Vgl. de conclusie van mijn ambtgenoot Spronken, ECLI:NL:PHR:2019:1024, randnummer 3.2.
HR, 10-10-2023, nr. 21/04511
ECLI:NL:HR:2023:1366
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
10-10-2023
- Zaaknummer
21/04511
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2023:1366, Uitspraak, Hoge Raad, 10‑10‑2023; (Artikel 81 RO-zaken, Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2023:721
ECLI:NL:PHR:2023:721, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 29‑08‑2023
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2023:1366
- Vindplaatsen
Uitspraak 10‑10‑2023
Inhoudsindicatie
Medeplegen woninginbraak (art. 311.1 Sr) en beschadiging benzinepomp (art. 350.1 Sr). Bewijsklachten. HR: art. 81.1 RO.
Partij(en)
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer 21/04511
Datum 10 oktober 2023
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 18 oktober 2021, nummer 21-004324-20, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1998,
hierna: de verdachte.
1. Procesverloop in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft A.E.M.C. Koudijs, advocaat te Utrecht, bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal D.J.M.W. Paridaens heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
2. Beoordeling van het cassatiemiddel
De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).
3. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president M.J. Borgers als voorzitter, en de raadsheren A.L.J. van Strien en T. Kooijmans, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 10 oktober 2023.
Conclusie 29‑08‑2023
Inhoudsindicatie
Conclusie AG. Strekt tot verwerping. Beroep in cassatie ziet op veroordeling wegens diefstal in vereniging (woninginbraak) en vernieling benzinepomp. Middel klaagt dat bewezenverklaring niet uit bewijsmiddelen kan worden afgeleid. Verdachte is niet in woning aanwezig geweest en heeft geen benzinepomp beschadigd. Het middel faalt. Voor diefstal in vereniging is niet vereist dat rechtstreeks uit bewijsmiddelen blijkt dat verdachte in woning is geweest. Verder blijkt uit bewijsmiddelen voldoende betrokkenheid van verdachte. Vernieling benzinepomp kan ook voldoende uit bewijsmiddelen worden afgeleid (getuigen, camerabeelden, aanhouding verdachte als bestuurder).
PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
Nummer21/04511
Zitting 29 augustus 2023
CONCLUSIE
D.J.M.W. Paridaens
In de zaak
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1998,
hierna: de verdachte.
Inleiding
De verdachte is bij arrest van 18 oktober 2021 door het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, wegens 1 primair en 2 primair, telkens “diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak”, 3 “opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen” en 4 primair “overtreding van artikel 5a, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994” veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van tien maanden met aftrek van voorarrest. Daarnaast is aan de verdachte een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van één jaar opgelegd en heeft het hof beslist op de vordering van de benadeelde partij, een en ander zoals in het arrest is vermeld.
Het cassatieberoep is ingesteld namens de verdachte en A.E.M.C. Koudijs, advocaat te Utrecht, heeft één middel van cassatie voorgesteld.
Het middel
3. Het middel klaagt over de bewezenverklaring van het onder 1 primair en onder 3 ten laste gelegde, omdat het hof volgens de steller van het middel ten onrechte, althans onbegrijpelijk heeft geoordeeld dat deze bewezenverklaring kan worden gegrond op de gebezigde bewijsmiddelen.
4. Ten laste van de verdachte heeft het hof – voor zover in cassatie van belang – bewezenverklaard:
“1. primair
hij omstreeks 16 juli 2020 te [plaats] tezamen en in vereniging met een ander,
- 3 horloges, en
- 22 kettingen, en
- 4 armbanden, en
- 8 broches, en
- een sjaalhouder, en
- een muntstuk (zilveren tientje), en
- 2 oorbellen, en
- 4 hangers, en
- 3 ringen,
die geheel aan een ander dan aan verdachte en zijn mededader toebehoorde, te weten aan [betrokkene 1] en [betrokkene 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en die weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak”
en
“3.
hij op 16 juli 2020 te Amersfoort , opzettelijk en wederrechtelijk een benzinepomp, die geheel aan een ander, te weten aan Shell de Middelaar toebehoorde, heeft beschadigd.”
