Aanwijzing opsporingsbevoegdheden (2014A009)
4.2 Afscherming
Geldend
Geldend vanaf 01-09-2014
- Redactionele toelichting
De datum van afkondiging is de datum van de Staatscourant.
- Bronpublicatie:
29-08-2014, Stcrt. 2014, 24442 (uitgifte: 29-08-2014, regelingnummer: 2014A009)
- Inwerkingtreding
01-09-2014
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
29-08-2014, Stcrt. 2014, 24442 (uitgifte: 29-08-2014, regelingnummer: 2014A009)
- Vakgebied(en)
Politierecht / Bevoegdheden
Strafprocesrecht / Algemeen
Algemeen
In het strafproces geldt als uitgangspunt dat volledige openheid van zaken wordt gegeven over de wijze waarop de opsporing is verlopen (interne openbaarheid). Dit uitgangspunt geldt onverkort ten aanzien van de toepassing van bijzondere opsporingsbevoegdheden. De verantwoording die hierover wordt afgelegd, zal veelal plaatsvinden door het voegen van processtukken in het strafdossier (zie art. 126aa Sv), maar ook door het horen van opsporingsambtenaren als getuige.
De inzet van bijzondere opsporingsbevoegdheden zal veelal plaatsvinden op een heimelijke wijze met toepassing van bepaalde (geavanceerde) opsporingstactieken -en technieken. Daarnaast kunnen ook burgers in dit kader medewerking verlenen aan de opsporing. Het voorgaande kan met zich meebrengen dat op grond van de in art. 187d lid 1 Sv genoemde belangen een uitzondering wordt gemaakt op het uitgangspunt van de interne openbaarheid. Bepaalde informatie kan worden afgeschermd indien:
- –
de getuige ernstig overlast zal ondervinden of zal worden belemmerd in de uitoefening van zijn ambt of beroep,
- –
een zwaarwegend opsporingsbelang wordt geschaad, of
- –
het belang van de staatveiligheid wordt geschaad.
Afscherming kan plaatsvinden door de informatie niet op te nemen in het strafdossier of door het niet beantwoorden van vragen door een getuige. Op grond van de artt. 187b en 187d Sv heeft de rechter-commissaris de mogelijkheid om bepaalde informatie af te schermen door te beletten dat door de getuige antwoord wordt gegeven op een aan hem gestelde vraag respectievelijk te beletten dat antwoorden op vragen betreffende een bepaald gegeven ter kennis komen van de officier van justitie, de verdachte en diens raadsman.
Behalve in situaties van getuigenverhoor zou art. 187d Sv ook van toepassing kunnen zijn op stukken of documenten en andere voorwerpen waaraan gegevens kunnen worden ontleend die zijn verkregen door toepassing van de bijzondere opsporingsbevoegdheden. De rechter-commissaris zou in dit kader onderzoek kunnen doen naar de wijze waarop het wel in het strafdossier aanwezige materiaal is verkregen. Dit onderzoek kan hij zodanig inrichten dat informatie waarvan de openbaarmaking een zwaarwegend opsporingsbelang schaadt, onvermeld blijft. Er zijn stukken en andere gegevensdragers die, op grond van de in het eerste lid van art. 187d Sv genoemde belangen, niet geopenbaard moeten worden. Hierbij moet bijvoorbeeld worden gedacht aan documenten behorende tot de CIE, interne verslagen van een infiltratiebegeleidingsteam of stukken van een observatieteam met betrekking tot medewerkende burgers die de gelegenheid hebben gegeven voor het plaatsen van camera’s.
Afschermprocedure
Tijdens een lopend opsporingsonderzoek kan er informatie worden verkregen die aanleiding kan geven tot het opstarten van een nieuw (deel)onderzoek (het ‘doelonderzoek’), terwijl het onderzoek waaruit de informatie voortkomt (het ‘brononderzoek’) nog geruime tijd moet worden afgeschermd. In dat geval zal de zogenaamde afschermprocedure gevolgd moeten worden. Door middel van deze procedure is het mogelijk om enerzijds afscherming te bieden aan het brononderzoek, terwijl anderzijds (zonodig) voldoende startinformatie wordt verschaft om een nieuw (deel)onderzoek te kunnen opstarten. De afschermprocedure kan uitkomst bieden in het geval tijdens een onderzoek informatie wordt verkregen over verboden goederen, zoals harddrugs of vuurwapens. Op grond van art. 126ff Sv geldt ten aanzien van dergelijke goederen in beginsel een verplichting tot inbeslagname als er voldoende aanwijzingen bestaan over hun bergplaats. Een ander voorbeeld waarbij de afscherm-procedure kan worden toegepast betreft het geval waarin informatie is verkregen die op zichzelf niet noodzaakt tot onmiddellijk optreden, maar ter zake waarvan de politie (met name een ander onderzoeksteam) om andere redenen graag mee aan de slag wil. De afschermprocedure vindt op de volgende wijze plaats:
- –
In de eerste plaats zal de zaaksofficier van justitie van het brononderzoek toestemming moeten geven voor het gebruik van de informatie in het doelonderzoek.
- –
Indien er toestemming is gegeven, zal er een zogeheten kluisproces-verbaal worden opgesteld door de teamleiding van het brononderzoek. Op basis hiervan wordt door de CIE-chef van de politieregio waar het doelonderzoek zal plaatsvinden, een afschermproces-verbaal opgesteld.
- –
In het kluisproces-verbaal is alle relevante informatie uit het brononderzoek opgenomen, zoals de naam van het onderzoek en de zaaksofficier van justitie, de regio waar het onderzoek wordt verricht en de wijze waarop de informatie ter beschikking is gekomen (toegepaste opsporingsmethodieken en/of bevoegdheden).
- –
De informatie die is opgenomen in het afschermproces-verbaal is niet te herleiden tot het af te schermen brononderzoek en zal, voor zover het de bedoeling is om een nieuw onderzoek op te starten, voldoende informatie moeten bevatten op grond waarvan een verdenking kan worden geconstrueerd ex art. 27 Sv.
- –
De afgeschermde informatie die is ingebracht in het doelonderzoek kan door de rechter en verdediging worden getoetst door de opsporingsambtenaar die het afschermproces-verbaal heeft opgemaakt (zoals de CIE-chef) als getuige te horen.
- –
Als uitgangspunt geldt dat de in een opsporingsonderzoek ingebrachte afgeschermde informatie wordt gebruikt als start- of sturingsinformatie en niet als bewijs.
- –
De afgeschermde informatie kan, afhankelijk van de aard en de inhoud van de informatie, ook zonder aanvullende informatie voldoende zijn om aan te nemen dat er sprake is van een verdenking in de zin van art. 27 Sv, zodat op basis daarvan kan worden overgegaan tot toepassing van dwangmiddelen, zoals doorzoeking en telefoontap. In die zin vervult afgeschermde informatie dezelfde rol als CIE-informatie (dus als start- of sturingsinformatie).