Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) nr. 515/2014 vaststelling instrument voor financiële steun voor de buitengrenzen en visa
Artikel 3 Doelstellingen
Geldend
Geldend vanaf 21-05-2014
- Bronpublicatie:
16-04-2014, PbEU 2014, L 150 (uitgifte: 20-05-2014, regelingnummer: 515/2014)
- Inwerkingtreding
21-05-2014
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
16-04-2014, PbEU 2014, L 150 (uitgifte: 20-05-2014, regelingnummer: 515/2014)
- Vakgebied(en)
Vreemdelingenrecht / Algemeen
Openbare orde en veiligheid / Bijzondere onderwerpen
Overheidsfinanciën / EU-financiën
1.
De algemene doelstelling van het instrument is bij te dragen aan een hoog niveau van veiligheid in de Unie en tegelijkertijd legaal reizen te vergemakkelijken door middel van een uniform en hoog niveau van controle aan de buitengrenzen en de doeltreffende behandeling van Schengenvisa, overeenkomstig de inzet van de Unie voor de fundamentele vrijheden en de mensenrechten.
2.
Binnen de algemene doelstelling als bedoeld in lid 1 draagt het instrument overeenkomstig de prioriteiten van de relevante Uniestrategieën, programma's, dreigingsbeoordelingen en risicobeoordelingen, bij aan het bereiken van de volgende specifieke doelstellingen:
- a)
het ondersteunen van een gemeenschappelijk visumbeleid om legaal reizen te vergemakkelijken, het zorgen voor een hoge kwaliteit van de dienstverlening aan visumaanvragers, het garanderen dat onderdanen van derde landen gelijk worden behandeld en het tegengaan van illegale migratie;
- b)
het ondersteunen van een geïntegreerd grensbeheer, met inbegrip van de bevordering van verdere harmonisatie van maatregelen betreffende het grensbeheer overeenkomstig de gemeenschappelijke normen van de Unie en door middel van het delen van informatie tussen de lidstaten onderling en tussen de lidstaten en Frontex, om ervoor te zorgen dat enerzijds de buitengrenzen zo goed mogelijk en op uniform en hoog niveau worden gecontroleerd en beschermd, onder meer door het tegengaan van illegale migratie, en dat anderzijds de overschrijdingen van de buitengrenzen vlot verlopen overeenkomstig het Schengenacquis, waarbij tegelijkertijd wordt gewaarborgd dat personen die deze nodig hebben toegang krijgen tot internationale bescherming, in overeenstemming met de verplichtingen van de lidstaten op het gebied van mensenrechten, inclusief het beginsel van ‘non-refoulement’.
De verwezenlijking van de specifieke doelstellingen van het Instrument wordt overeenkomstig artikel 55, lid 2 van Verordening (EU) nr. 514/2014 beoordeeld aan de hand van in bijlage IV bij deze verordening geformuleerde gemeenschappelijke indicatoren en in nationale programma's opgenomen specifieke programma-indicatoren.
3.
Om de doelstellingen bedoeld in de leden 1 en 2 te bereiken, draagt het Instrument bij tot de volgende operationele doelstellingen:
- a)
het bevorderen van de ontwikkeling, uitvoering en handhaving van beleid met het oog op het voorkomen dat personen, ongeacht hun nationaliteit, bij het overschrijden van de binnengrenzen aan enige controle worden onderworpen en om te zorgen voor personencontrole en efficiënte bewaking bij het overschrijden van de buitengrenzen;
- b)
het geleidelijk opzetten van een geïntegreerd beheersysteem voor de buitengrenzen, gebaseerd op solidariteit en verantwoordelijkheid, met name door middel van:
- i)
het aanscherpen van de controles en de bewakingssystemen aan de buitengrenzen en een sterkere samenwerking op het niveau van de agentschappen van de lidstaten tussen grenswachten, douanediensten, en de instanties voor migratie, asiel en rechtshandhaving aan de buitengrenzen, inclusief in zeegrensgebieden;
- ii)
maatregelen binnen het grondgebied met betrekking tot het beheer van de buitengrenzen en de nodige begeleidende maatregelen voor de beveiliging van documenten, identiteitsbeheer en de interoperabiliteit van verworven technische apparatuur;
- iii)
maatregelen die tevens bijdragen aan de preventie en bestrijding van grensoverschrijdende criminaliteit aan de buitengrenzen die verband houdt met het verkeer van personen, met inbegrip van mensenhandel en mensensmokkel.
- c)
het bevorderen van de ontwikkeling en uitvoering van het gemeenschappelijke beleid inzake visa en andere verblijfstitels van korte duur, en van verschillende vormen van consulaire samenwerking teneinde een betere consulaire vertegenwoordiging en geharmoniseerde praktijken inzake de afgifte van visa te waarborgen;
- d)
het opzetten en exploiteren van IT-systemen, de bijbehorende communicatie-infrastructuur en uitrusting ter ondersteuning van het gemeenschappelijk visumbeleid, grenscontroles en grensbewaking aan de buitengrenzen, en het recht inzake de bescherming van persoonsgegevens volledig eerbiedigen;
- e)
het vergroten van de situatiekennis aan de buitengrenzen en het verbeteren van het reactievermogen van de lidstaten;
- f)
het verzekeren van de doeltreffende en uniforme toepassing van het acquis van de Unie inzake grenzen en visa, met inbegrip van de doeltreffende werking van het Schengenevaluatie- en -toezichtmechanisme;
- g)
het versterken van de acties van de lidstaten die bijdragen aan de verbetering van de samenwerking tussen de lidstaten die in derde landen actief zijn, wat betreft de toestroom van onderdanen van derde landen naar het grondgebied van de lidstaten, met inbegrip van de preventie en bestrijding van illegale migratie, alsmede samenwerking met derde landen wat dat betreft in volledige samenhang met de doelstellingen en beginselen van extern optreden en humanitair beleid van de Unie.
4.
Acties die uit hoofde van het Instrument worden gefinancierd moeten worden uitgevoerd conform de grondrechten en met eerbiediging van de menselijke waardigheid. In het bijzonder voldoen de acties aan de bepalingen van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, het recht van de Unie inzake gegevensbescherming, het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM), het beginsel van eerlijke behandeling van onderdanen van derde landen, het recht op asiel en internationale bescherming, het beginsel van ‘non-refoulement’ en de internationale verplichtingen van de Unie en de lidstaten die voortvloeien uit de internationale instrumenten die zij hebben ondertekend, zoals het Verdrag van Genève betreffende de status van vluchtelingen van 28 juli 1951 zoals aangevuld met het Protocol van New York van 31 januari 1967.
In het bijzonder, besteden de lidstaten, waar mogelijk bij de uitvoering van maatregelen bijzondere aandacht aan de identificatie van, directe bijstand aan en doorverwijzing naar beschermingsdiensten van kwetsbare personen, met name kinderen en niet-begeleide minderjarigen.
5.
Bij de uitvoering van in het kader van het Instrument gefinancierde acties die verband houden met de bewaking van de zeegrenzen besteden de lidstaten bijzondere aandacht aan hun verplichtingen uit hoofde van het internationaal zeerecht om hulp te verlenen aan mensen in nood. In dat opzicht kunnen uit het Instrument gefinancierde apparatuur en systemen worden ingezet bij opsporings- en reddingssituaties wanneer die zich voordoen tijdens een grensbewakingsoperatie op zee, zodat wordt bijgedragen aan het waarborgen van de bescherming en het redden van de levens van migranten.
6.
Het instrument draagt tevens bij aan de financiering van technische bijstand op initiatief van de lidstaten en de Commissie.