5. De bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen die zijn opgenomen in aanvulling op het verkort arrest:
1. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte (als bijlage op pagina 31 e.v. van het proces-verbaal), voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven – als verklaring van [betrokkene 3]:
Op donderdag 16 juli 2020 omstreeks 05.55u werd ik wakker gemaakt door mijn dochter. Zij had geluiden gehoord en had naar buiten gekeken. Zij zag dat iemand de woning had verlaten via de achtertuin. Wij liepen naar beneden en zagen dat de deur naar de achtertuin open was. Ik zag vervolgens dat deze deur vernield was. Ik zag namelijk dat er met een voorwerp vernielingen waren aangebracht aan deze deur. Ik zag dat de sloten gebogen waren en verschillende moeten in de deur en kozijn zaten. Terwijl ik 112 belde zag ik dat mijn personenauto voorzien van kenteken [kenteken] weg was. Hierbij doe ik aangifte van diefstal door middel van inbraak in mijn woning aan de [a-straat 1] te [plaats] . Mijn personenauto stond op de oprit. Tijdens het gesprek met de politie kwam ik erachter dat er meerdere goederen waren weggenomen. Er was één sleutelbos met vier sleutels weggenomen. Hier zat mijn autosleutel ook aan. Verder was mijn portemonnee van het merk Parfois weggenomen. In mijn portemonnee zaten mijn rijbewijs, bankpas van de Rabobank en verschillende pasjes van verschillende winkels.
2. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van overtreding (als bijlage op pagina 198 e.v. van het proces-verbaal), voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als verklaring van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2]:
Op donderdag 16 juli 2020 waren wij, verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 1] , belast met de incidentafhandeling in de gemeente Barneveld. Omstreeks 06:00 uur hoorden wij van het Operationeel Centrum (OC) te Arnhem dat er zojuist een inbraak in een woning was gepleegd aan de [a-straat 1] te [plaats] . Wij hoorden dat de daders waren overlopen en dat men het voertuig van de bewoners weggenomen zou hebben. Wij hoorden dat het zou gaan om een grijze Toyota Corolla, voorzien van het kenteken [kenteken] . Hierop hebben wij post gevat op de kruising van de A30 met de A1. Omstreeks 06:10 uur zagen wij het genoemde voertuig rijden. Hierop zijn wij achter dit voertuig aangereden. Op de A1 links ter hoogte van hectometerpaal 48.5 zagen wij dat het voertuig de afslag naar tankstation De Middelaar nam. Wij zagen dat er twee manspersonen in het voertuig zaten en dat de bijrijder zijn portier opende en uitstapte. Wij stapten beide ook uit ons voertuig en riepen naar de inzittenden dat zij moesten blijven staan. Hierop zagen en hoorden wij dat de bestuurder erg veel gas gaf en hard achteruit weg van de pomp reed. Wij zagen dat het openstaande bijrijdersportier hierbij tegen de pomp aangeslagen werd. Ook zagen wij dat de bijrijder hierbij klem kwam te zitten tussen het portier en de pomp. Wij zagen dat de bijrijder weer in het voertuig stapte en probeerde het portier dicht te krijgen. Wij zagen dat dit niet ging omdat dit portier zwaar beschadigd was. Wij riepen naar de bestuurder dat hij moest blijven staan en het voertuig uit moest schakelen. Wij zagen en hoorden dat de bestuurder veel gas gaf en rechts om de tankshop heen reed. Hierop zijn wij weer in ons dienstvoertuig gestapt en hebben de achtervolging gestart.
Toen wij vanaf het tankstation de A1 in de richting van Amersfoort op reden zagen wij ongeveer 500 meter voor ons het gestolen voertuig over de vluchtstrook rijden. Wij kwamen voor knooppunt Hoevelaken weer achter het voertuig te rijden. Wij gaven het voertuig een stopteken middels het transparant aan de voorzijde van ons dienstvoertuig. Wij zagen dat het voertuig de afslag Hoevelaken nam, maar op het laatste moment toch weer de rijstrook voor rechtdoor nam. Wij zagen dat het voertuig op het allerlaatste moment de oprit naar de A28 rechts in de richting van Zwolle nam. Wij zagen dat het voertuig hierbij voertuigen over de vluchtstrook inhaalde. Wij zagen dat het voertuig op de A28 weer zijn snelheid verhoogde tot 160 à 170 kilometer per uur. Wij zagen dat het behoorlijk druk was op dit gedeelte snelweg. Wij zagen dat het voertuig allerlei manoeuvres uithaalde om bij ons weg te komen. Wij zagen dat het voertuig over de vluchtstrook voertuigen inhaalde, maar ook links en rechts door het overige verkeer heen scheurde. Wij zagen dat het een aantal keren maar net goed ging en er net geen aanrijding ontstond tussen het gestolen voertuig en het overige verkeer.
