Rb. Den Haag, 04-04-2014, nr. C/09/435688 / HA RK 13-27
ECLI:NL:RBDHA:2014:4168
- Instantie
Rechtbank Den Haag
- Datum
04-04-2014
- Zaaknummer
C/09/435688 / HA RK 13-27
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
Burgerlijk procesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBDHA:2014:4168, Uitspraak, Rechtbank Den Haag, 04‑04‑2014; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
ECLI:NL:RBDHA:2013:18017, Uitspraak, Rechtbank Den Haag, 18‑12‑2013; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
- Vindplaatsen
NJF 2014/230
NJF 2014/85
Uitspraak 04‑04‑2014
Inhoudsindicatie
Beschikking voorlopig getuigenverhoor schietdrama Alphen, beslissing op vragen, te stellen door advocaat eisende partijen aan psychiater en psycholoog van schutter alphen.
Partij(en)
beschikking
RECHTBANK DEN HAAG
C/09/435688 / HA RK 13-27[datum_beslissing]
Team handel
zaaknummer / rekestnummer: C/09/435688 / HA RK 13-27
beschikking van 19 februari 2014
in de zaak van
1. [eiser 1],
wonende te [woonplaats 2],
2. [eiser 2],
wonende te [woonplaats 3]
verzoekers,
advocaat: mr. L.M. Lalji te Haarlem,
TEGEN
1. DE STAAT DER NEDERLANDEN (MINISTERIE VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE),
zetelende te Den Haag,
advocaat: mr. W. Heemskerk te Den Haag,
2a. [gedaagde 1],
2b. [gedaagde 2],
beiden wonende te [woonplaats 1],
advocaat: mr. P Meijer te Rotterdam,
3. [gedaagde 3],
directeur van [ggz-instelling] te [plaats 1],
advocaat: F. Westenberg te Hoorn,
4. [gedaagde 4],
Bij gebrek aan gegevens aangeschreven op het adres van [mr.],
advocaat: S. Marjanovi te Den Haag,
5. [gedaagde 5],
voorzitter van [schuttersvereniging],
gevestigd te [plaats 2],
advocaat: mr. W.F. Roelink te Hoofddorp,
6. [gedaagde 6],
Korpschef van Politie Hollands-Midden,
gevestigd te Leiderdorp,
advocaat: mr. A.T. Bolt te Arnhem,
7. REGIONALE AMBULANCE VOORZIENING HOLLANDS-MIDDEN,
gevestigd te Leiden,
advocaat mr. D.J.G. Timmermans te Leiden,
gerekestreerden.
1. Het verzoek en de beoordeling daarvan
1.1
Op 1 oktober 2013 is besloten dat de psychiater [psychiater] (hierna: de psychiater) en de psychiatrisch verpleegkundige [psychiatrisch verpleegkundige] (hierna: de psychiatrische verpleegkundige) in dit voorlopig getuigenverhoor over de schietpartij in het winkelcentrum De Ridderhof te Alphen aan den Rijn op 9 april 2011 als getuige zullen worden gehoord in de zaken tegen de Staat, de (rechtsopvolger van) het politiekorps Hollands-Midden, [gedaagde 1], [gedaagde 4], GGZ en de schietvereniging over wat de getuige [gedaagde 1] (hierna: de vader) heeft verklaard over het gedrag/de gezondheidstoestand van [schutter Alphen] (hierna: [schutter Alphen]) en verder over (het verloop van) de behandeling van [schutter Alphen] en de gesprekken die in dat verband hebben plaatsgehad.
1.2
Bij beschikking van 18 december 2013 is naar aanleiding van het beroep op het verschoningsrecht van de getuigen geoordeeld dat de bewijsthema’s vallen binnen de reikwijdte van het verschoningsrecht en dat het aan redelijke twijfel onderhevig is of beantwoording van de vragen over deze bewijsthema’s naar waarheid zou kunnen geschieden zonder dat geopenbaard wordt wat verborgen moet blijven.
