standpunten van partijen
De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 primair, 2 primair en 3 bewezenverklaarde veroordeeld tot 36 maanden gevangenisstraf en een maatregel tot terbeschikkingstelling (hierna: tbs-maatregel) met dwangverpleging.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf en maatregel als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
De raadsvrouw heeft zich (in het geval van een veroordeling voor alle feiten) gerefereerd aan het oordeel van het hof ten aanzien van de oplegging van een tbs-maatregel met dwangverpleging en bepleit dat geen langere gevangenisstraf wordt opgelegd dan de duur van het voorarrest (anderhalf jaar).
Oordeel van het hof
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot verkrachting en een diefstal met geweld. De verdachte heeft geprobeerd midden in de nacht een jonge, hem onbekende vrouw te verkrachten puur en alleen om aan zijn seksuele lusten te voldoen zonder rekening te houden met de gevolgen voor het slachtoffer. Hij heeft het slachtoffer eerst op de fiets achtervolgd, waarbij hij seksuele uitlatingen deed. Het slachtoffer heeft dit als zeer beangstigend ervaren. Het slachtoffer heeft geprobeerd hard weg te fietsen, maar zij kon niet ontkomen aan de verdachte. Vervolgens heeft de verdachte het slachtoffer van haar fiets geduwd of getrapt, waardoor zij ten val is gekomen en gewond is geraakt. Er heeft daarna een worsteling plaatsgevonden, waarbij de verdachte het slachtoffer geprobeerd heeft te verkrachten. Het slachtoffer probeerde nog 112 te bellen, maar dit werd door de verdachte tegengehouden. Dat het bij een poging is gebleven is geenszins te danken aan de verdachte, maar aan het daadkrachtige dappere optreden van het slachtoffer zelf. Zij zag een taxi aan komen rijden en heeft de taxi kunnen stoppen. De verdachte is er toen vandoor gegaan met de telefoon van het slachtoffer.
De verdachte heeft door zijn handelen van het slachtoffer een onbevangen leven afgenomen. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van zedenmisdrijven langdurig psychische schade ondervinden. Het slachtoffer heeft in eerste aanleg gebruik gemaakt van haar spreekrecht en heeft ter terechtzitting verteld dat dit ook bij haar het geval is. Hetgeen haar door de verdachte is aangedaan is bijzonder indringend en beïnvloedt nog dagelijks haar leven. In hoger beroep heeft haar advocaat naar voren gebracht dat zij ook na de zitting in eerste aanleg nog veel last heeft gehad van psychische klachten en opnieuw een tijd niet heeft kunnen werken. Het leven van het slachtoffer is door de poging tot verkrachting blijvend beïnvloed.
Daarnaast brengen feiten zoals de onderhavige niet alleen bij de direct betrokkenen angstgevoelens en gevoelens van onveiligheid teweeg, maar tevens in de gehele maatschappij. Dit feit heeft in april 2019 voor veel onrust gezorgd in Amsterdam Noord. Studenten durfden niet meer alleen te fietsen, een informatieavond van de gemeente over de aanpak van zedenfeiten bleek noodzakelijk en veel media aandacht was het gevolg.
De verdachte heeft zich ook schuldig gemaakt aan het in bezit hebben en vervaardigen van kinderpornografisch materiaal. Het vervaardigen en in bezit hebben van kinderporno is moreel buitengewoon verwerpelijk en maatschappelijk zeer ongewenst. Gelet op de ernstige gevolgen voor de slachtoffers van wie de (naakt)foto’s zijn gemaakt, acht het hof het vervaardigen van dit soort kinderpornografische beelden een ernstige schending van de persoonlijke levenssfeer. Ook het bezit van deze beelden, met de wetenschap dat deze elke keer bekeken (kunnen) worden levert een ernstige schending op. Dat de verdachte ook kinderpornografische afbeeldingen van zijn nichtje heeft gemaakt, rekent het hof de verdachte extra aan. De verdachte heeft bij dit seksuele misbruik kennelijk niet stilgestaan bij de gevolgen en zich slechts bekommerd om zijn eigen behoeftebevrediging.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 20 oktober 2020 is hij veelvuldig eerder veroordeeld. Zijn meest recente veroordeling is een veroordeling van 2 september 2016 voor onder andere verkrachting. Bij deze veroordeling is een tbs-maatregel met voorwaarden opgelegd, die ten tijde van de delicten nog niet was beëindigd.