Wij zagen dat het voertuig afslag 8a Amersfoort -Vathorst op reed. Wij zagen dat het voertuig op het laatste moment alsnog de rijbaan in de richting van Zwolle op schoot. Wij naderden afslag 9 Nijkerk en zagen dat het voertuig deze afslag uiteindelijk nam. Wij zagen dat het voertuig boven bij de verkeerslichten door het rode verkeerslicht reed en linksaf sloeg de rijbaan voor het tegemoetkomende verkeer op. Wij zagen dat het erg druk was omdat de ochtendspits al op gang was gekomen. Wij zagen dat het voertuig doorreed in de richting van Zeewolde (het hof begrijpt op de N301), nog steeds op de rijbaan voor het tegemoetkomende verkeer. Wij zagen dat er zoveel verkeer bij het verkeerslicht stond dat het voertuig niet via de baan voor het tegemoetkomende verkeer door kon rijden in de richting van Zeewolde. Wij zagen dat het voertuig hierop de verhoogde rijbaan afscheiding op reed en probeerde te draaien richting de afrit van de A28 links. Toen het voertuig recht voor ons dienstvoertuig reed heb ik, verbalisant [verbalisant 1] , ons dienstvoertuig tegen het bij rijdersportier gereden in een poging om het voertuig te doen stoppen. Wij zagen dat het voertuig toch doorreed waarop ik, verbalisant [verbalisant 1] , ons dienstvoertuig tegen het gestolen voertuig bleef duwen om het weg te houden bij afrit van de A28 links. Door alle manoeuvres die de bestuurder van het gestolen voertuig al uitgehaald had, waren wij bang dat het voertuig de A28 in tegengestelde richting op zou rijden. Gezien de drukte zou dit mogelijk kunnen resulteren in ernstige aanrijdingen. Wij zagen dat het voertuig los kwam van ons dienstvoertuig en inderdaad de A28 op reed in tegengestelde richting.
Wij zagen in de verte enkele voertuigen op de afrit onze kant op komen rijden. Hierop besloten wij om het voertuig nogmaals te rammen voordat hij op de hoofdrijbaan uit zou komen. Hierop heb ik, verbalisant [verbalisant 1] , het voertuig op de linker voorzijde ter hoogte van de wielbasis geramd. Wij zagen dat deze klap effect had omdat het gestolen voertuig bleef staan. Hierop zijn wij beide uitgestapt en zijn richting het gestolen voertuig gelopen. Wij zagen dat beide manspersonen nog in de auto zaten. Later bleek de bestuurder verdachte [verdachte] , geboren op [geboortedatum] 1998 te [geboorteplaats] , te zijn. De bijrijder bleek verdachte [betrokkene 4] , geboren op [geboortedatum] 1997 te [geboorteplaats] , te zijn.
3. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen (als losse bijlage bij het proces-verbaal), voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als verklaring van verbalisant [verbalisant 2]:
Uit het proces-verbaal komt niet naar voren wat de maximale toegestane snelheid is op het moment van de achtervolging. Ik, [verbalisant 2] , weet dat de maximale toegestane snelheid op de snelwegen die wij passeerden, 100 km per uur betrof.
4. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen (als bijlage op pagina 57 van het proces-verbaal), voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven – als verklaring van verbalisant [verbalisant 3]:
Vanochtend, 16 juli 2020, had er naar aanleiding van een heterdaad inbraak een achtervolging plaatsgevonden en waren er twee verdachten aangehouden. Bij de inbraak was buitgemaakt en deze buit lag in de auto waarmee de verdachten probeerden te vluchten. Deze auto was in beslag genomen en voor onderzoek overgebracht naar Houterman sleepdiensten in Nijmegen. Op 16 juli 2020 omstreeks 14.00 uur kwamen wij ter plaatse en doorzochten wij de auto. Hierbij troffen wij verschillende goederen aan:
- Plastic doos vol met sieraden.
- Zwarte portemonnee met verschillende pasjes waaronder een rijbewijs en een bankpas.
- Zwarte telefoon van het merk Samsung met oplader en powerbank.
Deze goederen lagen op de bijrijdersstoel en bij het voeteinde van de bijrijdersstoel. Van alle goederen hebben wij foto's gemaakt en bij dit proces-verbaal gevoegd.
5. Het in de wettelijke vorm opgemaakte kennisgeving van inbeslagneming (als bijlage op pagina 108 e.v. van het proces-verbaal), voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven:
Rapporteur: Lambertus [verbalisant 3] , hoofdagent van politie
Volgnummers 1 tot en met 3 betreffen inbeslaggenomen horloges (3 stuks);
Volgnummers 4 en 5 en 14 tot en met 19 betreffen inbeslaggenomen kettingen (22 stuks): Volgnummer 6 betreft inbeslaggenomen armbanden (6 stuks);
Volgnummer 7 betreft inbeslaggenomen broches (8 stuks):
Volgnummer 8 betreft een inbeslaggenomen sjaalhouder;
Volgnummer 9 betreft een inbeslaggenomen muntstuk (zilveren tientje);
Volgnummer 10 betreft inbeslaggenomen oorsieraden (2 stuks);
Volgnummer 11 betreft inbeslaggenomen hangers (2 stuks);
Volgnummer 12 betreft inbeslaggenomen hangers (kinderkopjes, 2 stuks);
Volgnummer 13 betreft inbeslaggenomen ringen (3 stuks).
6. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor getuige (als bijlage op pagina 141 e.v. van het proces-verbaal) voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als verklaring van [betrokkene 2]:
Ik ben [betrokkene 2] . Mijn volledige meisjesnaam is [betrokkene 2] . Ik woon aan de [b-straat 1] in [plaats] . Ik woon daar samen met mijn man [betrokkene 1] . Vandaag omstreeks 13:30 uur werd ik gebeld door mijn zoon. Ik hoorde hem zeggen dat er ingebroken was in de woning. Hij vertelde mij dat de woning overhoop lag en dat het raam geforceerd was met een koevoet. Tevens zouden ze meerdere sieraden van mij hebben weggenomen.
U heeft mij meerdere foto's doorgestuurd van de sieraden. Ik herken grotendeels mijn sieraden daarop terug. Ik herken op fotobijlage 1 t/m 19 mijn eigen sieraden.
Op fotobijlage 7 zie ik drie ringen. Alle drie de ringen zijn van mij. Op fotobijlage 8 herken ik ook mijn sieraden. Alleen de derde en de vierde armband zijn niet van mij.
7. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte (als bijlage op pagina 124 e.v. van het proces-verbaal). voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven – als verklaring van [betrokkene 5]:
Hij deed aangifte namens het slachtoffer
Achternaam : [betrokkene 1]
Voornamen : [betrokkene 1]
Ik ben namens het slachtoffer gerechtigd tot het doen van aangifte. Op woensdag 15 juli 2020 omstreeks 16:00 uur had ik de woning van mijn ouders in goede staat achtergelaten.
Op donderdag 16 juli 2020 omstreeks 11.00 uur kwam ik weer bij de woning van mijn ouders en zag ik dat het raam van de woonkamer geforceerd was. Ik zag op het kozijn van het raam meerdere moeten zitten.
8. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen (als bijlage op pagina 61 van het proces-verbaal). voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven – als verklaring van verbalisant [verbalisant 4]:
Op donderdag 16 juli 2020 kreeg ik, verbalisant [verbalisant 4] , het verzoek om contact op te nemen met [betrokkene 6] . [betrokkene 6] is woonachtig op de [c-straat 1] te [plaats] . [betrokkene 6] had gemeld dat er op 16 juli 2020, omstreeks 03:20 uur, een paar personen in zijn brievenbus hadden gekeken. Dit was geregistreerd door zijn Ring camera in zijn deurbel. Ik, verbalisant, heb het videobestand per mail ontvangen. Het videobestand heeft een duur van dertig seconden en start op tijdstip 03:20:12 uur. Ik, verbalisant, zag dat er een mannelijk persoon zichtbaar was op de videobeelden. Ik, verbalisant, zag dat deze persoon een lichtkleurige capuchon op zijn hoofd droeg. Ik, verbalisant, zag dat de mannelijke persoon een donkerkleurige jas droeg, voorzien van horizontale strepen op de mouw. Ik, verbalisant, zag dat het vermoedelijk een persoon betrof met een Noord-Afrikaanse afkomst. Ik, verbalisant, zag dat de mannelijke persoon de deksel van de brievenbus optilde, in de brievenbus keek en vervolgens wegliep en buiten beeld van de camera verdween.
9. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen (als bijlage op pagina 52 e.v. van het proces-verbaal), voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven – als verklaring van verbalisant [verbalisant 5]:
Vandaag, donderdag 6 augustus 2020, bekeek ik, verbalisant [verbalisant 5] , de beveiligingscamerabeelden van Shell tankstation de Middelaar, gevestigd te Amersfoort .
Shot 2: Dome
Na het starten van de camerabeelden is na 5.54 minuten te zien dat de grijze gestolen Toyota Corolla aan komt rijden vanaf de snelweg. Het kenteken is: [kenteken] . Ook is te zien dat een opvallend politievoertuig achter de grijze Toyota aanrijdt, het tankstation op. De snelheid van beide voertuigen ligt niet hoog als zij het tankstation oprijden. Op het moment dat de bestuurder van de Toyota tankzuil 7 op rijdt, is te zien dat het politievoertuig plaats inneemt dwars voor de grijze Toyota. Beide voertuigen komen min of meer tegelijkertijd tot stilstand en het rechterportier van de Toyota gaat open. Direct stapt de bijrijder uit het voertuig. Bij het zien van het politievoertuig, zet de bestuurder van de Toyota het voertuig in de achteruit, terwijl de bijrijder aan het uitstappen is. De bestuurder van de Toyota rijdt met grote snelheid achteruit, waardoor het rechter portier tegen de tankslangen aan knalt, omslaat naar voren en schade veroorzaakt aan het voertuig en tankzuil 7.
10. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen (als bijlage op pagina 187 van het proces-verbaal), voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven – als verklaring van verbalisant [verbalisant 5]:
Op donderdag 23 juli 2020 bekeek ik, verbalisant [verbalisant 5] , de "ring" deurbel camerabeelden die de bewoner van de [c-straat 1] te [plaats] had overgedragen. Op deze beelden is te zien dat in de nacht van donderdag 16 juli 2020, om 03:20 uur. een manspersoon in de buiten brievenbus van de melder kijkt en vervolgens weg loopt.
Ik, [verbalisant 5] , heb de aangehouden verdachten goed gezien op de cellengang van politiebureau Arnhem, alwaar de beide verdachten werden opgehouden voor onderzoek. Beide verdachten zijn gefotografeerd met hun jassen aan na hun aanhouding op het politiebureau te Arnhem op donderdag 16 juli 2020. Toen ik de camerabeelden van de [c-straat 1] te [plaats] zag, herkende ik direct en 100% verdachte [betrokkene 4] . Hij had een heuplange, zwart lederen, jas aan op de foto's die gemaakt zijn op het politiebureau direct na aankomst. Deze jas is op de "ring" deurbelbeelden, de oplichtende stikselbanen en ritsen, precies dezelfde jas als die de verdachte aan heeft op de foto's die van hen gemaakt zijn. Tevens is het gelaat van de verdachte op de "ring" deurbelbeelden goed te zien. Aan het profiel van het gelaat van de verdachte, is te zien dat de neus en de kin overeenkomen met de foto's die van de verdachte gemaakt zijn op het politiebureau. Ook heeft de verdachte opvallend donkere wenkbrauwen. Ook deze komen in de camerabeelden van de "ring" deurbel goed in beeld. De spijkerboek, de lichaamsbouw, de lengte en de leeftijd van de verdachte op de "ring" deurbel camerabeelden, komen ook overeen met de verdachte die ik gezien heb op de cellengang en tijdens het verhoor van de verdachte.
11. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen (als bijlage op pagina 192 van het proces-verbaal), voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven – als verklaring van verbalisant [verbalisant 6]:
Vanuit mijn werkzaamheden bekeek ik op 27 juli 2020 de beelden van een "ring" deurbel. Deze beelden zijn overgedragen naar aanleiding van een verdachte situatie aan de [c-straat 1] te [plaats] .
Op de camerabeelden is te zien dat een manspersoon op 16 juli 2020 om 03:20 uur in de brievenbus (het hof begrijpt: keek), welke aan de muur van de woning hing. Ik heb op 16 juli 2020 twee verdachten van een woninginbraak verhoord en gezien in de cellengang in Ede . Deze woninginbraak was in dezelfde wijk aan de [a-straat 1] en de [b-straat 1] te [plaats] . Voorafgaand aan het verhoor heb ik samen met collega's beide verdachten gezien en hun kleding gefotografeerd.
Toen ik de camerabeelden van de [c-straat 1] te [plaats] zag herkende ik de manspersoon, die in de brievenbus keek, als verdachte [betrokkene 4] . Ik herkende verdachte [betrokkene 4] aan de jas, met horizontale stiksels in de jas, de rits welke in de jas zit op borstniveau en aan zijn donkere broek. Ook herkende ik het postuur en het gezicht van verdachte [betrokkene 4] . Ik herkende zijn gezicht aan zijn kin, neus en wenkbrauwen. Ik zag dat deze punten van verdachte [betrokkene 4] overeenkomen met de manspersoon in de camerabeelden van de "ring" deurbel.
12. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte met proces-verbaalnummer PL0600-2020330415-2 (als bijlage op pagina 163-164 van het procesverbaal). voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als verklaring van [betrokkene 7] namens het slachtoffer Shell de Middelaar:
Ik ben namens het slachtoffer gerechtigd tot het doen van aangifte. Ik ben werkzaam bij de Shell, verzorgingsplaats de Middelaar in Amersfoort . U vertelt mij dat een politieauto een personenauto wilde controleren. Hierbij is de personenauto ervandoor gegaan. De pomp is beschadigd.
13. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen (als bijlage op pagina 169 van het proces-verbaal), voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven – als verklaring van verbalisant [verbalisant 5]:
Op woensdag 5 augustus 2020 ontving ik, een e-mail retour van bedrijfsleidster [betrokkene 8] , van Vissers Energy Group te Horst, eigenaar van het Shell tankstation de Middelaar. Ik had hen gewezen op het feit dat de tekst in de aangifte van [betrokkene 7] , niet geheel overeenkwam met de beveiligingscamerabeelden, die wij ontvingen van het tankstation. In de ontvangen e-mail van [betrokkene 8] is te kennen gegeven dat [betrokkene 7] een deel van de tekst heeft laten wijzigen. Zij heeft ten overstaan van [betrokkene 8] verklaard:
"de auto reed achteruit schampte de tankzuil. Daarna reed de auto legen de betonnen zuil aan die achter de auto stond, vervolgens reed de auto naar voren en reed rechts langs de pomp weg richting de rijksweg".
14. De als bijlage op pagina 165 tot en met 168 van het proces-verbaal gevoegde schriftelijke bescheiden met nummer 2020330415, inhoudende afbeeldingen van de beschadiging, waarvan een kopie als bijlage 1 aan deze aanvulling is gehecht.
6. Het bestreden arrest bevat de volgende bewijsoverwegingen (cursiveringen overgenomen):
Oordeel van het hof
Het hof is van oordeel dat het door verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het onder 1 primair, 2 primair en 3 tenlastegelegde wordt weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen w orden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Het hof overweegt in het bijzonder als volgt en neemt daarbij de volgende, hierna gecursiveerde, overwegingen over van de rechtbank en maakt die tot de zijne. Indien in die overwegingen de rechtbank staat vermeld moet worden gelezen: het hof.
Ten aanzien van feiten 1 en 2: woninginbraken te [plaats]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld. Op 16 juli 2020 omstreeks 5:55 uur heeft er een inbraak plaatsgevonden aan de [a-straat 1] te [plaats] , waarbij een sleutelbos met vier sleutels, een grijze auto van het merk Toyota Corolla met kenteken [kenteken] en een portemonnee van het merk Parfois, waren weggenomen. De sloten van de achterdeur waren gebogen en er zaten verschillende moeten in de deur en het kozijn. Omstreeks 6:10 uur werd de Toyota gesignaleerd op de kruising van de A30 en de A1. Na een langdurige achtervolging en het tweemaal rammen van de Toyota door een dienstvoertuig kwam de Toyota tot stilstand. Er werden twee personen aangehouden: verdachte en medeverdachte [betrokkene 4] . In de auto werden onder andere de volgende goederen aangetroffen: een plastic doos vol met sieraden en een zwarte portemonnee met verschillende pasjes waaronder een rijbewijs en een bankpas. Deze goederen lagen op de bijrijdersstoel en bij het voeteinde van de bijrijdersstoel. De aangetroffen plastic doos met sieraden bestond uit: 3 horloges, 22 kettingen, 6 armbanden, 8 broches, een sjaal houder, een muntstuk zijnde een zilveren tientje, 2 oorbellen, 4 hangers en 3 ringen. Voornoemde goederen waren, behalve twee armbanden, weggenomen uit een woning aan de [b-straat 1] te [plaats] . Tussen 15 juli 2020 omstreeks 16:00 uur en 16 juli 2020 omstreeks 11:00 uur is van de woning aan de [b-straat 1] te [plaats] het raam van de woonkamer geforceerd. In het kozijn van het raam zaten meerdere moeten.
Medeplegen woninginbraken
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of verdachte aangemerkt kan worden als medepleger van de woninginbraken. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Tussen 15 juli 2020 omstreeks 16:00 uur en 16 juli 2020 omstreeks 6:00 uur (tijdstip melding andere inbraak) heeft een inbraak plaatsgevonden aan de [b-straat 1] te [plaats] , waarbij 3 horloges. 22 kettingen, 4 armbanden, 8 broches, een sjaalhouder, een muntstuk zijnde een zilveren tientje, 2 oorbellen, 4 hangers en 3 ringen zijn weggenomen. In het proces-verbaal met daarin een beschrijving van de camerabeelden van de Ring video deurbel van een bewoner van de [c-straat 1] te [plaats] heeft de verbalisant gerelateerd dat op de beelden te zien is dat omstreeks 03:20 uur een mannelijk persoon met vermoedelijk een Noord- Afrikaanse afkomst en een donkerkleurige jas voorzien van horizontale strepen op de mouw door de brievenbus van de voordeur van de woning kijkt, vervolgens wegloopt en buiten beeld verdwijnt. Twee verbalisanten hebben medeverdachte [betrokkene 4] herkend als de persoon op de camerabeelden. Op 16 juli omstreeks 6:00 uur kwam een melding binnen van een inbraak aan de [a-straat 1] te [plaats] , waarna de Toyota die na de inbraak aan de [a-straat 1] te [plaats] is weggenomen omstreeks 6:10 uur werd gesignaleerd op ongeveer 20 kilometer van die locatie. In deze Toyota zaten verdachte en medeverdachte [betrokkene 4] , met in die auto weggenomen goederen van de twee inbraken. De rechtbank overweegt dat dit relatief kort na de twee inbraken is. Daarbij heeft zij in aanmerking genomen dat uit Google Maps naar voren komt dat de afstand tussen de twee woningen gering is. Wanneer verbalisanten het voertuig willen staande houden, ontstaat een achtervolging die pas eindigt nadat een dienstvoertuig het voertuig tweemaal heeft geramd.
