Rb. Amsterdam, 03-12-2008, nr. AWB 07-1895 WOB
ECLI:NL:RBAMS:2008:BG6553
- Instantie
Rechtbank Amsterdam
- Datum
03-12-2008
- Zaaknummer
AWB 07-1895 WOB
- LJN
BG6553
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBAMS:2008:BG6553, Uitspraak, Rechtbank Amsterdam, 03‑12‑2008; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
Uitspraak 03‑12‑2008
Inhoudsindicatie
WOB-verzoek. Inzage in gegevens aankoop criminele panden door de gemeente Amsterdam terecht afgewezen met toepassing van artikel 10, eerste lid, onder b en g, van de WOB.
Partij(en)
RECHTBANK AMSTERDAM
Sector Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 07/1895 WOB
uitspraak van de enkelvoudige kamer
in de zaak tussen:
[eiseres],
wonende te [woonplaats],
eiseres,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam,
verweerder,
gemachtigde: mr. A. Berends.
1. Feiten en procesverloop
1.1
Bij brief van 6 oktober 2006 heeft eiseres met toepassing van de Wet Openbaarheid Bestuur (WOB) verzocht om inzage in de taxatierapporten en de aan- en verkoopprijzen van panden die door het Van Traa-team namens de gemeente Amsterdam zijn aangekocht. Tevens heeft eiseres de gemeente Amsterdam verzocht te stoppen met de aankoop van deze panden. Ter nadere onderbouwing heeft eiseres verwezen naar een krantenbericht van 21 april 2006.
1.2
Bij besluit van 21 november 2006 heeft verweerder beide verzoeken afgewezen op grond van artikel 10, tweede lid, sub b en g van de WOB. Hiertegen heeft eiseres (tijdig) bezwaar gemaakt.
1.3
Bij beslissing op bezwaar van 11 april 2007 (hierna: het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar voor zover gericht tegen de weigering van de gevraagde informatie afgewezen en het bezwaar voor zover gericht tegen de weigering van het verzoek om de aankoop van de panden te beëindigen niet-ontvankelijk verklaard. Eiseres heeft tegen dit besluit beroep ingesteld.
1.4
Verweerder heeft op 30 mei 2007 documenten waarvan openbaarmaking is geweigerd als gedingstuk B10 aan de rechtbank verzonden en met een beroep op artikel 8:29, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) medegedeeld dat kennisneming daarvan tot de rechtbank beperkt dient te blijven. Deze documenten betroffen een lijst van het aantal panden waarbij door de gemeente Amsterdam een financiële bijdrage is geleverd en een drietal taxatierapporten. Eiseres heeft de rechtbank Amsterdam bij brief van 15 juni 2007 toestemming verleend als bedoeld in artikel 8:29, vijfde lid, van de Awb, om mede op grondslag van deze documenten uitspraak te doen.
1.5
De rechtbank heeft de zaak behandeld ter zitting van 6 maart 2008. Ter zitting heeft de rechtbank het vooronderzoek heropend, omdat ter zitting is gebleken dat de door verweerder ingebrachte documenten onvoldoende zijn om te beoordelen of de weigering van openbaarmaking van de door eiseres verzochte gegevens in rechte stand kan houden. De rechtbank heeft verweerder verzocht alsnog binnen drie weken na de zitting de taxatierapporten, de aankoopprijzen en de bijdrage van de gemeente van in totaal 15 representatieve panden in verschillende gebieden bij de rechtbank in te dienen. Eiseres heeft daarbij verklaard dat haar toestemming van 15 juni 2007 als bedoeld in artikel 8:29, vijfde lid, van de Awb, zich ook uitstrekt over de nog in te dienen gegevens. Bij brief van 2 juni 2008, ontvangen door de rechtbank op 9 juni 2008, heeft verweerder de gevraagde gegevens geleverd.
1.6
De rechtbank heeft het onderzoek gesloten ter zitting van 13 november 2008. Eiseres is ter zitting verschenen. De gemachtigde van verweerder is ter zitting verschenen.
2. Overwegingen
2.1
Standpunten van partijen
2.1.1
Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat openbaarmaking terecht is geweigerd met toepassing van artikel 10, eerste lid, onder b en g, van de WOB. Het financiële belang van de gemeente en derden bij niet-openbaarmaking van de stukken, weegt zwaarder dan het publieke belang bij openbaarmaking. Immers, de gemeente Amsterdam tracht door middel van financiële bijdragen aan onroerendgoedtransacties te voorkomen dat criminelen door aankoop van onroerend goed hun positie in het gebied verstevigen. Indien de hoogte van de gemeentelijke bijdrage bekend zou worden gemaakt, kan dit een prijsopdrijvend effect teweeg brengen, aldus verweerder. Voorts heeft verweerder gesteld dat de weigering om te stoppen met de aankoop van de panden geen besluit is in de zin van artikel 1:3, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), omdat het een privaatrechtelijke rechtshandeling betreft, waartegen op grond van artikel 8:3, van de Awb geen bezwaar en beroep open staat, aldus verweerder.
2.1.2
Eiseres heeft zich op het standpunt gesteld dat het belang tot het verschaffen van informatie zwaarder weegt dan het financiële belang van verweerder. Het verzoek tot stoppen met de aankoop van criminele panden betreft een bestuursrechtelijke handeling waartegen bezwaar en beroep openstaan, aldus eiseres.
