Rb. Leeuwarden, 14-11-2007, nr. 59614 / HA ZA 03-573
ECLI:NL:RBLEE:2007:BB8114
- Instantie
Rechtbank Leeuwarden
- Datum
14-11-2007
- Zaaknummer
59614 / HA ZA 03-573
- LJN
BB8114
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBLEE:2007:BB8114, Uitspraak, Rechtbank Leeuwarden, 14‑11‑2007; (Eerste aanleg - meervoudig)
Uitspraak 14‑11‑2007
Inhoudsindicatie
De Gemeente is aansprakelijk voor de schade aan de woning van eiser die is ontstaan als gevolg van bij Chinese basaltkeien in de openbare weg ontstane verkeerstrillingen. Deze weg voldoet niet aan de eisen die men daaraan in de gegeven omstandigheden mag stellen. De Gemeente heeft nagelaten op correcte wijze onderzoek te (laten) verrichten nadat eiser had geklaagd over verzakkingen, trillingsoverlast en schade aan zijn woning. Ook heeft de Gemeente de basaltkeien pas laten verwijderen toen daartoe door het gerechtshof te Leeuwarden was veroordeeld. Deze omstandigheden hebben tot gevolg gehad dat de gebrekkige toestand van de weg langer heeft bestaan dan redelijkerwijs van de Gemeente Boarnsterhim verwacht had mogen worden.
Partij(en)
vonnis
RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 59614 / HA ZA 03-573
Vonnis van 14 november 2007
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
procureur mr. P. van der Sluis,
advocaat mr. L.J.H. Heukels te Haarlem,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon
DE GEMEENTE BOARNSTERHIM, althans het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Boarnsterhim
zetelend te Grou,
gedaagde,
procureur mr. M. Sanna.
Partijen zullen hierna [eiser] en de Gemeente Boarnsterhim genoemd worden.
1. De procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- -
het tussenvonnis van 9 november 2005 en de daarin genoemde processtukken
- -
het deskundigenbericht
- -
de conclusie na deskundigenbericht van [eiser]
- -
de conclusie na deskundigenbericht van de Gemeente Boarnsterhim
- -
de antwoordconclusie na deskundigenbericht van [eiser].
- -
de antwoordconclusie na deskundigenbericht van de Gemeente Boarnsterhim
1.2.
Ten slotte is opnieuw vonnis bepaald.
2. De verdere beoordeling
2.1.
De rechtbank heeft opnieuw kennis genomen van de stukken, waaronder de vonnissen van 11 augustus 2004, 23 maart 2005 en 9 november 2005. De rechtbank blijft bij hetgeen in voormelde vonnissen is overwogen en beslist.
Kort samengevat blijkt daaruit dat het antwoord op de vraag of de Gemeente Boarnsterhim aansprakelijk is voor de schade aan de woning van [eiser] partijen verdeeld houdt. Volgens [eiser] wordt deze schade - direct dan wel indirect - veroorzaakt door trillingen ten gevolge van verkeerspassages over de weg met sierstroken van Chinese basaltkeien. De Gemeente Boarnsterhim ontkent dat.
2.2.
De rechtbank heeft bij tussenvonnis van 23 maart 2005 overwogen dat zij voorshands voldoende aannemelijk acht dat de bij de basaltkeien ontstane hoogfrequente verkeerstrillingen zetting van de grond onder de woning van [eiser] tot gevolg hebben gehad en dat de zetting van de grond scheur- en breukvorming heeft doen ontstaan (indirecte schade). De Gemeente Boarnsterhim is vervolgens toegelaten hieromtrent tegenbewijs te leveren. Daarnaast is [eiser] toegelaten om te bewijzen dat de schade aan zijn woning (mede) op directe wijze door hoog- dan wel laagfrequente trillingen is veroorzaakt.
2.3.
