NJ 1936/956
Beweerde onrechtmatige daad (nalatigheid) van overheidsorganen van Ned.-Indië door niet te beschikken op eene aanvrage tot goedkeuring van een aan eischer door het Zelfbestuur van Koetei verleende concessie. Beroep op schending Indische Mijnwet voor den Nederl rechter. Ned.-Indisch recht. Klacht over onvoldoende motiveering.
HR 01-05-1936, ECLI:NL:HR:1936:79, m.nt. Prof. E.M. Meijers
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
1 mei 1936
- Magistraten
Mrs. Jhr. Feith, van Gelein Vitringa, de Menthon Bake, Nypels, Servatius
- Zaaknummer
[01051936/NJ_1936-956]
- Conclusie
Mr. Besier
- Noot
Prof. E.M. Meijers
- JCDI
JCDI:ADS129971:1
- Vakgebied(en)
Archief (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1936:79, Uitspraak, Hoge Raad, 01‑05‑1936
- Wetingang
Essentie
Beweerde onrechtmatige daad (nalatigheid) van overheidsorganen van Ned.-Indië door niet te beschikken op eene aanvrage tot goedkeuring van een aan eischer door het Zelfbestuur van Koetei verleende concessie. Beroep op schending Indische Mijnwet voor den Nederl rechter. Ned.-Indisch recht. Klacht over onvoldoende motiveering.
Samenvatting
In den zin van art. 99, 2° R. O. is onder wet slechts te verstaan de in Nederland geldende wetgeving, zoodat over schending van de Indische Mijnwet, welke alleen deel uitmaakt van de wetgeving van Ned.-lndië in cassatie niet met vrucht kan worden geklaagd. (Anders Proc.-Gen. Besier met betoog, dat de Indische Mijnwet eene ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.