ABRvS, 17-06-2015, nr. 201406066/1/R4
ECLI:NL:RVS:2015:1901
- Instantie
Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
- Datum
17-06-2015
- Zaaknummer
201406066/1/R4
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RVS:2015:1901, Uitspraak, Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 17‑06‑2015; (Eerste aanleg - meervoudig)
- Wetingang
Algemene wet bestuursrecht; Wet geluidhinder; Besluit geluidhinder
- Vindplaatsen
JOM 2015/549
Uitspraak 17‑06‑2015
Inhoudsindicatie
Bij besluit van 31 januari 2013 heeft het college ten behoeve van het bestemmingsplan "5 woningen nabij Voorweg 20" hogere waarden voor de ten hoogste toelaatbare geluidbelasting (hierna: hogere waarden) vastgesteld.
201406066/1/R4.
Datum uitspraak: 17 juni 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellanten] (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant]), beiden wonend te Nieuwe Wetering, gemeente Kaag en Braassem,
appellanten,
en
het college van burgemeester en wethouders van Kaag en Braassem,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 31 januari 2013 heeft het college ten behoeve van het bestemmingsplan "5 woningen nabij Voorweg 20" hogere waarden voor de ten hoogste toelaatbare geluidbelasting (hierna: hogere waarden) vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 30 april 2015, waar [appellant], bijgestaan door mr. S.T.J. Olierook, advocaat te Leiden, en de raad, vertegenwoordigd door ir. J.E. Eichler en H.C. Turk-de Jong, beiden werkzaam bij de gemeente, en drs. A. Burger, werkzaam bij de Omgevingsdienst West-Holland, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Bij het bestreden besluit zijn voor de gronden nabij Voorweg 20 te Nieuwe Wetering, gemeente Kaag en Braassem, waarop het bestemmingsplan "5 woningen nabij Voorweg 20" de bouw van vijf vrijstaande woningen mogelijk maakt, hogere waarden vastgesteld hogere waarden vastgesteld vanwege de snelweg A4 en de Hoge Snelheidslijn.
2. [appellant] kan zich niet vinden in de vaststelling van de hogere waarden en betoogt daartoe dat in dat besluit ten onrechte toepassing is gegeven aan het in artikel XI, lid 2, van de Invoeringswet geluidproductieplafonds neergelegde overgangsrecht.
2.1. Ingevolge artikel 8:69a van de Algemene wet bestuursrecht vernietigt de bestuursrechter een besluit niet op de grond dat het in strijd is met een geschreven of een ongeschreven rechtsregel of een algemeen rechtsbeginsel, indien deze regel of dit beginsel kennelijk niet strekt tot bescherming van de belangen van degene, die zich daarop beroept.
2.2. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 8 februari 2012 in zaak nr. 201106658/1/R3; www.raadvanstate.nl)− kort weergegeven en voor zover hier van belang - bevat hoofdstuk VI van de Wet geluidhinder een regeling volgens welke bij de vaststelling van een bestemmingsplan dat betrekking heeft op gronden die behoren tot een zone langs een weg, ter zake van de geluidbelasting, vanwege de weg waarlangs die zone ligt, voor woningen gelegen binnen die zone de waarden in acht moeten worden genomen die als de ten hoogste toelaatbare worden aangemerkt. Als beschermingsniveau geldt in beginsel de waarde die voor de betrokken woningen is vastgelegd in de regeling. Indien deze waarde niet wordt gehaald, is het mogelijk om voor de betrokken woningen een ander beschermingsniveau te bepalen door middel van het bij besluit vaststellen van een hogere waarde voor die woningen.
Afdeling 4.2 van het Besluit geluidhinder bevat een soortgelijke regeling ter zake van de geluidbelasting vanwege een spoorweg.
2.3. De regelingen in hoofdstuk VI van de Wet geluidhinder en afdeling 4.2 van het Besluit geluidhinder strekken ertoe dat bij besluit wordt vastgesteld welke geluidbelasting - na het zo mogelijk treffen van maatregelen - bij de te bouwen woningen vanwege de weg onderscheidenlijk de spoorweg maximaal mag optreden. Deze regelingen strekken daarmee tot bescherming van de bewoners van de te bouwen woningen.
2.4. Onbetwist is dat [appellant] niet woont in een woning, noch eigenaar is van een woning waarvoor bij het bestreden besluit hogere waarden zijn vastgesteld. Derhalve strekt de regeling kennelijk niet tot bescherming van de belangen van [appellant].
2.5. Gelet op het vorenstaande kan hetgeen [appellant] aanvoert over de bij het bestreden besluit vastgestelde hogere waarden voor de te bouwen woningen niet leiden tot vernietiging van het bestreden besluit. Daarom ziet de Afdeling af van een verdere inhoudelijke bespreking van hetgeen [appellant] ter zake aanvoert.
3. Het beroep is ongegrond.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J.E.M. Polak, voorzitter, en mr. S.J.E. Horstink-von Meyenfeldt en mr. J.C. Kranenburg, leden, in tegenwoordigheid van mr. A. Wijker-Dekker, griffier.
w.g. Polak w.g. Wijker-Dekker
voorzitter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 17 juni 2015
562.