Bij tussenvonnis van 9 november 2005 heeft de rechtbank bevolen dat een deskundigenbericht wordt uitgebracht waarin de volgende vragen worden beantwoord:
- 1.
Bereiken de hoogfrequente trillingen die bij de basaltkeien ontstaan ten gevolge van het verkeer de woning van [eiser] en/of hebben die trillingen de woning in het verleden (na het leggen van de basaltkeien in juni 2000 en voor de herbestrating van de basaltkeien in maart 2001) bereikt? Welke rol speelt de aanwezigheid en diepte van kuilen in de bestrating daarbij?
- 2.
Veroorzaken de (hoog- dan wel laagfrequente) verkeerstrillingen die bij de basaltkeien ontstaan (mede) directe schade aan de woning van [eiser] en/of is er in het verleden directe schade aan de woning toegebracht door de verkeerstrillingen bij de basaltkeien?
3.
Is er (mede) sprake van andere trillingen dan verkeerstrillingen die rechtstreeks schade aan de woning van [eiser] veroorzaken en/of veroorzaakt hebben?
4.
Heeft u verder nog op- of aanmerkingen die voor de beoordeling van deze zaak van belang kunnen zijn?
Als deskundige is DGMR te Arnhem in de persoon van ing. B. van der Graaf benoemd, waarbij is bepaald dat het de deskundige vrij staat om zelf (een) andere deskundige(n) in te schakelen indien hij dat gewenst acht.
- 2.4.
De woning is door B. van der Graaf en R.G. Fennema van DGMR geschouwd en het deskundigenbericht is door hen op 27 juni 2006 uitgebracht.
De eerste vraag is als volgt beantwoord:
"Op de vraag of de hoogfrequente trillingen de woning kunnen bereiken is het antwoord: ja, zelfs op grotere afstand en bij veel zwaardere gebouwen. Of ze waarneembaar gemaakt worden hangt af van het type meetinstrument en de gedane instellingen daarvan. Wel zal de trillingsterkte bij deze frequenties zeer veel lager zijn dan die bij de gelijktijdig optredende trillingen bij de voor wegverkeer karakteristieke lage frequenties tot circa 30 Hz.
Voor de 'hoogfrequente' trillingen spelen de aanwezigheid en diepte van de kuil deels een rol […]. Door optredende scheefstand of verdraaiingen van de basaltkeien behorende bij een verzakking, kunnen de trillingsterkte van de hoogfrequente trillingen toenemen. Kuilvorming heeft dus wel enige invloed op de opwekking van hoogfrequente trillingen, maar het niveau van de hoogfrequente trillingen op enige afstand van de weg zal veel lager zijn dan van de gelijktijdig optredende laagfrequente trillingen in het frequentiedomein tot 30 Hz."
Ter beantwoording van de tweede vraag wordt onderscheid gemaakt tussen de draagconstructie van de woning en die van de vloerdelen omdat deze op verschillende wijze zijn gefundeerd. Ter beantwoording van deze vraag is het daarnaast van belang om een onderscheid te maken tussen enerzijds de opgetreden trillingssterkten en anderzijds inzicht bij welke trillingssterkte schade kan optreden.
