Overigens staat hierin bij de overtredinggegevens het tijdstip 20:10 uur vermeld: uitgaande van de omstandigheid dat aanvrager volgens het proces-verbaal van rijbevoegdheid om 20:10 uur aan de hulpofficier is voorgeleid, betreft dit kennelijk niet het moment van het constateren van de overtreding, maar het tijdstip van uitschrijven van het mini-pv.
HR, 01-11-2011, nr. 11/00428 H
ECLI:NL:HR:2011:BT1862
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
01-11-2011
- Zaaknummer
11/00428 H
- Conclusie
Mr. Aben
- LJN
BT1862
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2011:BT1862, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 01‑11‑2011; (Herziening)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2011:BT1862
ECLI:NL:PHR:2011:BT1862, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 06‑09‑2011
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2011:BT1862
- Vindplaatsen
Uitspraak 01‑11‑2011
Inhoudsindicatie
Herziening. De aanvrage berust op de stelling dat aanvrager reeds eerder is veroordeeld voor hetzelfde feit. Op de door de A-G in zijn conclusie genoemde gronden moet de door aanvrager gestelde omstandigheid worden aangemerkt als een omstandigheid a.b.i. art. 457.1 aanhef en onder 2° Sv. De HR verklaart de aanvrage tot herziening gegrond.
1 november 2011
Strafkamer
nr. 11/00428 H
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op een aanvrage tot herziening van een in kracht van gewijsde gegaan vonnis van de Kantonrechter in de Rechtbank te 's-Gravenhage van 26 oktober 2010, nummer 09/095124-09, ingediend door mr. H. Sytema, advocaat te 's-Gravenhage, namens:
[Aanvrager] geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1987, wonende te [woonplaats].
1. De uitspraak waarvan herziening is gevraagd
De Kantonrechter heeft de aanvrager ter zake van "overtreding van het bepaalde in artikel 30 lid 4 Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen" veroordeeld tot een geldboete van € 310,-, subsidiair zes dagen hechtenis, met verbeurdverklaring van de inbeslaggenomen oranje minibike, type Dirtbike.
2. De aanvrage tot herziening
2.1. De aanvrage tot herziening is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
2.2. De aanvrage berust op de stelling dat sprake is van een omstandigheid als bedoeld in art. 457, eerste lid aanhef en onder 2°, Sv. De aanvrager voert daartoe aan dat hij reeds eerder is veroordeeld voor hetzelfde feit.
3. De conclusie van de Advocaat-Generaal
De Advocaat-Generaal heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad de aanvrage gegrond zal verklaren, voor zover nodig de opschorting of schorsing van de tenuitvoerlegging van de in de aanvrage vermelde uitspraak zal bevelen en de zaak zal verwijzen naar een gerechtshof, opdat de zaak zal worden behandeld en afgedaan op de wijze als in art. 467, eerste lid, Sv is voorzien.
4. Beoordeling van de aanvrage
Op de door de Advocaat-Generaal in zijn conclusie genoemde gronden moet de door de aanvrager gestelde omstandigheid worden aangemerkt als een omstandigheid als bedoeld in art. 457, eerste lid aanhef en onder 2°, Sv. De aanvrage is dus gegrond.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
verklaart de aanvrage tot herziening gegrond;
beveelt voor zover nodig de opschorting of schorsing van de tenuitvoerlegging van voormeld vonnis van de Kantonrechter in de Rechtbank te 's-Gravenhage van 26 oktober 2010;
verwijst de zaak naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage opdat de zaak op de voet van art. 467, eerste lid, Sv opnieuw zal worden behandeld en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren W.A.M. van Schendel en W.F. Groos, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 1 november 2011.
Conclusie 06‑09‑2011
Mr. Aben
Partij(en)
Conclusie inzake:
[Aanvrager]
1.
Bij onherroepelijk geworden vonnis van de kantonrechter in de rechtbank te 's‑Gravenhage van 26 oktober 2010 is aanvrager van herziening wegens ‘overtreding van het bepaalde in artikel 30 lid 4 Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen’ — gepleegd op 2 juli 2009 — veroordeeld tot een geldboete van € 310,- subsidiair 6 dagen hechtenis. Voorts heeft de rechter een oranje minibike, type Dirtbike, verbeurd verklaard.
2.
Namens de verdachte heeft mr. H. Sytema, advocaat te 's‑Gravenhage, herziening gevraagd van het onherroepelijke vonnis van de rechtbank.
3.1.
