Rb. Middelburg, 19-04-2012, nr. 234300/12-796
ECLI:NL:RBMID:2012:BW3468
- Instantie
Rechtbank Middelburg
- Datum
19-04-2012
- Zaaknummer
234300/12-796
- LJN
BW3468
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBMID:2012:BW3468, Uitspraak, Rechtbank Middelburg, 19‑04‑2012; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
- Vindplaatsen
AR-Updates.nl 2012-0396
VAAN-AR-Updates.nl 2012-0396
Uitspraak 19‑04‑2012
Inhoudsindicatie
Ontbinding arbeidsovereenkomst. Arbeidsverhouding al langere tijd niet optimaal. Verhouding wordt op scherp gezet na non-actiefstelling werknemer.
Partij(en)
RECHTBANK MIDDELBURG
Sector kanton
Locatie Middelburg
zaak/repnr.: 234300 / 12-796
beschikking van de kantonrechter d.d. 19 april 2012
inzake
de Stichting Stichting Omroep Zeeland,
gevestigd te Oost-Souburg,
verzoekster,
verder te noemen: OZ,
gemachtigde: mr. N.H. van Everdingen,
t e g e n :
[verweerster],
wonende te Vlissingen,
verweerster,
verder te noemen: [verweerster],
gemachtigde: mr. W. van der Meer de Walcheren.
het verloop van de procedure
De procedure is als volgt verlopen:
- -
verzoekschrift, ingediend op 15 maart 2012,
- -
verweerschrift ingediend op 4 april 2012,
- -
brief van mr. Van Everdingen d.d. 4 april 2012 met producties 24 tot en met 29,
- -
brief van mr. Van der Meer de Walcheren d.d. 4 april 2012 met nadere producties, - mondelinge behandeling van 5 april 2012.
de beoordeling van de zaak
- 1.
[verweerster], geboren op [geboortedatum], heeft van 1990 tot 1999 op basis van freelance contracten werkzaamheden voor OZ verricht. Op 1 januari 1999 is [verweerster] in de functie van redacteur regionale omroep in dienst getreden van OZ. Op de arbeidsovereenkomst is de CAO voor het omroeppersoneel van toepassing. [verweerster] is thans in deeltijd (77,77%) werkzaam in de functie van redacteur presentator. Haar salaris bedraagt € 2.951,82 bruto per maand vermeerderd met 8% vakantietoeslag, 6% eindejaarsuitkering en NRD-toeslag van gemiddeld € 95,66 bruto per maand.
- 2.
Op 24 januari 2012 heeft OZ [verweerster] meegedeeld dat zij niet meer zal worden ingezet als presentator van de nieuwsuitzendingen op radio en televisie, omdat zij niet handelt overeenkomstig de bij haar rol van nieuwslezer passende verantwoordelijkheden. Aanleiding daarvoor was een live radio uitzending op 18 januari 2012, waarin [verweerster] openlijk zou hebben verklaard dat OZ wat haar betreft op de huidige locatie in Oost-Souburg kan blijven en daarmee afstand heeft genomen van de strategische koers van de leiding van OZ. [verweerster] heeft die maatregel als een non-actiefstelling opgevat en heeft daartegen geprotesteerd. Bij brief van 26 januari 2012 heeft OZ, nadat diezelfde dag een gesprek had plaatsgevonden tussen de hoofdredactie en [verweerster], aan [verweerster] meegedeeld dat zij na een reeks van incidenten in het verleden geen vertrouwen meer heeft in een verdere vruchtbare samenwerking en aangekondigd dat zij het dienstverband met [verweerster] wenst te beëindigen. In afwachting van de verdere procedure is [verweerster] vrijgesteld van haar werkzaamheden. [verweerster] heeft haar non-actiefstelling aangevochten en in kort geding toelating tot haar werkzaamheden gevorderd. Bij vonnis van de voorzieningenrechter van 29 maart 2012 is OZ op straffe van een dwangsom veroordeeld de maatregel van non-actiefstelling in te trekken en [verweerster] toe te laten tot haar normale en gebruikelijke werkzaamheden. OZ heeft daaraan voldaan.
- 3.
