Hof Arnhem-Leeuwarden, 02-08-2018, nr. 200.232.628/01
ECLI:NL:GHARL:2018:7020
- Instantie
Hof Arnhem-Leeuwarden
- Datum
02-08-2018
- Zaaknummer
200.232.628/01
- Vakgebied(en)
Personen- en familierecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHARL:2018:7020, Uitspraak, Hof Arnhem-Leeuwarden, 02‑08‑2018; (Hoger beroep)
Uitspraak 02‑08‑2018
Inhoudsindicatie
Bewind. Ontslag bewindvoerder. Gewichtige redenen. 1:448 lid 2 BW
Partij(en)
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.232.628/01
(zaaknummer rechtbank Overijssel 6084706 en 6084708)
beschikking van 2 augustus 2018
inzake
[de bewindvoerder] , handelend onder de naam [bedrijfsnaam],
wonende/gevestigd te [Plaatsnaam] ,
verzoeker,
verder (ook): [de bewindvoerder] ,
advocaat: mr. W.LJ. Fernhout te Zwolle,
en
[verweerder] en [verweerster],
wonende te [Plaatsnaam] ,
respectievelijk verweerder en verweerster,
verder: [verweerder] respectievelijk [verweerster] en tezamen: [verweerders] ,
advocaat: mr. P.P.J.T.M. Seelen te Vriezenveen, gemeente Twenterand.
Als overige belanghebbenden zijn aangemerkt:
[de moeder van verweerster] ,
wonende te [Plaatsnaam] ,
verder te noemen: de moeder van [verweerster] ,
niet verschenen,
en
[belanghebbende A] ,
wonende te [Plaatsnaam] ,
verder te noemen: [belanghebbende A] ,
niet verschenen,
en
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[beschermingsbewindvoerder] ,
gevestigd te [Plaatsnaam] ,
verder te noemen: [beschermingsbewindvoerder] ,
niet verschenen.
1. Het geding in eerste aanleg
Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de (twee) beschikkingen van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Enschede, van 24 oktober 2017, uitgesproken onder de op het voorblad van de onderhavige beschikking vermelde zaaknummers.
2 Het geding in hoger beroep
2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
het beroepschrift met producties, ingekomen op 22 december 2017 en
het verweerschrift met producties.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 12 juni 2018 plaatsgevonden. [de bewindvoerder] en [verweerders] zijn in persoon verschenen, bijgestaan door hun advocaat. Tevens heeft [medewerker A] , medewerker van het kantoor van [de bewindvoerder] , de mondelinge behandeling bijgewoond.
3. De feiten
3.1
De kantonrechter heeft bij beschikkingen van respectievelijk 9 november 2012 en 18 januari 2013 over alle tegenwoordige en toekomstige goederen die toebehoren aan respectievelijk verweerder en verweerster een bewind in de zin van artikel 1: 431 van het Burgerlijk Wetboek ingesteld en [de bewindvoerder] tot bewindvoerder benoemd.
3.2
Bij beschikking van 26 oktober 2016 heeft de kantonrechter het verzoek van [verweerders] tot opheffing van het bewind afgewezen, [de bewindvoerder] veroordeeld tot betaling van € 1.967,38 aan [verweerders] en het meer of anders verzochte afgewezen.
3.3
Bij verzoekschriften, ingekomen bij de kantonrechter op 20 juni 2017, hebben [verweerders] verzocht [de bewindvoerder] als bewindvoerder te ontslaan en [beschermingsbewindvoerder] te benoemen tot opvolgend bewindvoerder.
3.4
Bij beschikking van 17 mei 2018 heeft dit hof de verzoeken van [de bewindvoerder] tot schorsing van de werking van de bestreden beschikkingen en tot het treffen van voorlopige voorzieningen ex artikel 223 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering afgewezen.