"Draagconstructie van de woning, buitengevels en gemetselde binnenmuren
De gemeten trillingsterkten voorafgaand aan de correctie van de basaltstroken in maart 2001 varieerden van 0.5 tot maximaal 1.5 mm/s […] Er zijn dus geen aanwijzingen dat de situatie voor wat betreft de trillingen vóór maart 2001 zeer veel slechter was dan daarna. […]
Vloervelden en deels hierop afgesteunde onderdelen
[…] Omdat metingen op de vloervelden ontbreken, kan geen harde uitspraak worden gedaan op de vraag of er al dan niet (mede) directe schade aan deze onderdelen door de opgetreden verkeertrillingen is ontstaan. […]
Vloervelden
[…] De trillingssterkten ter plaatse van de veenlaag, ten gevolge van wegverkeer, zullen echter substantieel (minstens een factor twee) hoger zijn dan gemeten op de stijve punten van de draagconstructie. De vloervelden zullen de bodemtrillingen in grote mate volgen, al dan niet versterkt door resonant gedrag van de fundering (poeren en kleilagen op veen) en de vloerdelen zelf. […]. Wij verwachten echter dat de opgetreden trillingssterkten in de vloervelden tengevolge van verkeerspassages, aangenomen als duidelijk sterker dan die gemeten in de draagconstructie van de woning, in staat zijn geweest om ook onderlinge beweging tussen de losgestapelde stenen van de poeren, de keggen en vloerbalken op te wekken. Hiermee kunnen na verloop van tijd de poeren vervormen en keggen los komen te liggen en er tussenuit vallen, met vloerverzakkingen tot gevolg. […]
Deels op de vloervelden afgesteunde onderdelen
Onderdelen zoals de schouwen en de koof die zowel zijn aangemetseld/opgenomen in de buitenmuren alsook afsteunen op de vloervelden, verliezen deels hun ondersteuning als de vloervelden aldaar verzakken. […] Hierdoor (indirect) maar ook door directe trillingsbelasting kunnen dergelijke onderdelen, sterk bepaald door hun montage wijze, schade oplopen. De schade kan bestaan uit onder andere het losraken van de bevestigingsmethode en scheuren door te hoge spanning. Hiervoor is geen grenswaarde te formuleren."
De derde vraag is - onder meer - als volgt beantwoord:
"Er is dus geen indicatie dat er andere sterke trillingsbronnen van buitenaf, al dan niet gedurende korte of langere periode, in de nabijheid aanwezig waren of zijn. […] Trillingen door lopende personen over de vrij liggende vloerconstructie, zeker wanneer deze niet meer op alle poeren draagt, worden wel als mogelijke oorzaak van de geconstateerde defecten aan de fundatie van de vloervelden aangemerkt."
De deskundige heeft aanleiding gezien tot het maken van onder meer de volgende op- en aanmerkingen (de vierde vraag).
"Zetting van de (hoofd)draagconstructie van de woning
Vooral de achterzijde van de woning vertoont veel scheuren ten gevolge van zetting […] door het gewicht van de gemetselde verdiepingsopbouw. De defecten aan de buitengevel zijn dan ook het ergst in de achtergevel en de beide zijgevels. De voorgevel is daarentegen relatief gaaf. De schades in de buitenmuren zijn daarom maar zeer beperkt toe te schrijven aan trillingen door het verkeer. Wegverkeer kan al ingezette processen wat versneld hebben. De meeste scheuren waren vóór de reconstructie al aanwezig […].
Een aantal scheuren in de binnenmuren bevinden zich aan de voorzijde van de woning en zijn daarom meer blootgesteld aan trillingen door het langsrijdende verkeer. Hierbij spelen opgebouwde spanningen door zettingen een rol waarbij zettingen verergerd kunnen zijn door verkeerstrillingen. De momentane vervormingen van wanddelen kunnen de stuclagen over onderliggende scheuren doen breken. Ook kan hersteld voegwerk weer losbreken en/of uitvallen waardoor de onderliggende scheur zich weer toont. Dergelijke scheuren zullen dan ook in lengte kunnen toenemen.
[…]
Zakking van de vloerdelen
Uit het onderzoek door Pieters Bouwtechniek van 7 september 2004 is gebleken dat er onder de vloeroplegging sprake is van meerdere lagen in de bodem, eerst een zandlaag, vervolgens een kleilaag, dan een veenlaag en vervolgens weer zand. Naar onze mening is er bij deze vloeren dan ook geen sprake van een stabiel evenwicht in de zettingstoestand vanwege het vermeende gebrek aan draagkracht van de fundering van de poeren ('op staal') en labiliteit van de poeren en de keggen. Trillingen, groot of klein, zijn hierbij nadelig. Hierin is nauwelijks een grens aan te geven. De ervaren goed voelbare trillingen door wegverkeer, met gemeten trillingsterkten op de constructie van de woning (voorzijde) tot circa 1.5 mm/s, dragen hieraan bij maar zijn onzes inziens niet de belangrijkste oorzaak van veel van de defecten.
