Einde inhoudsopgave
Cessie (O&R nr. 70) 2012/V.5.3.2
V.5.3.2 De aan de mededeling te stellen bepaaldheidseis (I): eigen opvatting
mr. M.H.E. Rongen, datum 01-10-2011
- Datum
01-10-2011
- Auteur
mr. M.H.E. Rongen
- JCDI
JCDI:ADS362468:1
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Algemeen
Ondernemingsrecht / Algemeen
Goederenrecht / Verkrijging en verlies
Voetnoten
Voetnoten
Anders: Reehuis 1989, p. 83, waar hij stelt: “de schuldenaar zal bekend moeten zijn en aangegeven moet kunnen worden welke vordering het betreft”. Kennelijk ook anders: Hof Amsterdam 7 oktober 2008, JOR 2009/12, m.nt. Hoff (Stichting Via. Claim/Fortis en Euronext); Hof Amsterdam 3 mei 2007, JOR 2007/154, m.nt. Den Boogert (World Online), r.o. 2.4.4, evenals A-G Timmerman in zijn conclusie voor het cassatieberoep tegen het arrest van het hof inzake World Online, LJN: BH2162, onder nrs. 5.1.8 en 5.1.17.
Een andere vraag is of een onduidelijke mededeling de cessie de schuldenaar ook verbintenisrechtelijk tegenwerpelijk doet zijn. Zie hierna: § V.6.3.
Zie nr. 454.
Zie Verhagen & Rongen 2000, p. 89. Vgl. voorts de in de vorige noot vermelde conclusie van A-G Timmerman onder nrs. 5.1.8 en 5.1.17, die van een soortgelijk criterium uitgaat, maar het gezichtspunt van de schuldenaar bepalend acht.
Zie over deze aan de akte te stellen bepaaldheidseis, hierna: hoofdstuk VIII.
Naar mijn mening kan het vereiste verband ook worden gelegd door in de mededeling te verwijzen naar de tussen de cedent en de cessionaris tot stand gekomen cessie-akte.
De vorderingen zijn in dit voorbeeld voor de schuldenaar wel bepaalbaar. Hij kan immers informatie inwinnen bij de cedent of de cessionaris. Ook het documentatierecht van art. 3:94 lid 4 BW kan leiden tot bepaalbaarheid.
Waarbij mede van belang kan zijn wat precies de inhoud van de mededeling van cessie is.
Zie Faber 2005, nr. 40.
Zie nr. 450.
461. Geen streng bepaaldheidsvereiste. Voor de geldigheid van een openbare cessie (of verpanding) is mijns inziens niet vereist, dat de mededeling van cessie de schuldenaar voldoende duidelijk maakt welke vordering wordt overgedragen (of verpand). Goederenrechtelijk is zelfs niet vereist dat de gecedeerde vordering voor de schuldenaar aan de hand van de mededeling bepaalbaar is.1 Ook als de mededeling (per abuis) een andere vordering vermeldt dan de vordering die cedent en cessionaris in de cessie-akte op het oog hebben, hoeft dit op zichzelf een geldige cessie niet te verhinderen. Evenmin is voor de geldigheid van de cessie van belang op welke wijze de schuldenaar een enigszins onduidelijke akte of mededeling van cessie heeft geïnterpreteerd.2 Wel is vereist dat de mededeling de vordering in die zin bepaalt dat duidelijk is wie de cedent is (de naam van de cedent moet worden vermeld (zie hiervoor)).3
Voldoende is dat de mededeling dusdanige gegevens bevat dat, eventueel achteraf en met behulp van buiten de cessie-akte en de mededeling gelegen objectieve gegevens, in rechte kan worden vastgesteld op welke vordering de mededeling betrekking heeft. Daarbij is naar mijn mening dus niet beslissend hoe de schuldenaar de mededeling heeft opgevat (en mogen opvatten).4 Waar het om gaat is dat objectief kan worden vastgesteld, eventueel aan de hand van buiten de mededeling gelegen feiten en omstandigheden, dat de door de schuldenaar ontvangen mededeling van cessie betrekking heeft op de vordering die cedent en cessionaris blijkens de cessie-akte hebben willen overdragen. De mededeling moet dus aansluiten op de cessie-akte, dat wil zeggen dat de mededeling op dezelfde vordering betrekking heeft als de akte.5 Praktisch bezien, zal het vanuit dit oogpunt veelal nodig zijn de te cederen vordering in enige mate in de mededeling te specificeren, zodat het vereiste verband reeds op grond van de mededeling zelf kan worden gelegd.6 Noodzakelijk is dit echter niet.