Gelet op het vorengaande, in het bijzonder ook de relatief korte tijd waarin alles heeft plaatsgevonden en bij gebreke van een aannemelijke en verifieerbare verklaring van verdachte en/of zijn medeverdachte, is de rechtbank van oordeel dat bewezen kan worden dat verdachte en medeverdachte gezamenlijk de woninginbraken aan de [b-straat 1] te [plaats] en de [a-straat 1] te [plaats] hebben gepleegd. Over de rol van verdachte overweegt zij het navolgende.
Verklaring verdachte
Verdachte heeft verklaard dat hij in zijn eentje op zijn motorscooter naar [plaats] is gereden en in [plaats] scooterpech kreeg. Hij is vervolgens vrienden gaan videobellen om hem op te komen halen. Medeverdachte [betrokkene 4] wilde hem wel komen ophalen. Op een gegeven moment kwam medeverdachte [betrokkene 4] in een auto van het merk Toyota aanrijden. Verdachte is achter het stuur gestapt en [betrokkene 4] heeft op de passagiersstoel plaatsgenomen. Op een gegeven moment reed de politie achter hen waarop medeverdachte [betrokkene 4] zei: "nu gassen, gassen", Verdachte deed dit vervolgens ook. De goederen in de auto zag verdachte pas halverwege de achtervolging door de politie.
De rechtbank acht de verklaring van verdachte ongeloofwaardig. De rechtbank acht het bijzonder ongeloofwaardig dat verdachte niets zou hebben gemerkt van een tweetal inbraken die kort voor de aanhouding zijn gepleegd en waarvan de buit in de auto is aangetroffen. Dat verdachte, die niets van de inbraken zou weten, vervolgens bij de politieachtervolging ook niets over die achtervolging zou hebben gezegd of gevraagd, acht de rechtbank eveneens niet aannemelijk en volstrekt ongeloofwaardig. Bovendien komt de lezing dat medeverdachte opdracht gaf 'te gassen' niet overeen met bevindingen in het dossier. Daaruit blijkt dat verdachte eerst doorreed en rustig stopte bij een tankstation, verbalisanten vervolgens met hun opvallend dienstvoertuig voor de Toyota gingen staan, en dat verdachte direct achterwaarts wegreed terwijl de medeverdachte op dat moment niet in het voertuig zat.
Conclusie
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte, tezamen en in vereniging met de medeverdachte, het onder feit I primair en feit 2 primair tenlastegelegde heeft gepleegd.
Ten aanzien van feit 3: beschadigen benzinepomp
Aangeefster [betrokkene 7] heeft namens Shell De Middelaar aangifte jegens verdachte gedaan van het beschadigen van een pomp. Aangeefster heeft verklaard dat verdachte met zijn auto achteruit reed waarbij hij de tankzuil schampte, daarna tegen een betonnen zuil aanreed die aan de achterkant van de auto stond en vervolgens naar voren langs de pomp in de richting van de Rijksweg reed. De pomp is hierdoor beschadigd.
De rechtbank leidt uit het voorgaande, de beschrijving van de camerabeelden en in het bijzonder aan de foto's van de pomp in het dossier af dat sprake is van het beschadigen en het aldus tijdelijk onbruikbaar maken van de pomp. Daarnaast overweegt de rechtbank dat het doelbewust achteruit tegen de pomp aanrijden om te kunnen vluchten van de politie naar zijn uiterlijke verschijningsvorm zodanig gericht is op het beschadigen van de pomp dat de rechtbank opzet op het beschadigen van de pomp bewezen acht. De rechtbank acht aldus wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan.
Aanvullend overweegt het hof dat namens Shell aangifte is gedaan van het beschadigen van een tankpomp. De aangever verklaart dat er tegen de tankpomp is aangereden, waardoor de pomp is beschadigd. Een verbalisant stelt dat hij -ten tijde van de eerste aanhoudingspoging van verdachte- zag dat de bestuurder veel gas gaf en hard achteruit wegreed. Hierdoor werd er een tankpomp geraakt. Tijdens het uitkijken van de camerabeelden van Shell verklaart een andere verbalisant dat onder meer is te zien dat de bestuurder -in de weggenomen auto met het kenteken [kenteken] - met grote snelheid achteruit rijdt en tegen de tankslangen rijdt.