[…]
Directe en indirecte schade door trillingen
Als gemotiveerd […] zijn directe schade door trillingen en indirecte schade door zettingen niet geheel onafhankelijk te zien. Door zettingen treedt spanningsopbouw in constructiedelen op waardoor er bij mogelijk lagere trillingssterkten dan de in de SBR-richtlijn trillingen geformuleerde grenswaarden scheuren in constructiedelen kunnen optreden en/of in lengte toenemen. Ook kunnen er al bij betrekkelijk lage trillingssterkten scheuren in tegel- of stucwerk optreden, te meer wanneer in het onderliggende constructiedeel al scheuren aanwezig zijn. Er is op dat moment dus sprake van directe schade, ook al spelen al aanwezige oude scheuren en spanningsopbouw door zettingen (indirect) een grote rol."
Voorts wordt geconcludeerd dat de voor trillingen gehanteerde SBR-richtlijn niet geschikt is als instrument om het causale verband tussen schade in/aan een bouwwerk en opgetreden trillingen aan te tonen of te ontkennen.
- 2.5.
[eiser] is van mening dat de deskundige in strijd heeft gehandeld met de manier waarop een deskundige behoort te werken door bij TNO, de partijdeskundige van de Gemeente Boarnsterhim, informatie in te winnen en rapporten op te vragen die niet bij het conceptrapport van 7 februari 2006 maar mogelijk wel bij het definitieve rapport zijn betrokken. Daarbij doelt [eiser] kennelijk op het gesprek met ir. P.H. Waarts van TNO over de achtergronden van de SBR-richtlijn en het onder 5.1 in het rapport genoemde TNO-rapport "Trillingscriteria m.b.t. schade aan gebouwen". De rechtbank gaat aan deze stelling voorbij. Uit het (concept-)rapport blijkt namelijk dat de deskundige informatie aan de Stichting Bouwresearch heeft gevraagd en dat deze het TNO-rapport heeft toegezonden en heeft verwezen naar Waarts, de mede-auteur van de richtlijn. Nadat de deskundige benadrukt heeft dat de verantwoordelijke instantie de gevraagde informatie dient te verstrekken, heeft de Stichting deze in haar brief van 13 maart 2006 gegeven. Gelet op het voorgaande kan niet gezegd worden dat de deskundige informatie heeft opgevraagd bij een partijdeskundige. Van andere door de deskundige bij Waarts opgevraagde informatie is niet gebleken. Voorts is het TNO-rapport reeds lang vóór de activiteiten van TNO als partijdeskundige van de Gemeente Boarnsterhim tot stand gekomen (zie de bibliografische gegevens op p. 34 van het rapport). [eiser] is eveneens van mening dat dit rapport ten onrechte niet is overgelegd, maar ook dat passeert de rechtbank omdat geen rechtsregel ertoe dwingt dat deskundigen alle door hen geraadpleegde stukken bij het rapport voegen dan wel dat deze bij akte in het geding worden gebracht. [eiser] had bovendien de mogelijkheid te reageren op hetgeen de deskundige in het rapport heeft gesteld over het TNO-rapport.
- 2.6.
[eiser] heeft voorts aangegeven dat de deskundige niet als onpartijdig gezien kan worden. De rechtbank kan dit echter niet uit zijn argumenten afleiden. De omstandigheid dat een deskundige wel aanvullende vragen stelt aan de ene partijdeskundige maar niet aan de andere, leidt nog niet tot die conclusie, zeker niet nu is gebleken dat het conceptrapport naar aanleiding van commentaar van [eiser] op diverse punten is aangepast en dat [eiser] zelf het toezenden van aanvullend fotomateriaal achterwege heeft gelaten.
