NJ 1963/534
Aanwezigheid in te onteigenen grond van zand, dat kan worden benut voor het werk, waarvoor onteigend wordt. Invloed hiervan op vaststelling van de werkelijke waarde van de grond.
HR 06-11-1963, ECLI:NL:HR:1963:129
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
6 november 1963
- Magistraten
Mrs. Boltjes, van Rijn van Alkemade, Dubbink, Tekenbroek en Korthals Altes
- Zaaknummer
[06111963/NJ_1963-534]
- Conclusie
Mr. Bakhoven
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS139893:1
- Vakgebied(en)
Archief (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1963:129, Uitspraak, Hoge Raad, 06‑11‑1963
- Wetingang
(OW art. 40.)
Essentie
Aanwezigheid in te onteigenen grond van zand, dat kan worden benut voor het werk, waarvoor onteigend wordt. Invloed hiervan op vaststelling van de werkelijke waarde van de grond.
Samenvatting
Nu in het te onteigenen complex op verschillende plaatsen, o.a. in de grond van thans-eiser, zand aanwezig is, zodat voor de uitvoering van het werk, waarvoor onteigend wordt, geen zand van elders behoeft te worden aangevoerd, behoort bij vaststelling van de werkelijke waarde als bedoeld in art. 40 Ow. met de aanwezigheid van dit zand, rekening te worden gehouden, ook al dankt de grond zijn meerdere waarde slechts aan ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.