Einde inhoudsopgave
Overeenkomst tussen de Europese Unie en de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen betreffende de procedures voor overlevering tussen de lidstaten van de Europese Unie en IJsland en Noorwegen
Artikel 1 Voorwerp en doel
Geldend
Geldend vanaf 01-11-2019
- Bronpublicatie:
28-06-2006, PbEU 2006, L 292 (uitgifte: 21-10-2006, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-11-2019
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
06-09-2019, PbEU 2019, L 230 (uitgifte: 06-09-2019, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal strafrecht / Uitlevering en overlevering
Internationaal strafrecht / Justitiële en politionele samenwerking
1.
De overeenkomstsluitende partijen verbinden zich ertoe, overeenkomstig de bepalingen van deze overeenkomst, de overlevering met het oog op strafvervolging of de tenuitvoerlegging van straffen tussen de lidstaten van de Europese Unie enerzijds en de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen anderzijds te verbeteren door, bij wijze van minimumnorm, uit te gaan van de bepalingen van de Overeenkomst van 27 september 1996 betreffende uitlevering tussen de lidstaten van de Europese Unie.
2.
De overeenkomstsluitende partijen verbinden zich ertoe, overeenkomstig de bepalingen van deze overeenkomst, ervoor te zorgen dat het systeem van uitlevering tussen de lidstaten van de Europese Unie enerzijds en de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen anderzijds gebaseerd is op een mechanisme van overlevering op basis van een aanhoudingsbevel in de zin van deze overeenkomst.
3.
Deze overeenkomst laat de verplichting tot eerbiediging van de grondrechten en de fundamentele rechtsbeginselen die zijn vervat in het Europees Verdrag voor de rechten van de mens of, in het geval van tenuitvoerlegging door de justitiële autoriteit van een lidstaat, van de in artikel 6 van het Verdrag betreffende de Europese Unie vermelde beginselen, onverlet.
4.
Deze overeenkomst belet geenszins dat de overlevering kan worden geweigerd van een persoon tegen wie een aanhoudingsbevel, zoals bedoeld in deze overeenkomst, is uitgevaardigd, indien er objectieve redenen bestaan om aan te nemen dat het aanhoudingsbevel is uitgevaardigd met het oog op vervolging of bestraffing van die persoon op grond van zijn geslacht, ras, godsdienst, etnische afstamming, nationaliteit, taal, politieke overtuiging of seksuele geaardheid of dat de positie van die persoon kan worden aangetast om een van deze redenen.