1.3
Verzoekers, die te kennen hadden gegeven dat zij - ook bij het slagen van het beroep op het verschoningsrecht van de getuigen - vragen hebben voor deze getuigen waar geen verschoningsrecht voor geldt, zijn in de gelegenheid gesteld om een lijst met de concrete vragen waar zij op doelen in het geding te brengen.
1.4
Verzoekers hebben te kennen gegeven dat zij de volgende vragen willen stellen aan de getuigen:
1. Heeft u bemoeienissen gehad met de persoon [schutter Alphen] ?
2. Wat kunt u vertellen over deze bemoeienissen ?
3. Hoe lang kent u [schutter Alphen] ?
4. Was u op de hoogte dat [schutter Alphen] in 2006 gedwongen was opgenomen ?
5. Weet u waarom deze opname plaatsvond ?
6. Heeft u ooit contact gehad met de ouders van [schutter Alphen] ?
7. Kunt u vertellen wat deze contacten inhielden ?
8. Kunt u aangeven waarom u in deze zaak uw beroepsgeheim van groter belang acht dan de waarheidsvinding ?
9. Kunt u zich indenken dat mijn cliënten dit niet begrijpen ?
10. Heeft u ooit aanleiding gezien om naar aanleiding van datgene wat u over [schutter Alphen] wist Justitie in te lichten ?
11. Had [schutter Alphen] tijdens contacten met u een wapen bij zich of wist u dat hij over wapens beschikte ?
12. Wist u dat [schutter Alphen] over een wapenvergunning beschikte ?
13. Bent u indertijd door de voormalige werkgever van [schutter Alphen] ([bedrijf]) of door [schutter Alphen] zelf om informatie gevraagd over de persoon van [schutter Alphen] ?
14. Heeft u van de werkgever van [schutter Alphen] een rapport ontvangen over zijn gedragingen bij zijn werkgever ?
15. Wat schreef de werkgever in dit rapport over de gedragingen van [schutter Alphen] ?
16. Is er bij GGZ een richtlijn over mensen met een persoonlijkheidsstoornis die over een wapen beschikken ?
17. Kunt u aangeven of het wenselijk dan wel onwenselijk is om aan iemand met een
persoonlijkheidsstoornis een wapenverlof af te geven ?
18. Zou u het gepast vinden als in de onderhavige zaken een uitzondering op het wettelijk beroepsgeheim van artsen werd gemaakt ?
19. Bij wie bent u in dienst ?
20. Wie betaalt uw salaris ?
21. U heeft in mei 2010 de behandeling van [schutter Alphen] afgesloten. Waarom deed u dit ?
22. a) Hebben de ouders van [schutter Alphen] hun bezorgdheid over de aanvraag en
verlofverlening van de wapenvergunning aan [schutter Alphen] aan u overgebracht ?
b) Wat heeft u hiermee gedaan ?
23. Vanaf wanneer bent u behandelaar van [schutter Alphen] ?
24. a) Heeft u op 3 september 2006 de politie geholpen bij de gedwongen opname van
[schutter Alphen] in een psychiatrisch ziekenhuis ?
b) Maakt GGZ een rapport op als zij te maken heeft met conflict van plichten ?
25. Is er een intern rapport opgemaakt over hoe om te gaan met conflict van plichten
inzake [schutter Alphen] ?
26. Is er een extern rapport opgemaakt over hoe om te gaan met conflict van plichten
inzake [schutter Alphen] ?
27. De IGZ stelt in haar onderzoek d.d. 29 september 2011 dat zij ziet dat er zowel een
intern als een extern onderzoek naar conflict van plichten is opgesteld, maar dat beide rapporten ontbraken in het onderzoeksdossier van het IGZ. Welke redenen waren ten grondslag om deze rapporten niet aan de IGZ te overleggen ?
28. Heeft u of iemand anders van (namens) GGZ de politie gewaarschuwd dat [schutter Alphen] over wapens beschikte ?
29. Zo ja, is Politie Hollands-Midden gewaarschuwd en op welke datum en met welke
agent van politie is toen gesproken ? Is hiervan een proces-verbaal opgemaakt ?