De omstandigheid dat de deskundige minder dan [eiser] wenselijk acht aandacht heeft besteed aan door hem naar voren gebrachte (detail)gegevens, maakt evenmin dat de deskundige niet onpartijdig is of dat de rapportage niet op onpartijdige wijze tot stand is gebracht. Onjuist is voorts het verwijt dat zonder feitelijk onderzoek van onjuistheden wordt uitgegaan. De Graaf en Fennema van DGMR hebben de woning van [eiser] - waarbij deze de bouwkundige defecten heeft getoond - immers geschouwd en op basis van hun kennis en ervaring hun mening gegeven omtrent de gestelde vragen. Zoals ook blijkt uit de formulering van de vierde vraag is aan hen de nodige ruimte gegeven om het onderzoek te verrichten dat zij noodzakelijk achten.
- 2.7.
[eiser] is ook van mening dat de deskundige van onjuiste gegevens uitgaat door, verwijzend naar het rapport d.d. 7 februari 2005 van Pieters Bouwtechniek, te vermelden dat het aanlegniveau van de fundering van de muren circa -1,58 m is. Aan [eiser] kan worden toegegeven dat in dat verband door Pieters Bouwtechniek alleen wordt gesproken over de binnenmuren en dat in het vonnis van 23 maart 2005 onder 4.2 is overwogen dat partijen het erover eens zijn dat de binnenmuren op de onder de veenlaag gelegen zandlaag staan en de buitenmuren op de diepere zandlaag gefundeerd zijn. Uit de als bijlage bij voornoemd rapport gevoegde tekening lijkt echter te volgen dat er zich vanaf circa 1,55 m tot (voorbij) het einde van de boring op circa 2,05 m één dikke zandlaag bevindt. Daarnaast is in het rapport van Pieters Bouwtechniek d.d. 31 mei 2001 vermeld dat de eerste zandlaag ca. 1,5 à 2,5 m dik is en dat voor een zettingsvrije fundering van gebouwen met 1 à 2 bouwlagen de eerste zandlaag in aanmerking komt. Niet aannemelijk is daarom dat het voor de beantwoording van de vragen uitmaakt of het aanlegniveau van de buitenmuren circa -1,58 cm dan wel dieper is.
- 2.8.
Gelet op de voorgaande overwegingen ziet de rechtbank geen aanleiding de deskundige(n) te horen teneinde (nadere) vragen te stellen. De rechtbank neemt de conclusies van het rapport en de daaraan ten grondslag liggende benaderingen over en maakt deze tot de hare.
- 2.9.
De deskundige is van mening dat geen onderscheid gemaakt moet worden tussen indirecte schade door zettingen en directe schade door trillingen, omdat deze mechanismen niet geheel los van elkaar kunnen worden gezien. De rechtbank heeft het door partijen gemaakte onderscheid bij het geven van de bewijsopdrachten gevolgd: voor de indirecte schade is in het tussenvonnis van 9 november 2005 overwogen dat de Gemeente Boarnsterhim het tegenbewijs moet leveren terwijl voor de directe schade de bewijslast bij [eiser] ligt. Indien echter de eerste of de tweede vraag bevestigend wordt beantwoord kan dit tot aansprakelijkheid van de Gemeente Boarnsterhim leiden en is niet (meer) van belang of het gaat om directe of indirecte schadeveroorzaking.
- 2.10.
De rechtbank ziet aanleiding allereerst de beantwoording van de tweede vraag te bespreken. Het gaat er daarbij om of de hoog- dan wel laagfrequente verkeerstrillingen die bij de basaltkeien ontstaan directe schade hebben toegebracht aan de woning van [eiser].
- 2.11.
