Einde inhoudsopgave
Gedragsregels advocatuur 2018
Officiële Toelichting
Geldend
Geldend vanaf 14-02-2018
- Bronpublicatie:
14-02-2018, Internet 2018, www.advocatenorde.nl (uitgifte: 14-02-2018, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
14-02-2018
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
14-02-2018, Internet 2018, www.advocatenorde.nl (uitgifte: 14-02-2018, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Juridische beroepen / Advocaat
Gelet op de in regel 1 verwoorde rol van de advocaat mag met betrekking tot zijn functioneren als zodanig worden verwacht dat hij zich ten volle voor de belangen van zijn cliënt inzet, maar daarbij niet andere gerechtvaardigde belangen uit het oog verliest. Die verantwoordelijkheid brengt mee een zekere mate van beleid, tact, professionele distantie en waar nodig terughoudendheid waar het verdedigen van de belangen van de cliënt raakt aan de positie en de rechten van anderen. De advocaat mag dus niet nodeloos en op ontoelaatbare wijze de belangen van de wederpartij of anderen schenden.
Een doelmatige behandeling van de zaak dient het algemeen belang en ziet op de maatschappelijke kosten van juridische procedures — de aan een geschil verbonden kosten voor de cliënt, wederpartij en 'andere betrokkenen' (zoals derde-financiers als rechtsbijstandverzekeraars en de Raad voor Rechtsbijstand). Daarbij dient niet alleen aan geld gedacht te worden. Zo heeft het hof van discipline overwogen dat bijzondere prudentie dient te worden betracht in zaken waarbij kinderen zijn betrokken (HvD 13 september 2013, nr. 6672, ECLI:NL:TAHVD:2013:234).
Het tweede lid dient eveneens een algemeen belang, namelijk dat onnodige executies worden voorkomen en geen onnodige gedingen worden gevoerd en voorts dat — als een geding onvermijdelijk is — de wederpartij in staat moet worden gesteld om zich in rechte naar behoren te verdedigen (RvD Amsterdam 10 maart 2015, zaak 14-260A). Zo is het rauwelijks dagvaarden, executiemaatregelen treffen of faillissement aanvragen in beginsel tuchtrechtelijk verwijtbaar (HvD 19 december 2016, ECLI:NL:TAHVD:2016:245).
Het is vaste tuchtrechtspraak dat een advocaat een grote mate van vrijheid geniet om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze die hem passend voorkomt en dat deze vrijheid niet ten gunste van een wederpartij mag worden ingeperkt. Deze vrijheid is evenwel niet onbeperkt. De advocaat mag de gerechtvaardigde belangen van anderen niet onnodig en ontoelaatbaar schaden. Zo moet hij zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen (HvD 20 mei 2016, ECLI:NL:TAHVD:2016:135). Deze regel wordt nader geconcretiseerd in de gedragsregels 7 en 8: de advocaat mag zich niet onnodig grievend uitlaten of feiten poneren waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat zij in strijd met de waarheid zijn.
Het is in het belang van een goede beroepsuitoefening dat de conflictsituatie waarin de advocaat zich veelvuldig bevindt niet leidt tot onnodig nadeel of leed van de bij dat conflict betrokkenen of van derden. Het is bovendien in het algemeen belang dat niet onnodig aan executies wordt begonnen. Ook de wederpartij die niet door een advocaat wordt bijgestaan, moet in beginsel een termijn voor beraad worden gegund. Het kan zich echter voordoen dat het belang van de cliënt een slagvaardige aanpak vergt, bijvoorbeeld omdat het geven van een termijn voor beraad ertoe zou kunnen leiden dat geen effectief verhaal meer mogelijk is. In dat geval dient de advocaat een afweging te mogen maken of hij zonder het geven van deze termijn over zal gaan tot het nemen van conservatoire of executiemaatregelen.
Conservatoir beslag valt buiten het bereik van deze gedragsregel, omdat de advocaat in dat geval zijn handen vrij moet hebben om ten behoeve van het behartigen van het belang van zijn cliënt, snel maatregelen met een tijdelijk karakter te nemen, zonder dit aan de wederpartij te hoeven aankondigen (HvD 17 september 2012, ECLI:NL:TAHVD:2012:YA3488). In het tweede lid is dit duidelijk gemaakt door aan te geven dat een uitzondering bestaat in het uitzonderlijke geval dat een bijzonder belang van de cliënt zich daar kennelijk tegen verzet. Met de uitzondering wordt derhalve voornamelijk bedoeld het nemen van bewarende maatregelen.