Einde inhoudsopgave
Verdrag inzake een gedragscode voor lijnvaartconferences
Artikel 39
Geldend
Geldend vanaf 06-10-1983
- Bronpublicatie:
06-04-1974, Trb. 1980, 165 (uitgifte: 21-10-1980, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
06-10-1983
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
23-06-1983, Trb. 1983, 100 (uitgifte: 01-01-1983, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Rechtshandhaving
Internationaal publiekrecht / Verdragenrecht
Internationaal publiekrecht / Vrij verkeer
1.
Elke Verdragsluitende Partij erkent een aanbeveling als bindend tussen de partijen die haar hebben aanvaard en voert, onverminderd het bepaalde in artikel 39, tweede en derde lid, op verzoek van een van die partijen alle door de aanbeveling opgelegde verplichtingen uit, als ware de aanbeveling een definitief vonnis van een rechter van die Verdragsluitende Partij.
2.
Een aanbeveling wordt slechts dan niet erkend en uitgevoerd op verzoek van een in artikel 39, eerste lid, bedoelde partij, indien de rechter of andere bevoegde autoriteit van het land waar om de erkenning en uitvoering wordt verzocht, ervan is overtuigd dat:
- a.
een partij die de aanbeveling heeft aanvaard, krachtens de op haar toepasselijke wet, op het tijdstip van aanvaarding in enigerlei opzicht wettelijk niet bekwaam was;
- b.
er bij het doen van de aanbeveling sprake is geweest van bedrog of dwang;
- c.
de aanbeveling in strijd is met de openbare orde in het land waarin zij moet worden uitgevoerd; of
- d.
de samenstelling van de bemiddelingscommissie of de bemiddelingsprocedure niet overeenkomstig de bepalingen van deze Code is geweest.
3.
Een deel van de aanbeveling wordt niet uitgevoerd en erkend indien de rechter of een andere bevoegde autoriteit ervan is overtuigd dat zulk een deel valt onder het bepaalde in een van de sub-paragrafen van artikel 39, tweede lid, en kan worden gescheiden van andere delen van de aanbeveling. Indien zulk een deel niet kan worden gescheiden, wordt de gehele aanbeveling niet uitgevoerd en erkend.