Voorts constateert het hof dat verdachte diegene is geweest die de weggenomen auto heeft bestuurd en ook diegene is geweest die tegen de tankpomp van Shell is aangereden. Op basis hiervan kan er wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte de tankpomp van Shell heeft beschadigd.
7. Het middel bevat de klacht dat de bewezenverklaarde diefstal uit de woning aan de [b-straat 1] te [plaats] (feit 1, primair) en het wederrechtelijk beschadigen van de benzinepomp (feit 3) niet uit de bewijsmiddelen kunnen worden afgeleid en dat het oordeel van het hof om die reden onjuist, althans onbegrijpelijk is. Ten eerste omdat niet onomstotelijk blijkt dat de verdachte de inbraak op de [b-straat 1] te [plaats] heeft gepleegd. Ten tweede omdat de verdachte niet de benzinepomp heeft beschadigd, maar enkel een betonnen zuil omver heeft gereden.
Feit 1, primair - woninginbraak
8. Ten aanzien van de klacht met betrekking tot de bewezenverklaring van het onder 1 primair ten laste gelegde stel ik allereerst vast dat het hof bewezen heeft verklaard dat de diefstal in vereniging is gepleegd. In dat geval is niet vereist dat rechtstreeks uit de bewijsmiddelen blijkt dat de verdachte in de woning aanwezig is geweest. Bij een diefstal in vereniging doet zich immers vaker de omstandigheid voor dat de toedracht van de diefstal wel kan worden vastgesteld maar niet precies wie van de verdachten welke handeling heeft verricht.1.
9. Verder volgt uit de bewijsvoering dat de verdachte op 16 juli 2020, omstreeks 6:10 uur is gesignaleerd in een gestolen voertuig dat kort daarvoor, te weten bij een woninginbraak (feit 2, primair) op 16 juli 2020, omstreeks 5:55 uur, is weggenomen. Na een langdurige achtervolging en het tweemaal rammen van het voertuig door een politievoertuig, zijn de verdachte en zijn medeverdachte aangehouden. De verdachte zat als bestuurder in dit voertuig. In het voertuig zijn goederen aangetroffen, waaronder een plastic doos met sieraden. Voornoemde sieraden blijken, op twee armbanden na, te zijn weggenomen uit de woning aan de [b-straat 1] te [plaats] (feit 1, primair).
10. Mede gelet op de relatief korte tijd na deze woninginbraak waarbinnen de aanhouding van de verdachte en zijn medeverdachte heeft plaatsgevonden en het ontbreken van een aannemelijke en verifieerbare verklaring van de verdachte, geeft de bewezenverklaring van het onder 1 primair ten laste gelegde mijns inziens geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting2.en acht ik het oordeel van het hof ook niet onbegrijpelijk.
Feit 3 – beschadigen benzinepomp
11. Het middel klaagt verder dat de bewezenverklaarde beschadiging van de benzinepomp niet uit de bewijsmiddelen kan worden afgeleid, omdat daaruit niet blijkt dat de verdachte de benzinepomp heeft beschadigd maar slechts dat hij een betonnen zuil omver heeft gereden.
12. Het hof komt tot een ander oordeel en baseert dat allereerst op de aangifte namens Shell waarin de aangever verklaart dat er tegen de benzinepomp is aangereden, waardoor de pomp is beschadigd. In aanvulling daarop blijkt uit het dossier dat een verbalisant heeft gezien dat – ten tijde van de eerste aanhoudingspoging van de verdachte – de bestuurder van het voertuig veel gas gaf, hard achteruit reed en daardoor een benzinepomp raakte. Tijdens het uitlezen van de camerabeelden van Shell verklaart een andere verbalisant dat onder meer te zien is dat de bestuurder van het gestolen voertuig met grote snelheid achteruit rijdt en tegen de tankslangen rijdt. Naast de camerabeelden baseert het hof zich op de bijgevoegde foto’s van de benzinepomp. Nu het hof heeft vastgesteld dat de verdachte degene is geweest die het weggenomen voertuig bestuurde en ook diegene is geweest die tegen de benzinepomp van Shell is aangereden, komt het hof tot een bewezenverklaring van feit 3. Gelet op het voorgaande geeft het oordeel van het hof dat de verdachte de benzinepomp heeft beschadigd, niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is het ook niet onbegrijpelijk.
Slotsom
13. Het middel faalt en kan worden afgedaan met de aan art. 81 lid 1 RO ontleende motivering.
14. Ambtshalve heb ik geen grond aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding behoort te geven.
15. Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De procureur-generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 29‑08‑2023
Vgl. HR 28 november 2017, ECLI:NL:HR:2017:3022, NJ 2018, m.nt. H.D. Wolswijk.