ABRvS, 07-11-2012, nr. 201111353/1/A3
ECLI:NL:RVS:2012:BY2509
- Instantie
Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
- Datum
07-11-2012
- Zaaknummer
201111353/1/A3
- LJN
BY2509
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RVS:2012:BY2509, Uitspraak, Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 07‑11‑2012; (Hoger beroep)
- Vindplaatsen
Uitspraak 07‑11‑2012
Inhoudsindicatie
Bij brief van 26 januari 2011 heeft [appellant] het college verzocht om toezending van afschriften van de kandidatenlijsten en de verklaringen van ondersteuning ten behoeve van de gemeenteraadsverkiezingen van 2010. Bij brief van 1 februari 2011 heeft het dat verzoek afgewezen.
Partij(en)
201111353/1/A3.
Datum uitspraak: 7 november 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Amsterdam,
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 5 oktober 2011 in zaak nr. 11/5126 in het geding tussen:
[appellant]
en
de burgemeester van Alphen aan den Rijn.
Procesverloop
Bij brief van 26 januari 2011 heeft [appellant] het college verzocht om toezending van afschriften van de kandidatenlijsten en de verklaringen van ondersteuning ten behoeve van de gemeenteraadsverkiezingen van 2010. Bij brief van 1 februari 2011 heeft het dat verzoek afgewezen.
Bij besluit van 6 juni 2011 heeft de burgemeester het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar gegrond verklaard, voor zover het besluit van 1 februari 2011 door het onbevoegde orgaan is genomen en voor het overige niet-ontvankelijk.
Bij uitspraak van 5 oktober 2011 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De burgemeester heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] heeft nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 26 juli 2012, waar [appellant], vertegenwoordigd door mr. H. van Drunen, werkzaam in dienst van Juridisch Adviesbureau Maury, is verschenen.
Overwegingen
- 1.
Ingevolge artikel 3, eerste lid, van de Wet openbaarheid van bestuur (hierna: de Wob) kan een ieder een verzoek om informatie, neergelegd in documenten over een bestuurlijke aangelegenheid, richten tot een bestuursorgaan of een onder verantwoordelijkheid van een bestuursorgaan werkzame instelling, dienst of bedrijf.
Ingevolge artikel 1, aanhef en onder a, van het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: Bpb), kan een veroordeling in de kosten, als bedoeld in artikel 8:75, onderscheidenlijk een vergoeding van de kosten, als bedoeld in artikel 7:15, tweede lid, of 7:28, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht, uitsluitend betrekking hebben op kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Ingevolge artikel 2, eerste lid, voor zover thans van belang, wordt het bedrag van de kosten bij de uitspraak, onderscheidenlijk de beslissing op het bezwaar of het administratief beroep als volgt vastgesteld:
- a.
ten aanzien van de kosten, bedoeld in artikel 1, onderdeel a: overeenkomstig het in de bijlage opgenomen tarief.
Ingevolge de eerste volzin van de bijlage wordt het bedrag van de kosten, bedoeld in artikel 1, onderdeel a, van het Bpb, vastgesteld door aan de verrichte proceshandelingen punten toe te kennen overeenkomstig onderstaande lijst (A) en die punten te vermenigvuldigen met de waarde per punt (B) en met de toepasselijke wegingsfactoren (C).
- 2.
De burgemeester heeft aan het besluit van 6 juni 2011 ten grondslag gelegd dat de door [appellant] verzochte documenten openbaar zijn, omdat zij tijdens de verkiezingsperiode voor een ieder ter inzage hebben gelegen. Zij kunnen daarom niet openbaar gemaakt worden. Het verzoek valt daardoor aan te merken als tot het verrichten van een feitelijke handeling en niet het nemen van een besluit.
- 3.
[appellant] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat uit de Kieswet volgt dat de door hem verzochte documenten onder de Wob vallen, nadat onherroepelijk over de geldigheid van de ingeleverde kandidatenlijsten was beslist. Aangezien de door hem verzochte documenten op de gemeenteraadsverkiezingen van maart 2010 zien, was de verkiezingsperiode ten tijde van het verzoek geëindigd, aldus [appellant].
- 3.1.
Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (bijvoorbeeld in de uitspraak van 18 juli 2007 in zaak nr. <a target="_blank" href="http://www.raadvanstate.nl/uitspraken/zoeken_in_uitspraken/zoekresultaat/?verdict_id=g84UdMgC5Ik%3D">200700307/1a>), kunnen documenten die openbaar zijn niet openbaar gemaakt worden. Zo kunnen documenten die eerder op de voet van de Wob openbaar zijn gemaakt dat niet nogmaals worden. De Wob is bovendien niet van toepassing op documenten, voor het openbaar maken waarvan een bijzondere regeling met een uitputtend karakter, neergelegd in een wet in formele zin, geldt.
Zoals de Afdeling ook eerder heeft overwogen (uitspraak van 5 oktober 2011 in zaak nr. <a target="_blank" href="http://www.raadvanstate.nl/uitspraken/zoeken_in_uitspraken/zoekresultaat/?verdict_id=dhDpsJR92I8%3D">201010713/1/H3a>), regelt de Kieswet de voor de verkiezingen noodzakelijke openbaarmaking van kandidatenlijsten uitputtend. Uit die wet vloeit voort dat de Wob gedurende de verkiezingsperiode niet op kandidatenlijsten van toepassing is. Na afloop ervan staat de Kieswet niet aan toepassing van de Wob in de weg. Dit geldt ook voor de verklaringen van ondersteuning.
Niet in geschil is dat het verzoek door [appellant] is gedaan na afloop van de betrokken verkiezingsperiode en de kandidatenlijsten en de lijsten van ondersteuning op het moment van het verzoek niet ter inzage lagen.
Dat de kandidatenlijsten en de verklaringen van ondersteuning, als gesteld, tijdens de verkiezingsperiode ter uitvoering van de Kieswet ter inzage hebben gelegen, betekent derhalve niet dat die documenten openbaar zijn. De rechtbank heeft derhalve ten onrechte geoordeeld dat de documenten niet openbaar gemaakt kunnen worden en het verzoek van [appellant] niet tot het nemen van een voor bezwaar vatbaar besluit strekt.
Het betoog slaagt.
- 4.
[appellant] voert verder aan dat de rechtbank heeft miskend dat de burgemeester ten onrechte de wegingsfactor 'licht' van 0,5 bij de vergoeding van de in bezwaar bij hem opgekomen kosten heeft gehanteerd.
- 4.1.
Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 3 december 2009 in zaak nr. 200904728/1/H3), komt aan een behandeling van een zaak in de bezwaarprocedure de wegingsfactor 'gemiddeld' toe, tenzij er redenen zijn hiervan af te wijken. In dit geval doen zodanige redenen zich niet voor. De rechtbank heeft niet onderkend dat de burgemeester ten onrechte de wegingsfactor van 0,5 heeft toegepast.
Ook dit betoog slaagt.
- 5.
Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het beroep tegen het besluit van 6 juni 2011 gegrond verklaren. Dit besluit komt voor vernietiging in aanmerking, voor zover het bezwaar daarbij niet-ontvankelijk is verklaard. Aangezien de door [appellant] verzochte documenten inmiddels openbaar zijn gemaakt, hoeft de burgemeester niet meer op het bezwaar te beslissen.
- 6.
De burgemeester dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
- I.
verklaart het hoger beroep gegrond;
- II.
vernietigt de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 5 oktober 2011 in zaak nr. 11/5126;
- III.
verklaart het bij de rechtbank in die zaak ingestelde beroep gegrond;
- IV.
vernietigt het besluit van de burgemeester van Alphen aan den Rijn van 6 juni 2011, kenmerk 2011/18012, voor zover het door [appellant] gemaakte bezwaar daarbij niet-ontvankelijk is verklaard;
- V.
bepaalt dat de burgemeester geen nieuw besluit op het gemaakte bezwaar hoeft te nemen;
- VI.
veroordeelt de burgemeester van Alphen aan den Rijn tot vergoeding aan [appellant] van bij hem in verband met de behandeling van het bezwaar opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 276,00 (zegge: tweehonderdzesenzeventig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
- VII.
veroordeelt de burgemeester van Alphen aan den Rijn tot vergoeding aan [appellant] van bij hem in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1311,00 (zegge: dertienhonderdelf euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
- VIII.
gelast dat de burgemeester van Alphen aan den Rijn aan [appellant] het door hem betaalde griffierecht ten bedrage van € 379,00 (zegge: driehonderdnegenenzeventig euro) voor de behandeling van het beroep en het hoger beroep vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P. Klein, ambtenaar van staat.
w.g. Loeb w.g. Klein
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 7 november 2012
176-697.