Het hof acht, alles afwegende, een forse gevangenisstraf op zijn plaats.
Terbeschikkingstelling
Het hof heeft kennis genomen van het Pro Justitia rapport van 5 maart 2020, opgemaakt door psychiater [naam 2] en GZ-psycholoog [naam 3] , beiden verbonden aan het Pieter Baan Centrum. Hieruit komt het volgende naar voren:
Bij de verdachte is sprake van een gebrekkige ontwikkeling in de zin van een licht verstandelijke beperking. Hij is vanaf de lagere schoolperiode bekend met zeer ernstige leer- en gedragsproblemen. Gezien de weigering van de verdachte om aan het onderzoek mee te werken heeft geen seksuele anamnese kunnen plaatsvinden. Er is geen enkel zicht verkregen op de seksuele belevingswereld, mogelijke seksuele preoccupaties of andere seksuele drijfveren bij de verdachte. Het is aldus niet mogelijk gebleken te onderzoeken of er sprake is van een seksuele stoornis (parafilie).
De verdachte heeft een gebrekkig overzicht op zijn situatie. Hij lijkt een nauwelijks ontwikkeld reflectief vermogen te hebben en hij geeft blijk van een zeer gebrekkig zicht op zijn eigen functioneren. Hij heeft uiterst oppervlakkige schematische opvattingen over situaties en personen. Hij schetst het gedrag van anderen vanuit zijn eigen standpunt en geeft geen blijk van een vermogen zich in te leven in motivaties of gedachten van anderen. De verdachte mist hiermee belangrijke cognitieve, emotionele en sociale vaardigheden om zich zelfstandig staande te houden. Er is sprake van ernstige emotionele disregulatie. De verdachte reageert steeds heftig, [benadeelde 2] impulsief, heeft een gebrekkige frustratietolerantie en hij heeft zeer beperkt vermogen om spanningen adequaat te reguleren. Ook is er sprake van een beperkte, lacunaire gewetensfunctie.
De tenlastegelegde feiten kunnen, indien bewezen, slechts in verminderde mate worden toegerekend. De verdachte is als gevolg van de ernstig intellectuele beperking en de daarmee gerelateerde gebrekkige ontwikkeling van de psychische functies in zijn functioneren [benadeelde 2] afhankelijk van zijn omgeving. Hij heeft door zijn beperkingen een voortdurend regulerende, structurerende en steunende omgeving nodig. Een goede ondersteuning en begeleiding toegespitst op de verstandelijke beperking is naar verwachting als blijvende prothese noodzakelijk voor een stabiel functioneren van de verdachte. Indien de ten laste gelegde feiten bewezen worden geacht, is gelet op de aanwezige pathologie, de doorwerking en het recidivegevaar vanuit de pathologie, een tbs-maatregel met dwangverpleging aangewezen. Een eerste fase van klinische behandeling zal gevolgd moeten worden door een goede inbedding in een blijvend zorgkader binnen de zorg voor verstandelijk beperkten, aldus de rapporteurs.
Verder heeft het hof kennis genomen van het voortgangsverslag van Reclassering Nederland van 16 september 2019, opgemaakt door [naam 4] . Hierin wordt geadviseerd om, bij een veroordeling, de tbs-maatregel met voorwaarden om te zetten naar de tbs-maatregel met dwangverpleging.
Het hof kan zich met deze conclusies verenigen en neemt deze over.
De verdachte dient op grond van het vorenstaande ter beschikking te worden gesteld en van overheidswege te worden verpleegd, mede aangezien de bewezen geachte feiten misdrijven zijn waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld en de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van die maatregel eist.