30. Heeft u of een van uw collega’s [schutter Alphen] ooit met een wapen gezien in
Alphen aan de Rijn, in de omgeving van Alphen aan den Rijn of bij een
Schietvereniging ?
31. [schutter Alphen] is in 2010 ontslagen bij zijn toenmalige werkgever. Er bestaat een medisch dossier over zijn ontslag bij zijn voormalige werkgever [bedrijf]. Heeft u of een collega van u gerapporteerd althans correspondentie aan de werkgever verzonden inzake [schutter Alphen] ?
32. Hoeveel contacten zijn er na mei 2010 (de officiële uitschrijving was in oktober 2010) geweest tussen [schutter Alphen] en u of uw collega’s ?
33. Hoe kunt u verklaren dat na de officiële uitschrijving van [schutter Alphen] er in december 2010 een recept is uitgeschreven ?
34. Heeft u dat recept uitgeschreven of heeft een collega van u dit recept
uitgeschreven ?
35. Welke medicatie stond op dit recept ?
36. Was deze medicatie tevens bedoeld om het gevoel dat men wordt aangetikt door
mensen tegen te gaan ?
37. Welke contacten had de GGZ cognitieve gedragstherapeut, [cognitive gedragstheapeut], met [schutter Alphen] ?
38. Wat kunt u vertellen over het contact tussen [cognitive gedragstheapeut] en [schutter Alphen] in februari
2011 ?
39. Wat is de volledige naam van [cognitive gedragstheapeut] en is deze persoon nog steeds werkzaam in uw GGZ instelling ?
40. Is er een protocol bij GGZ dat ondanks de behandeling van een patiënt is afgesloten en deze als patiënt is uitgeschreven, een cognitieve gedragstherapeut van GGZ nog contacten mag onderhouden met een gewezen patiënt ?
41. Wist u dat [schutter Alphen] naar websites over spree-shooting, in het bijzonder Columbine High School, keek ?
42. Wist u dat [schutter Alphen] een EVP-recorder had aangeschaft ?
43. Weet u dat gebruikers van zo’n EVP-recorder met overleden personen proberen te communiceren ?
44. In de stukken staat dat [schutter Alphen] in 2008 een suïcidale poging deed door veel pillen in te nemen. De GGZ zag het als een slaapprobleem en heeft [schutter Alphen] ook als zodanig
behandeld. Wat schrijft het GGZ protocol of handboek met symptomen voor in het
geval dat er sprake kan zijn van een suïcidale poging en in het geval dat er moet zijn van een slaapprobleem ?
45. Bent u nog werkzaam bij GGZ ?
46. Klopt het dat mevrouw [gedaagde 2] u een anonieme brief van een persoon die zich
Amerika noemt, heeft laten lezen ?
47. Waarom u heeft na het lezen van de anonieme brief van een persoon die zich Amerika noemt geen aangifte gedaan bij de politie ?
48. Heeft GGZ een protocol betreffende contacten tussen GGZ behandelaren en de
huisarts van een gezamenlijke patiënt ?
49. Wist u dat [schutter Alphen] zijn broek zakte en zich naakt liet fotograferen in de loods op zijn werk ?
50. Wist u dat [schutter Alphen] een collega met een aardappelmesje had bedreigd ?
51. Wist u dat [schutter Alphen] tegen een goederenstelling aan zat te praten ?
52. Wist u dat [schutter Alphen] pakken zeepbiokken tegen een goederenstelling had gegooid ?
53. Wist u dat [schutter Alphen] volgens collega’s van hem zou hebben gezegd dat hij iedereen zou neerschieten ?
54. Vindt u een wapenverlof een bedreiging voor een patiënt die reeds eerder een suïcide poging deed om zichzelf met een wapen van zijn leven te beroven ?
55. Wat betekent het als een patiënt bij GGZ, waar u werkzaam bent, wordt ingedeeld in het eerste psychose-team ?
56. Heeft u een verklaring bij de politie moeten afleggen naar aanleiding van het
schietdrama d.d. 9 april 2011 ?
