NJ 1926, p. 1387
Art. 28 of 29 Fw. ? Proces over een geldvordering op den gefailleerde. Faillissement uitgesproken, terwijl de zaak in hooger beroep aanhangig was. nadat de hoofdsom, krachtens in eersten aanleg gewezen, bij voorraad uitvoerbaar verklaard, vonnis, was voldaan.
HR 28-10-1926, ECLI:NL:HR:1926:122
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
28 oktober 1926
- Magistraten
Mrs. Bosch, Jhr. Feith, van den Dries, Schepel en van Gelein Vitringa.
- Zaaknummer
[28101926/NJ_1926,_p._1387]
- Conclusie
Mr. Noyon
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS101122:1
- Vakgebied(en)
Archief (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1926:122, Uitspraak, Hoge Raad, 28‑10‑1926
- Wetingang
Essentie
Art. 28 of 29 Fw. ? Proces over een geldvordering op den gefailleerde. Faillissement uitgesproken, terwijl de zaak in hooger beroep aanhangig was. nadat de hoofdsom, krachtens in eersten aanleg gewezen, bij voorraad uitvoerbaar verklaard, vonnis, was voldaan.
Samenvatting
Hof: Van overneming van het geding door den curator kan geen sprake zijn. Het geding is krachtens art. 29 Fw. geschorst.
Proc.-Gen.: De schuldeischer moet zich alsnog laten verifieeren; anders kan het betaalde van hem worden teruggevorderd; ook kan worden teruggevorderd hetgeen geïnt. meer heeft ontvangen, dan hem volgens de uitdeelingslijst toekomt. Het Hof heeft terecht art. 29 van ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.