Omdat de maatschappij moet worden beschermd tegen de verdachte en zelfs de eerdere tbs-maatregel met voorwaarden niet afdoende is gebleken, eist de algemene veiligheid van personen op dit moment de maatregel van terbeschikkingstelling en het daarbij te geven bevel dat de verdachte van overheidswege zal worden verpleegd wordt opgelegd. De duur van die maatregel is niet in tijd beperkt. De door de verdachte begane misdrijven waren gericht tegen en veroorzaakten gevaar voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een persoon. De terbeschikkingstelling kan dan ook de duur van vier jaren te boven gaan.
Gevangenisstraf
In aanmerking genomen dat het hof de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar acht en de strafbaarheid van de verdachte niet is uitgesloten, acht het hof naast de tbs-maatregel met dwangverpleging oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf aangewezen. Een gevangenisstraf van 36 maanden (zoals door de rechtbank opgelegd en door de advocaat-generaal gevorderd) is zonder meer passend bij de ernst van de feiten en het feit dat de verdachte al eerder voor verkrachting is veroordeeld. Nu het hof de verdachte echter verminderd toerekeningsvatbaar acht en een tbs-maatregel met dwangverpleging oplegt, ziet het hof aanleiding een minder lange gevangenisstraf op te leggen. Een gevangenisstraf van anderhalf jaar, zoals door de raadsvrouw bepleit, doet echter onvoldoende recht aan het ernst van het feit.
Conclusie
Het hof acht, alles afwegende, oplegging van een tbs-maatregel met dwangverpleging en een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 24 maanden passend en geboden.
Beslag
Het onder 3 tenlastegelegde en bewezenverklaarde is begaan met behulp van een Samsung telefoon. Deze behoort de verdachte toe en zal daarom worden verbeurd verklaard.
De overige in beslag genomen voorwerpen moeten worden teruggegeven aan de beslagenen.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 5.896,83, bestaande uit € 896,83 materiële schade en € 5.000,00 immateriële schade. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 3.896,83, bestaande uit € 896,83 materiële schade en € 3.000,00 immateriële schade. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 primair en 2 primair bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden.
De benadeelde partij heeft de omvang van de immateriële schade met stukken onderbouwd. Daaruit blijkt onder meer dat zij behandeling heeft moeten ondergaan en dat zij meermaals langdurig (gedeeltelijk) niet in staat was om te werken wegens haar psychische klachten als gevolg van het handelen van de verdachte. De volledige immateriële schade zal daarom worden toegewezen.
De benadeelde partij heeft daarnaast gemotiveerd gesteld dat zij rechtstreeks materiële schade heeft geleden. Nu de stellingen van de benadeelde partij door de verdediging op dit punt niet zijn betwist zal ook dat deel van de vordering worden toegewezen.
Het hof zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 1.000,00 aan immateriële schade. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 500,00 aan immateriële schade. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
Door het maken en bezitten van de kinderpornografische afbeeldingen van de benadeelde partij is inbreuk gemaakt op haar recht op het privéleven dat wordt beschermd in artikel 8 lid 1 van het EVRM. Daarmee kan zij in beginsel aanspraak maken op vergoeding van door haar geleden immateriële schade. Voor zover bekend is de benadeelde partij niet op de hoogte dat deze afbeeldingen zijn gemaakt, zodat dit vooralsnog bij haar geen psychische schade heeft veroorzaakt. Evenmin is gebleken dat de afbeeldingen op enige wijze zijn gedeeld met derden of op internet zijn of zullen verschijnen. De omvang van die immateriële schade kan op dit moment en op basis van de beschikbare stukken daarom niet worden vastgesteld of geschat. Het hof is van oordeel dat behandeling van de vordering om die reden een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De benadeelde partij kan daarom thans in de vordering niet worden ontvangen en kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2 primair en 3 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair, 2 primair en 3 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 (vierentwintig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast dat de verdachte ter beschikking wordt gesteld en beveelt dat hij van overheidswege zal worden verpleegd.