Denkbaar is bijvoorbeeld dat de schuldenaar mededeling wordt gedaan van de cessie van enkele vorderingen uit een groter aantal, die in de mededeling niet nader zijn aangeduid (hoogstens misschien wat betreft de soort rechtsverhouding), maar in de cessie-akte wel, en waarbij de schuldenaar bovendien te kennen is gegeven dat hij behoudens tegenbericht bevrijdend kan blijven betalen aan de cedent en dat hij voor nadere informatie over de vraag welke vorderingen precies gecedeerd zijn contact kan opnemen met de cedent of de cessionaris. Een dergelijke mededeling is mijns inziens voldoende om een overdracht van de vorderingen te bewerkstelligen, ook al is voor de schuldenaar uit de mededeling zelf niet af te leiden welke vorderingen precies zijn gecedeerd.7
De belangen van de schuldenaar worden in de hier bepleite benadering niet geschaad. Onderscheiden moet worden tussen de goederenrechtelijke en de verbintenisrechtelijke aspecten van een cessie. De mededeling van cessie doet de vordering overgaan naar de cessionaris, maar als het voor de schuldenaar niet voldoende duidelijk is welke vordering is overgedragen, kan hij betaling opschorten en is een betaling aan de cedent onder omstandigheden8 bevrijdend (zie de artikelen 6:37 en 34 BW). Bovendien zou kunnen worden aangenomen dat een vordering in rechte van de cessionaris eerst toewijsbaar is, indien de schuldenaar weet welke vordering precies gecedeerd is, zodat hij in staat is om verweer te voeren (vgl. de beschermingsgedachte die aan art. 6:145 BW ten grondslag ligt).
Ook voor andere verbintenisrechtelijke vraagstukken, zoals de vraag of de schuldenaar een tegenvordering op de cedent nog kan verrekenen met zijn schuld, is het onder omstandigheden mogelijk dat voorbij wordt gegaan aan de cessie. Indien de mededeling de schuldenaar niet (voldoende) duidelijk maakt welke vordering is overgedragen, kan worden aanvaard dat de schuldenaar de cedent nog steeds als zijn schuldeiser mag beschouwen. Dit impliceert dat hij in zijn verhouding tot de cedent overeenkomstig art. 6:127 BW bevoegd blijft om te verrekenen en dat de beperkingen van art. 6:130 lid 1 BW eerst gelden vanaf het moment dat het de schuldenaar wel voldoende duidelijk is welke vordering is overgedragen. De verrekeningsbevoegdheid van de schuldenaar zou kunnen worden gebaseerd op een analoge toepassing van art. 6:34 BW.9
Gelet hierop (bevrijdende betaling, verrekening) kan het voor de cessionaris dus van belang zijn om de mededeling van cessie voor de schuldenaar voldoende te specificeren. Aan het goederenrechtelijke effect van de mededeling van cessie doet een en ander echter niet af: de mededeling kan tot een geldige overdracht leiden, indien aan alle overige vereisten daarvoor is voldaan.
Tot slot zij opgemerkt dat de hier verdedigde benadering niet in strijd is met de bewoordingen van art. 3:94 lid 1 BW. De wet stelt geen eisen aan de mate van bepaaldheid van de mededeling. De wet stelt slechts de eis dat de levering wordt medegedeeld.10 Als aan de hand van objectieve gegevens kan worden vastgesteld dat de mededeling betrekking heeft op de vordering die cedent en cessionaris blijkens de cessie-akte willen cederen, dan is daarmee gegeven dat deze cessie is medegedeeld.