OZ verzoekt thans de arbeidsovereenkomst met [verweerster] op de kortst mogelijke termijn te ontbinden op grond van gewichtige redenen, bestaande in veranderingen in de omstandigheden, onder toekenning van een vergoeding aan [verweerster] van € 18.500,-- bruto (waarbij is gerekend met correctiefactor 0,3) en compensatie van de proceskosten. OZ voert daartoe -samengevat- het volgende aan. De directie van OZ, bestaande uit de directeur en de hoofdredacteur, en de direct leidinggevenden van [verweerster], de eindredacteuren, hebben geen enkel vertrouwen meer in een vruchtbare samenwerking met [verweerster]. De oorzaak daarvan ligt in haar jarenlange openlijke verzet en weerstand tegen structuren die in verband met de professionalisering in de organisatie de afgelopen (vier) jaren in de organisatie van OZ zijn aangebracht en het onvermogen van [verweerster] om binnen die structuren respectvol, professioneel en zakelijk met collega’s en haar leidinggevenden om te gaan. [verweerster] mist diplomatie en is niet in staat tot samenwerking. Zij kan niet accepteren dat zij niet de enige is binnen OZ die het eindproduct bepaalt. Als gevolg van haar buitensporig confronterende houding en gedrag zijn conflicten met haar leidinggevenden toegenomen en verdiept. OZ heeft [verweerster] in de loop der tijd menigmaal op haar gedrag aangesproken en heeft er alles aan gedaan haar bewust te maken van dat gedrag en de gevolgen daarvan. Dat heeft echter niet geleid tot een positieve verandering. De terugkeer van [verweerster] na haar non-actiefstelling heeft opnieuw geleid tot een onwerkbare situatie. [verweerster] lijkt geheel doorgeslagen en scheldt permanent op de directie. De eindredacteuren en MT-leden wensen niet meer met haar te werken. Als noodoplossing zijn thans twee freelance eindredacteuren ingeschakeld, maar die situatie is voor OZ niet langer vol te houden.
- 4.
[verweerster] voert verweer. Zij herkent zich absoluut niet in het beeld dat OZ van haar schetst. Zij heeft steeds naar tevredenheid bij en voor OZ gewerkt en altijd haar beste krachten voor het bedrijf ingezet. Het negatieve beeld is onjuist en niet op feiten gebaseerd. [verweerster] ontkent dat zij zich in strijd met vastgesteld beleid en/of de doelstelling en/of de strategische koers van OZ gedraagt. Het kan niet zo zijn dat [verweerster] geen eigen mening mag hebben en die niet mag uiten. Over de aanleiding van de non-actiefstelling en tevens de aanleiding van het ontbindingsverzoek is de voorzieningenrechter helder geweest. De door OZ uit het grijze verleden opgerakelde incidenten kunnen de gevraagde ontbinding niet dragen. De beoordelingen zijn altijd goed tot zeer behoorlijk geweest, ook al zijn verbeterpunten gesteld. Zij is nooit gewaarschuwd dat die verbeterpunten gevolgen zouden kunnen hebben voor de voortzetting van haar dienstverband. Uit de incidenten die OZ noemt zou kunnen worden afgeleid dat [verweerster] toegewijd is en bereid is kritiek te leveren waar anderen ervoor kiezen te zwijgen en dat er leidinggevenden zijn die moeilijk met kritiek kunnen omgaan. Waar anderen iets vinden over hun leidinggevenden, durft [verweerster] dat recht in het gezicht te zeggen. [verweerster] weet niet wat het arbeidsconflict met OZ anders zou moeten inhouden dan de aanleiding voor de non-actiefstelling. Met het vonnis van de voorzieningenrechter zijn de aangevoerde gronden voor de ontbinding weg. [verweerster] concludeert tot afwijzing van het verzoek. In geval van ontbinding maakt [verweerster] aanspraak op een vergoeding met toepassing van een correctiefactor van minimaal 2, waarbij moet worden uitgegaan van een 22 jarig dienstverband.
- 5.