2.2.1
De beoordeling van het beroep
- a.
Het verzoek tot inzage in de taxatierapporten en aan- en verkoopcijfers van de panden
2.2.1
In artikel 10, tweede lid, van de WOB is bepaald dat het verstrekken van informatie ingevolge deze wet eveneens achterwege blijft voor zover het belang daarvan niet opweegt tegen de volgende belangen:
- a.
(…);
- b.
de economische of financiële belangen van de Staat, de andere publiekrechtelijke lichamen of de in artikel 1a, onder c en d, bedoelde bestuursorganen;
- c.
(…);
- d.
(…);
- e.
(…);
- f.
(…);
- g.
het voorkomen van onevenredige bevoordeling of benadeling van bij de aangelegenheid betrokken natuurlijke personen of rechtspersonen dan wel van derden.
2.2.2
Uit vaste jurisprudentie blijkt dat de gemeente, die in vertrouwelijkheid met private partijen onderhandelingen voert of daarbij betrokken is, terughoudend mag zijn in het openbaar maken van de daarop betrekking hebbende informatie van en dientengevolge specifieke verzoeken om informatie mag weigeren. Indien niet is uitgesloten dat door openbaarmaking van de betreffende stukken de positie van de gemeente zodanig zal worden beïnvloed dat haar financiële belangen in ernstige mate zullen worden geschaad en de wederpartijen van de gemeente onevenredig zullen worden bevoordeeld, kan niet worden staande gehouden dat het college van burgemeester en wethouders van de gemeente zich bij afweging van de betrokken belangen ten onrechte op het standpunt hebben gesteld dat het belang van openbaarmaking van in de stukken vervatte informatie niet opweegt tegen de belangen waarop het college zich heeft beroepen. Er zijn gevallen denkbaar waarin openbaarmaking van de betreffende gegevens de onderhandelingspositie van de gemeente zozeer kan schaden dat de economische en/of financiële belangen van de gemeente geacht moeten worden zwaarder te wegen dan de door verzoeker voorgedragen belangen bij informatieverstrekking (zie bijvoorbeeld AbRvS 1 februari 1996, 217, AbRvS 14 mei 2003, AB 2003, 241).
2.2.3
Uit de stukken is gebleken dat de gemeente Amsterdam steun verleent aan pandenaankopen in het Wallenproject, door het verlenen van een financiële bijdrage aan een tweetal partners, de NV Zeedijk en de NV Stadsgoed. Laatstgenoemden trachten door middel van het aan- en verkopen van panden te voorkomen dat deze panden in criminele handen terecht komen. Uit de stukken blijkt tevens dat verweerder daartoe een actieve aankoopstrategie voert in het wallengebied. De rechtbank acht het waarschijnlijk dat, wanneer adresgegevens en de hoogte van de door de gemeente meegefinancierde bedragen van de panden, de taxaties en de aankoopprijzen openbaar worden gemaakt, dit tot gevolg kan hebben dat de verkopers van potentieel interessante panden of derden inzicht krijgen in de aankoopstrategie van de gemeente en haar partners. De rechtbank acht de vrees van verweerder dat dit voor de gemeente en haar partners een prijsopdrijvend effect zal hebben niet ongegrond. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat verweerder het economische en financiële belang van de gemeente en het belang van het voorkomen van onevenredige benadeling van de gemeente heeft kunnen laten prevaleren boven het algemene belang van openbaarmaking, zodat verweerder het verzoek terecht heeft geweigerd met een beroep op de uitzonderingsgronden van artikel 10, tweede lid, aanhef en onder b en g.
- b.
Het verzoek tot beëindiging van de aankoop van criminele panden
2.2.4
Ingevolge artikel 1:3, eerste lid, van de Awb, is een besluit een schriftelijke beslissing van het bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling.
2.2.5
Ingevolge artikel 8:3, van de Awb, kan geen beroep worden ingesteld tegen een besluit ter voorbereiding van een privaatrechtelijke rechtshandeling.
2.2.6
De rechtbank is van oordeel dat verweerder door de aan- en verkoop van panden gebruik heeft gemaakt van privaatrechtelijke bevoegdheden ter uitoefening van haar publieke taak. Voorts overweegt de rechtbank dat verweerder zijn bevoegdheid tot het aan- en verkoop van panden niet aan enige bijzondere in het publiekrecht geregelde grondslag ontleent. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat de weigering van 21 november 2006 geen besluit betreft als bedoeld in artikel 1:3, eerste lid, van de Awb, waartegen krachtens de Awb bezwaar kan worden gemaakt. Verweerder heeft eiseres in het bestreden besluit dan ook terecht niet-ontvankelijk verklaard. Het beroep is ongegrond.
2.2.7
Gelet op het bovenstaande dient het beroep ongegrond te worden verklaard.
2.2.8
Voor het vergoeden van griffierecht of proceskosten bestaat geen aanleiding.
De rechtbank beslist als volgt.
3. Beslissing
De rechtbank:
- -
verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gewezen op 3 december 2008 door mr. M. de Rooij, rechter, in tegen¬woordigheid van mr. J. Margaretha, griffier, en bekend gemaakt door verzending aan partijen op de hieronder vermelde datum.
De griffier, De rechter,
Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan gedurende zes weken na toezending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuurs¬rechtspraak van de Raad van State te ’s-Gravenhage.
Afschrift verzonden op:
DOC: C