NJ 2011/450
Arubaanse zaak. Parlementaire immuniteit art. III.20 Staatsregeling Aruba; reikwijdte; art. 6 EVRM.
HR 17-06-2011, ECLI:NL:HR:2011:BQ2302, m.nt. E.J. Dommering
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
17 juni 2011
- Magistraten
Mrs. J.B. Fleers, A.M.J. van Buchem-Spapens, F.B. Bakels, W.D.H. Asser, C.E. Drion
- Zaaknummer
10/03626
- Conclusie
A-G Langemeijer
- Noot
E.J. Dommering
- LJN
BQ2302
- JCDI
JCDI:ADS161413:1
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Internationaal belastingrecht / Algemeen
Verbintenissenrecht (V)
Bestuursrecht algemeen (V)
Staatsrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2011:BQ2302, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 17‑06‑2011
ECLI:NL:PHR:2011:BQ2302, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 15‑04‑2011
Beroepschrift, Hoge Raad, 13‑08‑2010
- Wetingang
Staatsregeling van Aruba art. III.20; EVRM art. 6
Essentie
Arubaanse zaak. Parlementaire immuniteit art. III.20 Staatsregeling Aruba; reikwijdte; art. 6 EVRM.
De regeling van de parlementaire immuniteit in art. III.20 Staatsregeling Aruba die is beperkt tot hetgeen in de vergaderingen van de Staten of van commissies daaruit is gezegd of schriftelijk overgelegd, vormt een beperking van het recht op toegang tot de rechter. Zij dient echter een legitiem doel, te weten het beschermen van de vrije meningsuiting in het parlement en handhaving van de scheiding van machten tussen de wetgever en de rechter. Met dat doel is niet verenigbaar dat de ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.