Rb. Gelderland, 14-11-2013, nr. AWB 13/235 en AWB 13/236
ECLI:NL:RBGEL:2013:4534
- Instantie
Rechtbank Gelderland
- Datum
14-11-2013
- Zaaknummer
AWB 13/235 en AWB 13/236
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Belastingrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBGEL:2013:4534, Uitspraak, Rechtbank Gelderland, 14‑11‑2013; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
Hoger beroep: ECLI:NL:GHARL:2014:5319, Bekrachtiging/bevestiging
- Vindplaatsen
Belastingadvies 2014/5.6
NTFR 2014/673 met annotatie van mr. dr. E. Nijkeuter
Uitspraak 14‑11‑2013
Inhoudsindicatie
Eiseres heeft niet een immaterieel actief voortgebracht, waarvoor een octrooi is verleend. Hierdoor wordt niet voldaan aan een van de voorwaarden om in aanmerking te komen voor toepassing van artikel 12b, eerste lid, van de Wet Vpb.
Partij(en)
RECHTBANK GELDERLAND
Team belastingrecht
Zittingsplaats Arnhem
registratienummers: AWB 13/235 en AWB 13/236
uitspraak ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
van 14 november 2013
inzake
[X] B.V., gevestigd te [Z], eiseres,
tegen
de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Apeldoorn, verweerder.
1. Ontstaan en loop van het geding
Verweerder heeft aan eiseres voor het jaar 2009 een aanslag (aanslagnummer [000].V.96.0112) Vennootschapsbelasting (hierna: Vpb) opgelegd, berekend naar een belastbaar bedrag van € 87.284. Tevens is bij beschikking € 1.429 aan heffingsrente in rekening gebracht.
Verweerder heeft aan eiseres voor het jaar 2010 een aanslag (aanslagnummer [000].V.06.0112) Vpb opgelegd, berekend naar een belastbaar bedrag van € 67.899. Tevens is bij beschikking € 577 aan heffingsrente in rekening gebracht.
Verweerder heeft bij uitspraken op bezwaar van 7 december 2012 de aanslagen en de beschikkingen heffingsrente gehandhaafd.
Eiseres heeft daartegen bij brief van 14 januari 2013, ontvangen door de rechtbank op 15 januari 2013, beroep ingesteld.
Verweerder heeft de op de zaken betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 september 2013 te Arnhem.
Namens eiseres zijn verschenen [A] en [B], bijgestaan door gemachtigde [gemachtigde]. Namens verweerder zijn verschenen mr. [gemachtigde] en [C].
Gemachtigde van eiseres heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan de rechtbank en aan de wederpartij.
2. Feiten
De aandelen van eiseres zijn voor 60% in handen van [D] B.V. en voor 40% in handen van [E] B.V. De activiteiten van eiseres bestaan uit het uitgeven van licenties en/of sublicenties van octrooien, waaronder het octrooi “Brandwerende deur en werkwijze voor de vervaardiging van een randhout, een steunlat en glaslatten daarvoor”. Dit octrooi is op 6 maart 2008 verleend aan [D] B.V. en ook op naam van deze vennootschap gesteld. Teneinde dit octrooi te kunnen exploiteren heeft [D] B.V. aan eiseres een exclusieve licentie verleend.
In de bezwaarfase heeft geen hoorgesprek plaatsgevonden.
3. Geschil
In geschil is het antwoord op de vraag of de aanslagen tot een juist bedrag aan eiseres zijn opgelegd. Meer in het bijzonder is in geschil of eiseres in aanmerking komt voor de toepassing van artikel 12b van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 (hierna: Wet Vpb). Tevens is in geschil of verweerder de hoorplicht heeft geschonden.
4. Beoordeling van het geschil
Artikel 12b van de Wet Vpb
4.1
Artikel 12b, eerste lid, van de Wet Vpb luidt als volgt:
Indien de belastingplichtige een immaterieel activum heeft voortgebracht ter zake waarvan aan hem een octrooi is verleend of een immaterieel activum heeft voortgebracht dat is voortgevloeid uit speur- en ontwikkelingswerk waarvoor aan hem een S&O-verklaring is afgegeven als bedoeld in de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen (S&O-activum), worden, ingeval hij daarvoor bij de aangifte over een jaar kiest met ingang van dat jaar de voordelen uit hoofde van dat activum, met in achtneming van de drempel als geduid in het vijfde lid en het maximum als geduid in het zesde lid, slechts in aanmerking genomen voor 10/H (voor 2010: 5/H) gedeelte. Daarbij staat H voor het percentage van het hoogste tarief, bedoeld in artikel 22, geldend voor het jaar waarin het voordeel is genoten.
4.2
Uit de feiten volgt dat het octrooi aan [D] B.V. is verleend en derhalve niet aan eiseres. Eiseres heeft niet een immaterieel actief voortgebracht, waarvoor een octrooi is verleend. Hierdoor wordt niet voldaan aan een van de voorwaarden om in aanmerking te komen voor toepassing van artikel 12b, eerste lid, van de Wet Vpb. De beweegredenen van eiseres voor de gekozen constructie maken dat niet anders.
4.3
Subsidiair heeft eiseres gesteld dat indien zij geen recht heeft op toepassing van artikel 12b van de Wet Vpb dit recht toekomt aan [D] B.V. Nu in deze procedure enkel de aan eiseres opgelegde aanslagen aan de orde zijn kan de rechtbank zich niet uitspreken over de vraag of [D] B.V. al dan niet recht heeft op toepassing van artikel 12b van de Wet Vpb.
4.4
Van een schending van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur is de rechtbank, anders dan eiseres stelt, niet gebleken. Eiseres heeft geen feiten en omstandigheden gesteld waaruit zou moeten blijken dat verweerder het rechtens te rechtvaardigen vertrouwen heeft gewekt dat eiseres recht heeft op toepassing van artikel 12b van de Wet Vpb. Van een schending van het fair-playbeginsel is evenmin gebleken. Schending van enig ander beginsel van behoorlijk bestuur is evenmin aannemelijk geworden. De enkele stelling dat deze beginselen zijn geschonden is daartoe immers onvoldoende.
Schending hoorplicht
4.5
Eiseres heeft gesteld dat de hoorplicht is geschonden. Verweerder heeft zich primair op het standpunt gesteld dat geen sprake is van schending van de hoorplicht, omdat het bezwaarschrift van eiseres kennelijk ongegrond is. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder, mede gelet op het hiervoor onder 4.1 tot en met 4.3 overwogene, zich terecht op het standpunt gesteld dat het bezwaar kennelijk ongegrond is. Van schending van de hoorplicht is dan ook geen sprake.
Heffingsrente
4.6
Nu eiseres geen afzonderlijke beroepsgronden tegen de in rekening gebrachte heffingsrente heeft aangevoerd, dienen ook de beroepen inzake de beschikkingen heffingsrente ongegrond te worden verklaard.
Conclusie
4.7
Gelet op het vorenoverwogene dienen de beroepen ongegrond te worden verklaard.
5. Proceskosten
De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
6. Beslissing
De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.H.W. Bodt, rechter, in tegenwoordigheid van mr. L.L. van Benthem, griffier.
De griffier, De rechter,
Uitgesproken in het openbaar op: 14 november 2013
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.