4. De omvang van het geschil
4.1
Bij de bestreden beschikkingen heeft de kantonrechter, voor zover hier van belang, [de bewindvoerder] , handelend onder de naam [bedrijfsnaam] ontslagen als bewindvoerder met ingang van twee maanden na 24 oktober 2017, en met ingang van twee maanden na 24 oktober 2017 [beschermingsbewindvoerder] , gevestigd te [Plaatsnaam] , benoemd tot bewindvoerder.
4.2
[de bewindvoerder] is met twee grieven in hoger beroep gekomen van de beschikkingen van 24 oktober 2017. Deze grieven beogen het geschil in hoger beroep in volle omvang aan het hof voor te leggen. Hij verzoekt het hof de bestreden beschikkingen te vernietigen en, opnieuw beschikkende, al dan niet onder aanvulling dan wel verbetering van gronden, de verzoeken van [verweerders] tot zijn ontslag als bewindvoerder, alsnog af te wijzen.
4.3
[verweerders] voeren verweer en zij verzoeken het hoger beroep van [de bewindvoerder] ongegrond te verklaren met bekrachtiging, al dan niet onder aanvulling en/of verbetering van gronden, van de bestreden beschikkingen.
5. De motivering van de beslissing
5.1
Op grond van artikel 1:448 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek wordt een bewindvoerder ontslag verleend hetzij op eigen verzoek hetzij wegens gewichtige redenen of omdat de bewindvoerder niet meer voldoet aan de eisen om bewindvoerder te kunnen worden, zulks op verzoek van een medebewindvoerder, de rechthebbende of het openbaar ministerie dan wel ambtshalve. In dit hoger beroep is de vraag aan de orde of er gewichtige redenen zijn om de bewindvoerder (ambtshalve) ontslag te verlenen.
5.2
[de bewindvoerder] is - kort weergegeven - van mening dat geen sprake is van gewichtige redenen om hem te ontslaan als bewindvoerder. Hij stelt dat de kantonrechter de bestreden beschikkingen onvoldoende heeft gemotiveerd. Hij heeft de klachten van [verweerders] in eerste aanleg gemotiveerd en met stukken onderbouwd weersproken, zodat de kantonrechter niet met een standaardoverweging kon volstaan.
Ten opzichte van het eerder ingediende verzoek tot opheffing van bewind, dat leidde tot de beschikking van 26 oktober 2016, hebben [verweerders] geen nieuwe gronden aangevoerd. [de bewindvoerder] ontkent dat sprake is van een verstoorde communicatie en een gebrek aan vertrouwen; hij heeft zo vaak als nodig is contact met [verweerders] en voor zover er bij hen al onduidelijkheid bestaat, veroorzaken zij die onduidelijkheid zelf doordat zij [de bewindvoerder] met regelmaat niet berichten over bepaalde handelingen, zoals de aankoop van een auto.
[de bewindvoerder] heeft direct na de vorige zitting een schuldbemiddelingstraject aangevraagd voor [verweerders] , maar de verdere behandeling van deze aanvraag wordt door [verweerder] gefrustreerd. [de bewindvoerder] betwijfelt overigens of [verweerder] zal worden toegelaten tot het schuldbemiddelingstraject, nu er nieuwe schulden worden gemaakt.
Ook bij de rekening en verantwoording 2016 (R&V 2016) heeft [de bewindvoerder] veel tegenwerking ondervonden; [verweerders] hebben de R&V 2016 pas na vele verzoeken ondertekend.
Er staat niet altijd voldoende geld op de rekening van [verweerders] om het weekgeld tijdig over te maken, onder andere toen [verweerders] zonder toestemming van [de bewindvoerder] een wasmachine hadden gekocht, aldus nog steeds [de bewindvoerder] .