57. Wanneer heeft u deze verklaring afgelegd en wat heeft u hierin verklaard ?
1.5
Tijdens de zitting van 28 januari 2014 is afgesproken dat de reactie van verweerders op de vragenlijst van verzoekers zich zou beperken tot a) het al dan niet binnen de reikwijdte van het verschoningsrecht vallen van deze vragen en b) het al dan niet binnen het kader van de bewijsthema’s passen van deze vragen.
Verweerders sub 2 en 3 hebben te kennen gegeven dat de vragen hetzij binnen de reikwijdte van het verschoningsrecht van de getuigen vallen hetzij geen verband houden met de bewijsthema’s. Verweerder sub 5 heeft zich hierbij aangesloten. Verweerders sub 1 en 6 hebben zich gerefereerd aan het oordeel van de rechter-commissaris.
1.6
De vragen 8, 9, 17, 18, 24b tot en met 27, 39, 54, 56 en 57 vallen buiten de reikwijdte van de bewijsthema’s voor deze getuigen. De vragen 1 tot en met 7, 10 tot en met 15, 21 tot en met 24 a, 28 tot en met 38 en 41 tot en met 43, 46 en 47, 49 tot en met 53
vallen binnen de reikwijdte van het verschoningsrecht van de getuigen. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat, voor zover de getuigen uit eigen wetenschap kunnen verklaren in antwoord op deze vragen, zij deze wetenschap in het kader van hun behandelrelatie met [schutter Alphen] zullen hebben verkregen, zodat het aan redelijke twijfel onderhevig is of beantwoording van deze vragen naar waarheid zou kunnen geschieden zonder dat geopenbaard wordt wat verborgen moet blijven.
1.7
De vragen 16, 40, 44 (laatste volzin), 48 en 55 vallen binnen de reikwijdte van de bewijsthema’s en buiten de reikwijdte van het verschoningsrecht. De vragen 19, 20 en 45 hebben betrekking op de krachtens artikel 177 lid 1 Rv te stellen vraag aan de getuige zij in dienstverband staan tot partijen of een van hen.
1.8
Partijen dienen uiterlijk op 26 februari 2014 hun verhinderdata voor de maanden maart, april en mei door te geven met het oog op het verhoor van de getuigen over deze vragen.
2. De beslissing
De rechter-commissaris,
- bepaalt dat de getuigen kunnen worden gehoord over de vragen 16, 40, 44 (laatste volzin), 48 en 55;
- bepaalt dat partijen uiterlijk op 26 februari 2014 hun verhinderdata dienen door te geven voor de maanden maart, april en mei 2014.
Deze beschikking is gegeven door de rechter-commissaris mr. L. Alwin en in het openbaar uitgesproken op 19 februari 2014.
Uitspraak 18‑12‑2013
Inhoudsindicatie
Getuigenverhoor inzake schietdrama Alphen aan den Rijn. De rechter-commissaris bepaalt dat de psychiater en de psychiatrisch verpleegkundige zich kunnen beroepen op het verschoningsrecht ten aanzien van de bewijsthema’s waar zij over moeten worden gehoord.
Partij(en)
beschikking
RECHTBANK DEN HAAG
C/09/435688 / HA RK 13-27
Team handel
zaaknummer / rekestnummer: C/09/435688 / HA RK 13-27
beschikking van 18 december 2013
in de zaak van
1. [verzoeker sub 1],
wonende te [plaats 1],
2. [verzoeker sub 2],
wonende te [plaats 2]
verzoekers,
advocaat: mr. L.M. Lalji te Haarlem,
TEGEN
1. DE STAAT DER NEDERLANDEN (MINISTERIE VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE),
zetelende te Den Haag,
advocaat: mr. W. Heemskerk te Den Haag,
2a.[de vader][de vader],
2b. [de moeder],
beiden wonende te [plaats 1],
advocaat: mr. P Meijer te Rotterdam,
3.[gerekestreerde sub 3],
directeur van GGZ Rijnstreek te Alphen aan den Rijn,
advocaat: F. Westenberg te Hoorn,
4. NN,
Bij gebrek aan gegevens aangeschreven op het adres van mr. J.A.W. Knoester,
advocaat: S. Marjanovi te Den Haag,
5. [gerekestreerde sub 5],
voorzitter van Dagschuttersvereniging Nieuwkoop,
gevestigd te Nieuwkoop,
advocaat: mr. W.F. Roelink te Hoofddorp,
6. [gerekestreerde sub 6],
Korpschef van Politie Hollands-Midden,
gevestigd te Leiderdorp,
advocaat: mr. A.T. Bolt te Arnhem,
7. REGIONALE AMBULANCE VOORZIENING HOLLANDS-MIDDEN,
gevestigd te Leiden,
advocaat mr. D.J.G. Timmermans te Leiden,
gerekestreerden.