Verklaart verbeurd het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
5. 1.00 STK Zaktelefoon, SAMSUNG S8 (5741682).
Gelast de teruggave aan de verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
4. 1.00 STK Zaktelefoon, APPLE IPHONE 6 (5741679)
6. 1.00 STK Zaktelefoon, NOKIA (5741686)
7. 1.00 STK Creditcard, MASTERCARD (5741711)
8. 1.00 STK Handschoen, THE NORTH FACE (5741701)
9. 1.00 STK Handschoen, FOREST WIND GLO (5741703)
10. 1.00 STK Has (5741706).
Gelast de teruggave aan [benadeelde 1] van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
1. STK Jas (5735663)
2. 1.00 STK Sjaal (5735664)
3. 1.00 STK Rok H&M (5735789).
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 1] ter zake van het onder 1 primair, 2 primair bewezenverklaarde tot het bedrag van € 5.896,83 (vijfduizend achthonderdzesennegentig euro en drieëntachtig cent) bestaande uit € 896,83 (achthonderdzesennegentig euro en drieëntachtig cent) materiële schade en € 5.000,00 (vijfduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 1] , ter zake van het onder 1 primair, 2 primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 5.896,83 (vijfduizend achthonderdzesennegentig euro en drieëntachtig cent) bestaande uit € 896,83 (achthonderdzesennegentig euro en drieëntachtig cent) materiële schade en € 5.000,00 (vijfduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 64 (vierenzestig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 12 april 2019.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 2] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding en bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.D.R.M. Boumans, mr. N.A. Schimmel en mr. J. Piena, in tegenwoordigheid van mr. A.N. Biersteker en L. Muyselaar, griffiers, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 16 november 2020.
BIJLAGE: TENLASTELEGGING
1. primairhij op of omstreeks 12 april 2019 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om door geweld en/of een (andere) feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld en/of met een (andere) feitelijkheid [benadeelde 1] te dwingen tot het ondergaan van een of meer handelingen die (mede) bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, opzettelijk
achter die [benadeelde 1] is aangefietst
en/of tegen die [benadeelde 1] heeft gezegd: "Ik wil je in je kont neuken" en/of "Wil je in je kont geneukt worden?" en/of
die [benadeelde 1] (op de fiets) heeft ingehaald en/of heeft gezegd: "Ik wil je in je kont neuken" en/of "Mag ik op je afrukken?" en/of
die [benadeelde 1] heeft vastgepakt en/of
die [benadeelde 1] heeft geduwd en/of getrapt en/of geschopt en/of naar de grond gewerkt en/of
aan die [benadeelde 1] heeft getrokken (ten gevolge waarvan die [benadeelde 1] met haar fiets ten val is gekomen) en/of
op die [benadeelde 1] is afgerend en/of
met die [benadeelde 1] heeft gevochten en/of
die [benadeelde 1] bij de arm en/of handen heeft vastgepakt en/of
heeft geprobeerd die [benadeelde 1] bij de kont te grijpen en/of die [benadeelde 1] bij de heup en/of bil heeft aangeraakt en/of geknepen;
1. subsidiairhij op of omstreeks 12 april 2019 te Amsterdam door geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [benadeelde 1] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen,
immers is hij, verdachte, achter die [benadeelde 1] aangefietst en/of heeft hij, verdachte,
tegen die [benadeelde 1] gezegd: "Ik wil je in je kont neuken" en/of "Wil je in je kont geneukt worden?" en/of
die [benadeelde 1] (op de fiets) ingehaald en/of gezegd: "Ik wil je in je kont neuken" en/of "Mag ik op je afrukken?" en/of
die [benadeelde 1] vastgepakt en/of
die [benadeelde 1] geduwd en/of getrapt en/of geschopt en/of naar de grond gewerkt en/of
aan die [benadeelde 1] getrokken (ten gevolge waarvan die [benadeelde 1] met haar fiets ten val is gekomen) en/of
is hij, verdachte, op die [benadeelde 1] afgerend en/of
heeft hij, verdachte, met die [benadeelde 1] gevochten en/of die [benadeelde 1] bij de arm en/of handen vastgepakt en/of