Zoals uit het hiervoor weergegeven antwoord blijkt, heeft de deskundige geconcludeerd dat de verkeerstrillingen naar verwachting in staat zijn geweest schade te veroorzaken aan de vloervelden en de op de vloervelden afgesteunde onderdelen. Weliswaar is aangegeven dat geen harde uitspraak kan worden gedaan, maar de deskundige heeft wel op basis van zijn deskundigheid een beredeneerd oordeel kunnen geven. Anders dan de Gemeente Boarnsterhim meent, betreft het geen zijdelingse opmerking maar een antwoord op de gestelde vraag.
Voordat de deskundige tot genoemd oordeel is gekomen is onder meer gememoreerd dat het gaat om een woning uit 1855 die 'op staal' is gefundeerd op grond die betrekkelijk slap is, waarvan de vloervelden op poeren zijn opgelegd en grotendeels vrij liggen van de draagmuren. Omdat er al een statische spanning in het materiaal aanwezig is, leiden trillingen gemakkelijk tot overschrijding van de grenswaarde met schade als gevolg. Dat zich ná de herbestrating met sierstroken van Chinese basaltkeien in juni 2000 in aanmerkelijke mate verkeerstrillingen voordeden wordt bevestigd door de eigenaar van de nabij de woning van [eiser] gelegen supermarkt, die de deskundige heeft meegedeeld dat deze ook in zijn pand duidelijk voelbaar waren en dat daarbij winkelwaar uit een rek gevallen is. Voorts is een eerder door Centraal Beheer - de verzekeraar van de Gemeente Boarnsterhim - volgens de deskundige onjuist uitgevoerde prognoseberekening van trillingen (zie r.o. 2.4 in het vonnis van 11 augustus 2004) opnieuw uitgevoerd. Centraal Beheer is uitgegaan van een goede wegvlakheid en hoge stijfheid van de constructie van de woning en heeft geconcludeerd dat er geen schade aan de woning kan optreden. Daarmee is volgens de deskundige ten onrechte niet ingegaan op specifieke omstandigheden die schades bij lagere trillingssterktes mogelijk zouden maken. De deskundige is daarentegen uitgegaan van een lage stijfheid van de constructie en van een zakking van 4 cm, hoewel aannemelijk wordt geacht dat zakkingen vóór maart 2001 in elk geval meer dan 5 cm bedroegen. Uit de berekening van de deskundige blijkt dat de trillingssterkten een factor 10 hoger liggen dan Centraal Beheer heeft berekend en dat er daardoor schade aan de woning kan optreden.
De rechtbank is op basis hiervan van oordeel dat de schade aan de vloervelden en de daarop afgesteunde onderdelen mede is veroorzaakt door verkeerstrillingen. Niet aannemelijk is dat deze schade enkel is ontstaan als gevolg van (één van) de andere door de deskundige genoemde mogelijke oorzaken, te weten de samenstelling van de ondergrond, de ouderdom, het type fundering en de staat van onderhoud van de woning, alsmede het lopen over de vloervelden. Wel kunnen deze oorzaken invloed hebben op de omvang van de schade. Hierop zal hierna worden ingegaan.
- 2.12.
Gelet op de conclusies van de deskundige ten aanzien van de buitengevels, oordeelt de rechtbank dat de schade aan die gevels slechts in beperkte mate is toe te schrijven aan verkeerstrillingen.
Gelet op hetgeen de deskundige over de binnenmuren heeft vermeld en diens conclusie dat directe en indirecte schade niet onafhankelijk van elkaar kan worden gezien, is de rechtbank van oordeel dat de als gevolg van de verergerde zettingen mogelijk optredende breuken in de stuclaag en het voegwerk mede zijn veroorzaakt door verkeerstrillingen. In dat verband verwijst de rechtbank naar hetgeen zij in het tussenvonnis van 11 augustus 2004 heeft overwogen omtrent het tijdstip van ontstaan van de scheuren.
- 2.13.