De aanvrage steunt op de stelling dat aanvrager tweemaal voor hetzelfde feit is veroordeeld en de kantonrechter, indien deze destijds bekend was geweest met het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank 's‑Gravenhage van 13 oktober 2010, het openbaar ministerie niet-ontvankelijk zou hebben verklaard. Ter staving van deze stelling wordt onder meer verwezen naar het volgende:
- (i)
het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank 's‑Gravenhage van 13 oktober 2010 (parketnummer 96/042852-10) waarbij aanvrager is veroordeeld wegens overtreding van artikel 30, vierde lid WAM, gepleegd op 2 juli 2009 (bijlage 1) en de mededeling uitspraak inhoudende dat de kantonrechter op 26 oktober 2010 aanvrager heeft veroordeeld wegens overtreding van het bepaalde in artikel 30 lid 4 WAM (bijlage 2);
- (ii)
de dagvaarding om op 13 oktober 2010 bij de kantonrechter te verschijnen (parketnummer 09/095124/09) waaruit blijkt dat aanvrager is tenlastegelegd dat ‘hij op of omstreeks 2 juli 2009 te 's‑Gravenhage als bestuurder van een motorrijtuig daarmede heeft gereden op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Goeverneurlaan, zonder dat er voor dit motorrijtuig een verzekering overeenkomstig de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen was gesloten en in stand gehouden’ (bijlage 5);
- (iii)
de dagvaarding om op 26 oktober bij de kantonrechter te verschijnen (parketnummer 96/042852-10) waaruit blijkt dat aanvrager is tenlastegelegd dat ‘hij op of omstreeks 2 juli 2009 te 's‑Gravenhage als bestuurder van een motorrijtuig daarmede heeft gereden op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, Johan Gramstraat, zonder dat er voor dit motorrijtuig een verzekering overeenkomstig de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen was gesloten en in stand gehouden’ (bijlage 8);
- (iv)
het proces-verbaal van rijbevoegdheid, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1], waaruit volgt dat de politie aanvrager op 2 juli 2009 omstreeks 19:59 uur op de Johan Gramstraat te 's‑Gravenhage op een zogenaamde minibike heeft zien rijden, aanvrager aldaar omstreeks 20:05 uur heeft aangehouden en verzoeker om 20:10 uur aan de hulpofficier van justitie is voorgeleid (bijlage 3);
- (v)
het proces-verbaal van aanhouding, opgemaakt door de verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 1], inhoudende dat de politie omstreeks 19:59 uur verzoeker over de Goeverneurlaan te 's‑Gravenhage heeft zien rijden en verzoeker vervolgens na een korte achtervolging heeft aangehouden (bijlage 4);
- (vi)
het proces-verbaal van overtreding en het daaraan ten grondslag liggende mini-pv, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1], waaruit kan worden afgeleid dat aanvrager onverzekerd heeft gereden op de Johan Gramstraat te 's‑Gravenhage (bijlagen 6 en 7).1.
3.2.
Uit het voorgaande in onderlinge samenhang bezien kan worden afgeleid dat aanvrager op 2 juli 2009 te 's‑Gravenhage met een zogenaamde minibike over de Goeverneurlaan te 's‑Gravenhage heeft gereden, aldaar omstreeks 19:59 uur door de politie is opgemerkt die hierop de achtervolging heeft ingezet, waarna aanvrager op de Johan Gramstraat vervolgens is gecontroleerd en omstreeks 20:05 uur is aangehouden op verdenking van overtreding van artikel 107 lid 1 WVW 1994 (rijden zonder rijbewijs), artikel 5 WVW 1994 (zich zodanig op een weg gedragen dat gevaar/hinder ontstaat of kan ontstaan) en artikel 30, vierde lid WAM (rijden zonder verzekering). Niet blijkt dat aanvrager in een zeer kort tijdsbestek twee keer is geverbaliseerd wegens het rijden zonder verzekering. Zulks wettigt het ernstige vermoeden dat de twee uit een en ander voortvloeiende tenlasteleggingen hetzelfde, in ‘één adem’ geconstateerde feitencomplex betreffen. Uit de stukken van het geding blijkt evenmin dat de kantonrechter op dat moment bekend was met de veroordeling van 13 oktober 2010.2. Het vorenstaande levert mijns inziens dan ook voldoende aanknopingspunten op voor het ernstig vermoeden dat de kantonrechter, indien deze bekend was geweest met het vonnis van 13 oktober 2010 (parketnummer 96/042852-10) het openbaar ministerie niet-ontvankelijk zou hebben verklaard.
4.
Deze conclusie strekt ertoe dat de Hoge Raad de aanvraag gegrond zal verklaren, voor zover nodig de opschorting of schorsing van de tenuitvoerlegging van de in de aanvraag vermelde uitspraak zal bevelen en de zaak zal verwijzen naar een gerechtshof, opdat de zaak zal worden behandeld en afgedaan op de wijze als in art. 467, eerste lid, Sv, is voorzien.
De procureur-generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 06‑09‑2011
Het op 7 september 2010 opgevraagde uittreksel justitiële documentatie houdt slechts in dat zowel onder parketnummer 09/095124/09 als onder parketnummer 96/042852-10 aanvrager is gedagvaard wegens overtreding van artikel 30, vierde lid WAM, beide gepleegd op 2 juli 2009 te 's‑Gravenhage.