1. Het verzoek en de beoordeling daarvan
1.1
Op 1 oktober 2013 is besloten dat de psychiater [psychiater] (hierna: de psychiater) en de psychiatrisch verpleegkundige [psychiatrisch verpleegkundige] (hierna: de psychiatrische verpleegkundige) in dit voorlopig getuigenverhoor over de schietpartij in het winkelcentrum De Ridderhof te Alphen aan den Rijn op 9 april 2011 als getuige zullen worden gehoord in de zaken tegen de Staat, de (rechtsopvolger van) het politiekorps Hollands-Midden, [de vader], NN, GGZ en de schietvereniging over wat de getuige [de vader] (hierna: de vader) heeft verklaard over het gedrag/de gezondheidstoestand van [Tristan] en verder over (het verloop van) de behandeling van Tristan en de gesprekken die in dat verband hebben plaatsgehad.
1.2
Overeenkomstig de daarover gemaakte afspraak met partijen heeft mr. Westenberg op 24 oktober 2013 het eerder aangekondigde beroep op het verschoningsrecht van deze twee getuigen (hierna: de getuigen) schriftelijk toegelicht en hebben de andere partijen zich daar vervolgens schriftelijk over uitgelaten. Verzoekers hebben zich verzet tegen honorering van het beroep op het verschoningsrecht. De andere partijen hebben het beroep op het verschoningsrecht ondersteund of hebben zich gerefereerd aan het oordeel van de rechter-commissaris.
1.3
Hangende de behandeling van het verzoek de getuigen te horen en het daaropvolgend beroep op het verschoningsrecht is de moeder van Tristan,[de moeder], (hierna: de moeder) in deze procedure als getuige gehoord over dezelfde bewijsthema’s als waar de vader eerder over was gehoord. Het wordt er daarom voor worden gehouden dat verzoekers de getuigen ook willen horen over wat de moeder als getuige heeft verklaard over het gedrag/de gezondheidstoestand van Tristan.
1.4
De psychiater en de psychiatrisch verpleegkundige beroepen zich op het in artikel 165, lid 2, aanhef en onder b, Rv neergelegde verschoningsrecht (hierna ook: het verschoningsrecht). Getuigen aan wie dit verschoningsrecht toekomt kunnen zich verschonen van hun wettelijke plicht om een getuigenis af te leggen. Dit verschoningsrecht komt toe aan personen die tot geheimhouding verplicht zijn uit hoofde van hun ambt, beroep of betrekking omtrent hetgeen hun in die hoedanigheid is toevertrouwd. Dat is een beperkte groep van personen die uit hoofde van de aard van hun maatschappelijke functie verplicht zijn tot geheimhouding van al hetgeen hun in hun hoedanigheid wordt toevertrouwd. De grondslag van dit verschoningsrecht is gelegen in een in Nederland geldend algemeen rechtsbeginsel dat meebrengt dat bij zodanige vertrouwenspersonen het maatschappelijk belang dat de waarheid in rechte aan het licht komt, moet wijken voor het maatschappelijk belang dat een ieder zich vrijelijk en zonder vrees voor openbaarmaking van het besproken tot hen moet kunnen wenden. De aard van het verschoningsrecht brengt met zich dat de opgegeven vragen niet behoeven te worden beantwoord, zolang de rechter aan redelijke twijfel onderhevig acht of die beantwoording naar waarheid zou kunnen geschieden zonder dat geopenbaard wordt wat verborgen moet blijven. Het verschoningsrecht is in zoverre niet absoluut, dat zich zeer uitzonderlijke omstandigheden laten denken waarin het belang dat de waarheid aan het licht komt – ook ten aanzien van datgene waarvan de wetenschap de geheimhouder als zodanig is toevertrouwd – moet prevaleren boven het verschoningsrecht.
