Einde inhoudsopgave
Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (Euratom)
Bijlage III Gunsten, welke op grond van artikel 48 van het Verdrag kunnen worden toegekend aan gemeenschappelijke ondernemingen
Geldend
Geldend vanaf 01-01-1958
- Bronpublicatie:
25-03-1957, Trb. 1957, 92 (uitgifte: 12-07-1957, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-01-1958
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
27-12-1957, Trb. 1957, 250 (uitgifte: 01-01-1957, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Instituties
Milieurecht / Straling
Energierecht (V)
- 1
- a)
Erkenning van het openbare nutskarakter, overeenkomstig de nationale wetgevingen, van de door Gemeenschappelijke Ondernemingen te verkrijgen, voor hun vestiging noodzakelijke, onroerende goederen.
- b)
Toepassing, overeenkomstig de nationale wetgevingen, van de onteigeningsprocedure ten openbaren nutte ten einde bij gebreke van minnelijke overeenstemming die goederen te verkrijgen.
- 2.
Begunstiging door licentieverlening bij wege van arbitrage of ambtshalve op grond van de artikelen 17 tot en met 23.
- 3.
Ontheffing van alle rechten en belastingen bij de oprichting van twee Gemeenschappelijke Ondernemingen en van alle rechten ter zake van inbreng.
- 4.
Ontheffing van rechten en belastingen op de overdracht geheven bij de verkrijging van onroerende goederen en van rechten van overschrijving en registratie.
- 5.
Ontheffing van alle directe belastingen, welke op de Gemeenschappelijke Ondernemingen, hun goederen, bezittingen en inkomsten zouden kunnen worden toegepast.
- 6.
Ontheffing van alle douanerechten en heffingen van gelijke werking en van alle verboden en beperkingen van in- of uitvoer, zowel van economische als van fiscale aard, wat betreft:
- a)
wetenschappelijke en technische goederen, met uitzondering van bouwmaterialen en materieel voor administratieve doeleinden,
- b)
stoffen bestemd voor be- of verwerking of reeds bewerkt in de Gemeenschappelijke Onderneming.
- 7.
Deviezenfaciliteiten, als bedoeld in artikel 182, lid 6.
- 8.
Vrijstelling van toelatings- en verblijfsbeperkingen ten gunste van de in dienst der Gemeenschappelijke Ondernemingen zijnde onderdanen der Lid-Staten, alsmede van hun echtgenoten en de te hunnen laste komende gezinsleden.