De kantonrechter stelt vast dat partijen lijnrecht tegen over elkaar staan. Volgens OZ is sprake van een hooglopend conflict en ziet zij geen heil meer in samenwerking met [verweerster]. Volgens [verweerster], zij heeft dat ter zitting nog eens bevestigd, is geen sprake van een conflict met OZ. Die opvatting is opmerkelijk te noemen, gelet op hetgeen zij van OZ in deze zaak over zich heen heeft gekregen. Kennelijk heeft zij daarbij dan met name het oog op de goede samenwerking en verstandhouding met collega’s bij OZ, waarvan zij in het kader van het geschil met OZ steunbetuigingen heeft gekregen (productie 4 verweerschrift). [verweerster] kan er echter niet omheen dat de directie van OZ en de voltallige hoofdredactie, haar direct leidinggevenden, het vertrouwen in haar hebben opgezegd. OZ baseert haar verzoek op een aantal voorvallen uit het verdere en recente verleden, en heeft terzake onder meer brieven, gespreksverslagen en functioneringsformulieren
uit het personeelsdossier overgelegd. OZ gaat daarbij zelfs terug tot 1999. Aan [verweerster] moet worden toegegeven dat van een aantal van die voorvallen de houdbaarheidsdatum inmiddels wel is overschreden, zodat daar geen acht meer op kan worden geslagen. Naar de kantonrechter ter zitting heeft begrepen hebben de verwijten van OZ voornamelijk betrekking op het verzet van [verweerster], en dan met name de wijze waarop zij aan dat verzet uiting geeft, tegen de vier jaar geleden door de huidige directie en hoofdredactie ingezette professionalisering van de organisatie. [verweerster] zou zich, aldus OZ, daaraan niet willen aanpassen, waarbij zij niet nalaat haar leidinggevenden al dan niet in het openbaar af te vallen en daarbij grof taalgebruik niet schuwt.
- 6.
[verweerster] kan niet ontkennen dat OZ haar ook in het recente verleden op haar gedrag heeft aangesproken. Dat blijkt immers uit de recentere beoordelingen en gespreksverslagen (zie producties 6, 7, 8, 9 en 13 verzoekschrift) waarin als terugkerend punt van aandacht en zorg wordt genoemd de contraproductieve houding en het primaire gedrag van [verweerster] in het geval zaken binnen de organisatie haar niet zinnen, zonder dat daarin overigens wordt gezinspeeld op een mogelijk vertrek van [verweerster] in verband met de aan haar gemaakte verwijten. [verweerster] zegt zich niet te herkennen in de kritiek van OZ, maar heeft niet bestreden dat zij moeite heeft met het veranderingsproces binnen de organisatie die de huidige directie en de hoofdredactie vier jaar geleden in gang hebben gezet en evenmin dat zij haar mening daarover niet onder stoelen of banken steekt en dat zij hetgeen haar onwelgevallig is wanneer het haar uitkomt aan de kaak stelt en blijft stellen. Evenmin heeft [verweerster] betwist dat zij daarbij grof taalgebruik niet schuwt. Met [verweerster] is de kantonrechter van mening dat vrijheid van meningsuiting een groot goed is. Dat geeft echter geen vrijbrief aan [verweerster] om in de relatie met haar werkgever alles te zeggen wat haar goeddunkt.
- 7.
Geconstateerd kan worden dat als gevolg van de wrijving tussen [verweerster] en de directie en hoofdredactie van OZ in de loop der tijd een verwijdering is ontstaan. Wat hier ook van zij, tot voort kort vormden de botsingen met [verweerster] voor OZ kennelijk geen aanleiding tot disciplinaire maatregelen of beëindiging van het dienstverband. Ook bij de recente maatregel van OZ waarbij haar het presentatorschap van nieuwsuitzendingen werd ontnomen had OZ kennelijk nog niet die intentie. In de brief van 24 januari 2012 waarin haar de maatregel wordt meegedeeld, wordt wel gewezen op consequenties voor de werkrelatie indien [verweerster] zich daarover in het openbaar zou beklagen, maar worden overigens geen -disciplinaire- maatregelen in het vooruitzicht gesteld. De reactie daarop van [verweerster] gevolgd door de non-actiefstelling is, naar de kantonrechter ter zitting heeft begrepen, de spreekwoordelijke druppel geweest die OZ heeft doen inzien dat het niet meer verder gaat. Met de stelling van [verweerster] in dit verband, dat met de uitspraak van de voorzieningenrechter de grond voor de ontbinding is weggevallen, miskent zij dat het debat in die procedure zich heeft beperkt tot de aanleiding van de disciplinaire maatregel van non-actiefstelling, zijnde de reactie van [verweerster] op de maatregel van OZ na de bewuste radio uitzending op 18 januari 2012. Hoewel de kantonrechter met de voorzieningenrechter van oordeel is dat non-actiefstelling gelet op dat specifieke incident een ondeugdelijk middel was, gaat het in deze zaak om een breder en dieper liggen conflict. Intussen is het de kantonrechter wel duidelijk geworden dat de situatie, zeker na de recente terugkeer van [verweerster] bij OZ, er niet beter op is geworden en dat een onwerkbare situatie is ontstaan, die verlammend werkt op de organisatie binnen OZ. De kantonrechter schat die situatie zodanig in dat voortzetting van het dienstverband niet reëel is en van OZ onder deze omstandigheden dan ook niet kan worden gevergd. De arbeidsovereenkomst zal daarom worden ontbonden wegens veranderingen in de omstandigheden.