1.5
Voor een geslaagd beroep op het verschoningsrecht is in de eerste plaats vereist dat een geheimhoudingsplicht bestaat. Namens de getuigen is gesteld dat zij allebei BIG-geregistreerd zijn en dat zij op grond van artikel 88 Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (hierna: de Wet BIG) verplicht zijn tot geheimhouding van datgene wat hen in de uitoefening van hun beroep is toevertrouwd. Namens verzoekers is hier tegenin gebracht dat reeds omdat de betreffende BIG-registraties niet zijn overgelegd, aan de getuigen geen beroep op het bepaalde in artikel 88 Wet BIG toekomt.
1.6
In artikel 88 Wet BIG is bepaald dat de arts verplicht is geheimhouding in acht te nemen ten opzichte van al datgene wat hem bij het uitoefenen van zijn beroep op het gebied van de individuele gezondheidszorg als geheim is toevertrouwd of wat daarbij als geheim te zijner kennis is gekomen of wat daarbij te zijner kennis is gekomen en waarvan hij het vertrouwelijk karakter moest begrijpen. Uit de wetgeschiedenis volgt dat dit artikel zich niet slechts richt tot de beroepsbeoefenaren die zijn ingeschreven in een bepaald register, maar ook tot de niet geregistreerde beroepsbeoefenaren (Kamerstukken II 1985-1986, 19522, nr. 3, p.l 145). De BIG-registratie is dus niet doorslaggevend voor het bestaan van een geheimhoudingsplicht op grond van artikel 88 Wet BIG. Niet in geschil is dat de getuigen hun beroep uitoefenen op het gebied van de individuele gezondheidszorg in de zin van artikel 88 Wet BIG. De in deze bepaling neergelegde geheimhoudingsplicht geldt dus voor hen en zij kunnen daar het verschoningsrecht aan ontlenen.
Los van het voorgaande geldt voor de psychiater dat de behandelend arts, naar de Hoge Raad sinds lang aanneemt - zie het arrest HR 21 april 1913, NJ 1913, p. 958 - behoort tot de geheimhouders aan wie verschoningsrecht toekomt en dat - zie het arrest HR 23 november 1990, NJ 1991, 761 - aan een verpleger, overeenkomstig hetgeen voor de arts geldt, in beginsel het recht toekomt zich van de verplichting getuigenis af te leggen te verschonen met betrekking tot al hetgeen hem in zijn hoedanigheid van verpleger is toevertrouwd.
1.7
Naar de Hoge Raad reeds lang aanneemt - zie het eerder aangehaalde arrest uit 1913 - geldt als hetgeen de arts in zijn hoedanigheid is toevertrouwd hetgeen de arts bij de behandeling te weten is gekomen door mededelingen van de patiënt zelf, door te zijnen behoeve gedane mededelingen en door eigen onderzoek en valt datgene waar de patiënt voor is behandelend en de wijze waarop dat is gebeurd binnen de reikwijdte van het verschoningsrecht. Dit is ook de reikwijdte van het verschoningsrecht van de verpleegkundige.
1.8
De verweren van verzoekers over de reikwijdte van het verschoningsrecht waar de getuigen zich op beroepen - te weten dat alleen datgene wat in de relatie tussen de betrokken arts en de patiënt en is besproken tot de kern van het beroepsgeheim behoort en dat de bewijsthema’s buiten het beroepsgeheim van de getuigen vallen omdat deze informatie van derden afkomstig is - stuiten af op het in ro 1.7 overwogene. De bewijsthema’s vallen binnen de onder 1.7 bedoelde reikwijdte van het verschoningsrecht en geoordeeld wordt dat het aan redelijke twijfel onderhevig is of beantwoording van de vragen over deze bewijsthema’s naar waarheid zou kunnen geschieden zonder dat geopenbaard wordt wat verborgen moet blijven.
