RvdW 2018/1075
1. Ondervragingsrecht als bedoeld in in art. 6.3.d EVRM. 2. Voorwaardelijk verzoek horen aangeefster als getuige. 3. Bewijsminimum (unus testis). 4. Strafmotivering. Hoge Raad: art. 81 lid 1 RO.
HR 25-09-2018, ECLI:NL:HR:2018:1759
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
25 september 2018
- Magistraten
Mrs. J. de Hullu, A.J.A. van Dorst, M.J. Borgers
- Zaaknummer
16/06324
- Conclusie
A-G mr. D.J.M.W. Paridaens
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
Strafprocesrecht / Voorfase
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2018:1759, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 25‑09‑2018
ECLI:NL:PHR:2018:660, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 26‑06‑2018
Essentie
1. Ondervragingsrecht als bedoeld in in art. 6.3.d EVRM.
2. Voorwaardelijk verzoek horen aangeefster als getuige.
3. Bewijsminimum (unus testis).
4. Strafmotivering. Hoge Raad: art. 81 lid 1 RO.
Partij(en)
25 september 2018
Strafkamer
nr. S 16/06324
ABO
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, van 18 november 2016, nummer 21/001103-15, in de strafzaak tegen:
[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1972.
Conclusie
Conclusie A-G mr. D.J.M.W. Paridaens:
1. De verdachte is bij arrest van 18 ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.