Al het voorgaande in aanmerking nemend, oordeelt de rechtbank dat [eiser] er in is geslaagd te bewijzen dat de bij de basaltkeien ontstane verkeerstrillingen directe schade aan zijn woning hebben toegebracht.
De deskundige heeft aangegeven dat het onderscheid tussen schade door zettingen en schade door trillingen niet helder is omdat ook bij betrekkelijk lage trillingssterktes al scheuren kunnen optreden in tegel- of stucwerk, hetgeen gekwalificeerd wordt als directe schade, terwijl (indirect) al aanwezige oude scheuren en spanningsopbouw door zettingen ook een grote rol spelen. De rechtbank laat daarom in het midden of de Gemeente Boarnsterhim geslaagd is in het leveren van tegenbewijs van de indirecte schade. De overwegingen omtrent de door de verkeerstrillingen veroorzaakte directe schade zullen niet wijzigen bij bevestigende dan wel ontkennende beantwoording van die vraag. Weliswaar heeft de rechtbank bij vonnis van 9 november 2005 voorshands voldoende bewezen geacht dat de zetting van de grond de scheur- en breukvorming heeft doen ontstaan, maar voor zover daarmee alle scheur- en breukvorming is bedoeld is dit bewijsvermoeden in het rapport van DGMR voldoende ontzenuwd.
- 2.14.
Nu is vastgesteld dat de bij de basaltkeien ontstane verkeerstrillingen schade aan de woning van [eiser] hebben veroorzaakt, is de rechtbank van oordeel dat de weg met sierstroken van Chinese basaltkeien niet voldoet aan de eisen die men daaraan in de gegeven omstandigheden mag stellen. Voorts heeft de Gemeente Boarnsterhim nagelaten op correcte wijze onderzoek te (laten) verrichten toen [eiser] aanvankelijk mondeling en op 27 oktober 2000 voor het eerst schriftelijk heeft geklaagd over verzakkingen, trillingsoverlast en schade aan zijn woning. De Gemeente Boarnsterhim heeft de sierstroken pas in augustus 2002 laten verwijderen nadat zij daartoe door het gerechtshof te Leeuwarden was veroordeeld. Beide omstandigheden hebben tot gevolg gehad dat de gebrekkige toestand van de weg langer heeft bestaan dan redelijkerwijs van de Gemeente Boarnsterhim verwacht had mogen worden. De Gemeente Boarnsterhim is dan ook voor de hiervoor genoemde door verkeerstrillingen ontstane schade aansprakelijk.
- 2.15.
De omvang van de schade aan de woning wordt door [eiser] geschat op € 223.578,68. De Gemeente Boarnsterhim betwist dat alle in de berekening van Kalkulatieburo Sneek opgenomen kostenposten te herleiden zijn tot schade die door verkeerstrillingen is veroorzaakt. Nu de door [eiser] overgelegde berekening dateert van december 2002 / januari 2003, zal de rechtbank [eiser] in de gelegenheid stellen een nieuwe geactualiseerde berekening over te leggen, rekening houdend met hetgeen hierna wordt overwogen.
- 2.16.
Voor wat betreft de omvang van de te vergoeden schade merkt de rechtbank op dat in het algemeen aan een circa 150 jaar oude woning niet dezelfde eisen aan fundering en constructie kunnen worden gesteld als aan een nieuwbouwwoning, zodat het enkele feit dat deze niet voldoen aan de huidige normen niet maakt dat alle schade een gevolg is van een omstandigheid die aan [eiser] moet worden toegerekend.
- 2.17.
Ten aanzien van de verschillende in het rapport van Kalkulatieburo Sneek genoemde defecten merkt de rechtbank reeds thans het volgende op, zonder daarbij volledig te willen zijn.