1.9
Verzoekers hebben betoogd dat het verschoningsrecht van de getuigen moet wijken voor het belang van de waarheidsvinding. Zij hebben in dit verband gewezen op de grote maatschappelijke onrust over de vraag hoe het zover heeft kunnen komen dat iemand als Tristan een wapenverlof en wapens heeft kunnen verkrijgen en op het grote maatschappelijk
belang en het persoonlijk belang van de slachtoffers van het blootleggen van de achtergrond daarvan. Volgens verzoekers is het belang van de waarheidsvinding eens temeer duidelijk nu - weliswaar achteraf - blijkt van aanwijzingen dat de combinatie van Tristan met een wapenverlof en wapens een levensgevaarlijke was en dat daarom zeer kritisch moet worden gekeken naar een beroep op een verschoningsrecht en de eigen verantwoordelijkheid van de getuigen. Verzoekers hebben in dit verband verder gewezen op drie omstandigheden die de waarheidsvinding belemmeren, te weten i) IGZ heeft in haar onderzoek bij GGZ hoe om te gaan met het conflict van plichten de interne en externe rapporten niet aangetroffen, ii) het wapenverlof van Tristan is uit de kluis van de politie verdwenen en iii) het openbaar ministerie heeft de zaak tegen de anonieme getuige geseponeerd.
1.10
Het belang van de waarheidsvinding dat kan prevaleren boven het verschoningsrecht is het belang van de waarheidsvinding in rechte, te weten in dit voorlopig getuigenverhoor waar verzoekers door het leveren van getuigenbewijs vooraf opheldering over de feiten kunnen verkrijgen en in staat worden gesteld hun positie - in een eventuele aanhangige of aanhangig te maken bodemprocedure - beter te bepalen. De eerste door verzoekers genoemde argumenten zien niet op deze waarheidsvinding, maar op waarheidsvinding in het algemeen maatschappelijk belang of waarheidsvinding die het persoonlijk belang van verzoekers dient. De laatste door verzoekers genoemde argumenten die kennelijk betrekking hebben op de waarheidsvinding in het kader van dit voorlopig getuigenverhoor zijn noch op zichzelf bezien noch in onderling verband beschouwd aan te merken als zeer uitzonderlijke omstandigheden waarin het belang dat de waarheid aan het licht komt - ook ten aanzien van datgene waarvan de wetenschap de geheimhouder als zodanig is toevertrouwd - moet prevaleren boven het verschoningsrecht.
1.11
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat de getuigen zich ten aanzien van de bewijsthema’s waar zij over moeten worden gehoord kunnen beroepen op het in artikel 165, lid 2, aanhef en onder b, Rv bedoelde verschoningsrecht.
1.12
Verzoekers hebben te kennen gegeven dat zij - ook als het beroep op het verschoningsrecht van de getuigen slaagt - vragen hebben voor deze getuigen waar geen verschoningsrecht voor geldt. Verzoekers zullen in de gelegenheid worden gesteld om uiterlijk op 8 januari 2014 een lijst met de concrete vragen waar zij op doelen in het geding te brengen. De andere partijen zullen daar uiterlijk op 15 januari 2014 op kunnen reageren.
2. De beslissing
De rechter-commissaris,
- bepaalt dat de getuigen zich kunnen beroepen op het in artikel 165, lid 2, aanhef onder b, Rv bedoelde verschoningsrecht ten aanzien van de bewijsthema’s waar zij over moeten worden gehoord;
- bepaalt dat verzoekers uiterlijk 8 januari 2014 de onder 1.12 bedoelde lijst met vragen in het geding moeten brengen en dat de andere partijen daar uiterlijk 15 januari 2014 op kunnen reageren.
Deze beschikking is gegeven door de rechter-commissaris mr. L. Alwin en in het openbaar uitgesproken op 18 december 2013.