5.3
[verweerders] voeren aan dat er voldoende gewichtige redenen zijn voor ontslag. Er is een gebrek aan vertrouwen tussen [de bewindvoerder] en hen en een slechte onderlinge verstandhouding. De communicatie vindt enkel nog op afstand (per e-mail en per post) plaats. In de periode van 30 april 2015 tot 9 december 2017 is er slechts drie keer persoonlijk contact geweest. Er is geen werkbare relatie meer aanwezig hetgeen een primair vereiste is voor een zinvolle uitvoering van een bewind. Anders dan [de bewindvoerder] stelt, is geen sprake van een financieel instabiele situatie en worden geen nieuwe schulden gemaakt. De door [de bewindvoerder] genoemde aankoop van een auto heeft geen financiële consequenties gehad voor [verweerders] , nu deze aankoop werd gefinancierd met de verkoopopbrengst van de oude auto van [verweerders] . Hetzelfde geldt voor de aankoop van de wasmachine: deze aanschaf werd gefinancierd met geld van familie. Er is geen sprake van dat [verweerder] de verdere behandeling van de aanvraag schuldhulpverlening frustreert. Ook is het onjuist dat [verweerders] [de bewindvoerder] hebben tegengewerkt ten aanzien van de R&V 2016, aldus [verweerders] .
5.4
Het hof is van oordeel dat de wijze waarop [de bewindvoerder] het bewind heeft uitgevoerd op zichzelf onvoldoende grond oplevert om tot ontslag van de bewindvoerder over te gaan, ook al is de bewindvoering niet altijd vlekkeloos verlopen:
- -
[de bewindvoerder] heeft een schuldbemiddelingstraject aangevraagd voor [verweerders] , ook al is dat pas gebeurd na het vorige ontslagverzoek;
- -
niet gebleken is dat de schulden van [verweerders] in de periode van zijn bewindvoering substantieel zijn toegenomen en
- -
[de bewindvoerder] is meer dan eens geconfronteerd met een gebrek aan communicatie en medewerking vanuit [verweerders] . Zo hadden zij hem niet achteraf moeten confronteren met de hiervoor genoemde aankoop van een auto een wasmachine, maar daarover vooraf overleg moeten voeren en daarvoor toestemming moeten vragen.
In het onderhavige geval speelt echter een rol dat uit de stukken en op de mondelinge behandeling is gebleken dat de communicatie tussen [de bewindvoerder] enerzijds en [verweerders] anderzijds reeds geruime tijd zeer te wensen overlaat. In zijn beschikking van 26 oktober 2016 voorzag de kantonrechter nog dat de problemen, die ook toen al bestonden en - net als nu - grotendeels in de sfeer van de onderlinge communicatie lagen, zouden worden opgelost, maar inmiddels is gebleken dat dit niet is gelukt. Betrokkenen ervaren de oorzaken van deze gebrekkige samenwerking verschillend: [de bewindvoerder] vindt dat [verweerders] hem tegenwerken, terwijl laatstgenoemden dat juist andersom vinden. Door deze aanhoudende miscommunicatie zijn de verhoudingen inmiddels ernstig verstoord geraakt. Betrokkenen vinden dat de ander zijn gedrag en houding moet aanpassen, zodat sprake is van een patstelling. Het hof verwacht niet dat de noodzakelijke communicatie kan worden verbeterd en de noodzakelijke vertrouwensband nog kan worden hersteld.
Het hof neemt voorts in aanmerking dat [beschermingsbewindvoerder] inmiddels is gestart met haar werkzaamheden als opvolgend bewindvoerder van [verweerders] . Een nieuwe wisseling van bewindvoerder zou - opnieuw - kosten met zich brengen.
5.5
Het hof is van oordeel dat - de geschetste omstandigheden in samenhang bezien - sprake is van een gewichtige reden tot ontslag van [de bewindvoerder] als bewindvoerder van [verweerders] .
6. De slotsom
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, zijn de grieven tevergeefs voorgesteld. Het hof zal de bestreden beschikking bekrachtigen.
7. De beslissing
Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikkingen van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Enschede, van 24 oktober 2017;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. A. Smeeïng-van Hees, J.B. de Groot en C.M. Schönhagen, bijgestaan door de als griffier, en is op 2 augustus 2018 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.