Door [eiser] is bestreden dat de scheurvorming slechts in beperkte mate is toe te schrijven aan verkeerstrillingen. De rechtbank verwerpt deze stelling. Uit de offerte d.d. 18 december 1997 van [derde] blijkt immers dat toen reeds aanleiding bestond voor het uitbreken, opnieuw opmetselen en voegen van ongeveer 5 m2 muur, het uitkappen, metselen en voegen van ongeveer 33 m aan scheuren, alsmede het uitslijpen en voegen van ongeveer 10 m2 aan voegen. Nu gesteld noch gebleken is dat deze reparaties reeds zijn verricht, betreft het geen werkzaamheden die noodzakelijk zijn geworden als gevolg van schade door verkeerstrillingen. Daarnaast moet rekening worden gehouden met de omstandigheid dat een aantal scheuren reeds vóór juni 2000 bestond en is gerepareerd. Voor zover [eiser] betoogt dat deze reparaties pas in 2003 bij het schilderen van de achtergevel zijn verricht, overweegt de rechtbank dat bij de inventarisatie van de schade op 7 oktober 2002 reeds is geconstateerd dat scheuren in de achtergevel zijn gerepareerd (TNO-rapport d.d. 28 augustus 2003, productie 3 bij conclusie van antwoord). Aan de globale inspectie van de buitengevels door Pieters Bouwtechniek komt daartegenover onvoldoende gewicht toe (rapport d.d. 31 mei 2001, bij dagvaarding).
Ten aanzien van de scheurvorming in de binnenmuren wijst de rechtbank erop dat de overweging in het vonnis van 11 augustus 2004, namelijk dat de rechtbank ervan uitgaat dat de op de foto's afgebeelde scheuren zijn ontstaan op de data die bij die scheuren op de betreffende muren staan vermeld, aldus moet worden opgevat dat het gaat om de zichtbaar geworden scheuren in het stucwerk. Ook in het rapport van Pieters Bouwtechniek d.d. 31 mei 2001 wordt reeds gesproken over oude scheuren in de binnenmuren.
Voor wat betreft de schade aan de vloervelden en de daarop afgesteunde onderdelen, moet rekening worden gehouden met de staat van onderhoud. [eiser] heeft immers erkend dat hij de vloer niet periodiek heeft opgekegd, hetgeen wel voor de hand had gelegen omdat de poeren uit los gestapelde stenen bestaan en de keggen niet geborgd zijn.
- 2.18.
[eiser] verlangt tevens vergoeding van de kosten voor het doen verrichten van onderzoek door onder meer IFCO, KOAC en Pieters Bouwtechniek. Deze kosten bedragen volgens hem € 41.135,87. De Gemeente Boarnsterhim betwist dat zij gehouden is de door de rechtsbijstandsverzekeraar van [eiser] betaalde kosten te vergoeden.
- 2.19.
De rechtbank overweegt dat op grond van het bepaalde in art. 6:96 BW onder vermogensschade mede wordt begrepen kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid. Indien de rechtsbijstandsverzekering van [eiser] de facturen van IFCO, KOAC en Pieters Bouwtechniek heeft betaald, is daardoor geen vermogensschade voor [eiser] ontstaan en komen deze kosten niet voor vergoeding in aanmerking. Dit geldt eveneens voor de overige door de rechtsbijstandsverzekeraar vergoede kosten. Derhalve wordt [eiser] in de gelegenheid gesteld stukken in het geding te brengen waaruit blijkt dat hij zelf de door hem opgevoerde kosten heeft voldaan dan wel dat zeker is dat hij deze zelf dient te voldoen.
- 2.20.
In afwachting van de door [eiser] te nemen aktes en het antwoord daarop van de Gemeente Boarnsterhim, zal iedere verdere beslissing worden aangehouden.
3. De beslissing
De rechtbank
3.1.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 12 december 2007 voor het nemen van een akte door [eiser] over hetgeen is vermeld onder 2.15. en 2.19.,
3.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. G. Tangenberg, mr. Th.G. Lautenbach en mr. P.F.E. Geerlings en in het openbaar uitgesproken op 14 november 2007.?