die [benadeelde 1] bij de heup en/of bil aangeraakt en/of geknepen; (artikel 246 Wetboek van Strafrecht)
2. primairhij op of omstreeks 12 april 2019 te Amsterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een telefoon, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
welke diefstal werd voorafgegaan en / of vergezeld en / of gevolgd van geweld en / of bedreiging met geweld tegen die [benadeelde 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en / of gemakkelijk te maken en / of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken, en / of het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en / of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte
achter die [benadeelde 1] is aangefietst en/of
die [benadeelde 1] (op de fiets) heeft ingehaald en/of
die [benadeelde 1] heeft vastgepakt en/of
die [benadeelde 1] heeft geduwd en/of getrapt en/of geschopt en/of naar de grond gewerkt en/of
aan die [benadeelde 1] heeft getrokken (ten gevolge waarvan die [benadeelde 1] met haar fiets ten val is gekomen) en/of
op die [benadeelde 1] is afgerend en/of
met die [benadeelde 1] heeft gevochten en/of die [benadeelde 1] bij de arm en/of handen heeft vastgepakt en/of
de telefoon uit de handen van die [benadeelde 1] heeft losgepeuterd;
2.subsidiairhij op of omstreeks 12 april 2019 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [benadeelde 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet
achter die [benadeelde 1] is aangefietst en/of
die [benadeelde 1] (op de fiets) heeft ingehaald en/of die [benadeelde 1] heeft vastgepakt en/of
die [benadeelde 1] heeft geduwd en/of getrapt en/of geschopt en/of naar de grond gewerkt en/of
aan die [benadeelde 1] heeft getrokken (ten gevolge waarvan die [benadeelde 1] ten val is gekomen) en/of
op die [benadeelde 1] is afgerend en/of
met die [benadeelde 1] heeft gevochten;
en/of
hij op of omstreeks 12 april 2019 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toeeigening heeft weggenomen een telefoon, in elk geval enig goed, gehaal of den dele toebehorende aan [benadeelde 1] , in elk geval aan een ander of anderen, dan aan verdachte;
3.hij in of omstreeks de periode van 6 juni 2018 tot en met 19 april 2019 te Leimuiden, gemeente Kaag en Braassem, en/of Amsterdam, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal, telkens
(op een iPhone Apple (goednummer 5741679) en/of op een mobiele telefoon (merk Nokia) (goednummer 5741686))
34 kinderpornografische afbeeldingen, in elk geval een of meer kinderpornografische foto's en/of kinderpornografische afbeelding(en), van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken
heeft verspreid, aangeboden, openlijk tentoongesteld, vervaardigd, ingevoerd, doorgevoerd, uitgevoerd, verworven, in bezit gehad en/of zich daartoe door middel van een geautomatiseerd werk en/of met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang heeft verschaft
welke seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - bestonden uit:
het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van/door een of meer perso(o)n(en) die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had(den) bereikt, waarbij de nadruk ligt op de geslachtsdelen/borsten en/of billen en/of (waarna) door het camerastandpunt, de (onnatuurlijke) pose en/of de wijze van kleden van deze persoon en/of de uitsnede van de foto's/afbeeldingen/film(s) nadrukkelijk het (ontblote) geslachtsdeel, de borsten en/of billen in beeld gebracht worden
(waarbij) die foto's/afbeelding(en)/film(s) (aldus) (telkens) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling
(bestandsnaam 20180606_165249.jpg pvb p. 89 en/of
bestandsnaam -123700107787178015 pvb p. 90 en/of
bestandsnaam sectors_1267712-1268129.jpg pvb p. 91 en/of
bestandsnaam sectors_1281728-1282001.jpg pvb p. 91 en/of
bestandsnaam sectors_1765888-1770425.jpg pvb p. 91 en/of
bestandsnaam sectors_1288384-1292539.jpg pvb p. 92).