- 8.
De kantonrechter ziet aanleiding daarbij aan [verweerster] een vergoeding toe te kennen. De hoogte daarvan wordt mede bepaald door de mate waarin de veranderingen in de omstandigheden aan een van beide of beide partijen kan worden toegerekend. Daarbij neemt de kantonrechter het volgende in aanmerking. Het beeld dat OZ van [verweerster] heeft geschetst als een werknemer die kritisch en strijdbaar is, maar onvoldoende in staat is het uiten van haar ongenoegen te kanaliseren, heeft [verweerster] in deze procedure niet weggenomen. OZ heeft [verweerster] daar meermaals op aangesproken en haar in overweging gegeven daarin verandering te brengen, maar [verweerster] is daar niet voldoende ontvankelijk voor geweest. Anderzijds waren, zoals hiervoor reeds is overwogen, de botsingen niet zodanig dat daarvoor eerder disciplinair werd ingegrepen, terwijl OZ de verhoudingen met de recente non-actiefstelling juist op scherp lijkt te hebben gezet. Daarnaast houdt de kantonrechter er rekening mee dat de inhoudelijke kwaliteiten van [verweerster] als redacteur presentator niet ter discussie staan en het voor haar, mede gelet op specifieke aard van de werkzaamheden bij OZ en haar leeftijd, niet gemakkelijk zal zijn spoedig elders emplooi te vinden. Bij de berekening van de duur van het dienstverband zal worden uitgegaan van indiensttreding op 1 januari 1999, nu niet aannemelijk is geworden dat de freelance werkzaamheden in de periode daaraan voorafgaand moeten worden beschouwd als een loondienstverband. Onder deze omstandigheden vindt de kantonrechter het billijk aan [verweerster] ten laste van OZ een vergoeding toe te kennen van € 95.000,-- bruto.
- 9.
Nu OZ een lagere vergoeding heeft aangeboden, dient aan haar de gelegenheid te worden gegeven het verzoek in te trekken. Indien OZ het verzoek intrekt, zal zij in de proceskosten worden veroordeeld. Indien OZ het verzoek handhaaft ziet de kantonrechter geen aanleiding om af te wijken van het beleid om in ontbindingszaken de proceskosten tussen partijen te verdelen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
de beslissing
De kantonrechter:
stelt partijen in kennis van zijn voornemen om de arbeidsovereenkomst te ontbinden per 1 mei 2012 onder toekenning aan [verweerster] van een vergoeding van € 95.000,-- bruto;
stelt OZ in de gelegenheid het ontbindingsverzoek in te trekken ter terechtzitting van 26 april 2012;
en voor het geval het verzoek niet wordt ingetrokken:
ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen per 1 mei 2012;
kent aan [verweerster] een vergoeding toe van € 95.000,-- bruto en veroordeelt OZ dit bedrag aan [verweerster] te betalen;
bepaalt dat iedere partij de eigen kosten draagt;
en voor het geval het verzoek wordt ingetrokken:
veroordeelt OZ in de kosten van het geding, welke aan de zijde van [verweerster] tot op heden worden begroot op € 400,00 wegens salaris van de gemachtigde.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.A. van Voorthuizen, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 april 2012 in tegenwoordigheid van de griffier.