Rb. Amsterdam, 13-07-2011, nr. 461861 - HA ZA 10-1921
ECLI:NL:RBAMS:2011:BR1603
- Instantie
Rechtbank Amsterdam
- Datum
13-07-2011
- Zaaknummer
461861 - HA ZA 10-1921
- LJN
BR1603
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBAMS:2011:BR1603, Uitspraak, Rechtbank Amsterdam, 13‑07‑2011; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
Uitspraak 13‑07‑2011
Inhoudsindicatie
Onrechtmatige uitlating in biografisch boek. Aansprakelijkheid van de uitgeverij voor de betreffende uitlating. Rectificatie door middel van het aanbrengen van inlegvel. Uit de handel nemen van het boek in dit geval niet proportioneel geoordeeld.
Partij(en)
vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 461861 / HA ZA 10-1921
Vonnis van 13 juli 2011
in de zaak van
[A],
wonende te --,
eiser,
advocaat mr. O.M.B.J. Volgenant te Amsterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
UITGEVERIJ PROMETHEUS B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
advocaat mr. A. Knigge te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [A] en Prometheus genoemd worden.
1. De procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- -
de dagvaarding van 10 mei 2010;
- -
de akte overlegging producties;
- -
de conclusie van antwoord met producties;
- -
het ambtshalve gewezen tussenvonnis van 11 augustus 2010, waarin een comparitie van partijen is gelast;
- -
het proces-verbaal van comparitie van 1 december 2010 met de daarin genoemde pleitnota’s;
- -
de akte houdende wijziging van eis;
- -
de akte van antwoord op akte houdende wijziging van eis.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1.
[A] strijdt sinds 1976 met de stichting SOBI (Stichting Onderzoek Bedrijfs Informatie) tegen onregelmatigheden in de bedrijfsvoering bij grote bedrijven en accountants. [A] geniet landelijke bekendheid.
2.2.
Prometheus is een Nederlandse boekenuitgeverij. In 2010 heeft Prometheus een boek uitgegeven met de titel ‘De dossiers [A]. Een officieuze biografie.’ (hierna: het boek). Het boek was vanaf 18 maart 2010 in de boekhandels te koop. De schrijfster van het boek is mevrouw [B] (hierna: [B]). [B] heeft van 2000 tot en met 2006 voor [A] en de stichting SOBI gewerkt.
2.3.
Het boek vermeldt op pagina’s 225 en 226, voor zover hier van belang, het volgende:
“[A] – civiele zaken
Zie bijlage D
(…)
Al met al mag ook van deze zaken gesteld worden dat de werkzaamheden van [A], met uitzondering van [C], weinig succesvol zijn geweest voor zijn klanten. Minder dan 10 procent is gewonnen.”
Het boek vermeldt op pagina’s 230 en 231, voor zover hier van belang, het volgende:
“[A]
(…) Voor wat betreft de civiele zaken heeft hij [Rb: [A]] voor zijn klanten nog geen 10 procent gewonnen. (…)”
In het boek is op pagina’s 250 en 251 in bijlage D het navolgende overzicht van civiele zaken opgenomen:
Procedure inzake Gewonnen Gewonnen/
verloren Verloren Hoogte claim
in euro’s Opmerkingen
[D&E] Pharma aangekondigd
Dasa* niet voor klanten gevoerd
Legio Lease Dexia afgebroken
[C]
[F] Bouw, bestuur 1 € 4.500.000,00 onbekend, 1e zaak verloren
Rotterdam Terminal € 680.670,32 onbekend
[G]
Tilburgse Hypotheek Bank, DNB 1
Tilburgse Hypotheek Bank,
accountant 1
Raad 1 inzake behoudt naam RAAD
[H] Ass. Ernst & Y 1 € 453.780,22 onbekend
- Q.
Park Ernst & Young onbekend
33,00% 67,00%
2.4.
Op 25 maart 2010 is [B] door [A] in kort geding gedagvaard voor de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam. De voorzieningenrechter heeft bij vonnis van 8 april 2010 geoordeeld dat [B] de uitlating dat [A] een bedrieger is, welke uitlating zij had gedaan op 17 maart 2010 in een televisie-uitzending van Nova, moest rectificeren. Daarnaast heeft de voorzieningenrechter, voor zover thans relevant, het volgende overwogen:
“(…) [B] heeft ter zitting erkend dat zij een aantal door [A] ter zitting naar voren gebrachte zaken ten onrechte niet heeft meegenomen in haar berekeningen in het boek over de hoeveelheid zaken die [A] heeft gewonnen of verloren. Zij heeft aangeboden deze fout te herstellen. Hoewel een exact percentage van het aantal door [A] gewonnen zaken in dit kort geding niet kan worden vastgesteld, is wel duidelijk dat dit percentage – berekend aan de hand van de thans beschikbare gegevens – hoger ligt dan 10%. Ter zitting heeft [B] zich er niet tegen verzet dat een eventuele rectificatie ook dit punt zou betreffen. Zij zal dan ook worden veroordeeld om deze onjuiste stelling in haar boek, op haar website te rectificeren. (…)”
2.5.
[B] heeft geen hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de voorzieningenrechter van 8 april 2010.
2.6.
Naar aanleiding van het vonnis van de voorzieningenrechter heeft [B] op
- 8.
april 2010 middels een persbericht een rectificatie gezonden naar Nova, welke rectificatie tevens op de website van [B] heeft gestaan. Deze rectificatie luidt als volgt:
“ PERSBERICHT
Rectificatie van uitlatingen van [B] over [A]
In een interview bij Nova op 17 maart 2010 heb ik op een vraag van de interviewer bevestigd dat [A] in feite een bedrieger is. Op de zitting in het kort geding op 31 maart 2010 heb ik toegegeven dat deze uitlating niet juist is en heb ik verklaard deze uitlating niet te zullen herhalen. Daarnaast heb ik ter zitting toegezegd vrijwillig de stelling in het boek “De dossiers [A]”, dat [A] van alle civiele procedures nog geen 10% heeft gewonnen, terug te nemen, omdat het percentage hoger ligt. Bij vonnis van 8 april 2010 heeft de voorzieningenrechter met mij geoordeeld dat ik onrechtmatig jegens [A] heb gehandeld door hem een bedrieger te noemen.”
2.7.
Bij brief van 12 april 2010 heeft de advocaat van [A] aan Prometheus, voor zover thans relevant, het volgende bericht:
“(…) Het boek ‘De dossiers [A]’ bevat de voor de reputatie van [A] zeer schadelijke aantijging dat hij minder dan 10% van zijn civiele zaken heeft gewonnen. Die aantijging is onjuist en is niet gebaseerd op correcte feiten. (…)
Uitgeverij Prometheus valt op dit punt een zwaar verwijt te maken. Mevrouw [B] heeft onzorgvuldig onderzoek gedaan en zij heeft [A] tevoren niet verzocht informatie aan te leveren of te reageren op de aantijgingen die in het boek gepubliceerd zijn. Het is de verantwoordelijkheid van de professionele uitgeverij om een beginnend auteur (en ook de uitgeverij zelf) tegen dit soort beginnersfouten te beschermen. (…)
Namens [A] stel ik hierdoor Uitgeverij Prometheus en mevrouw [B] hoofdelijk aansprakelijk voor de geleden en nog te lijden schade, (…)”
2.8.
Prometheus heeft een inlegvel laten maken teneinde dit in het boek te laten voegen. De tekst van het inlegvel luidt als volgt:
“RECTIFICATIE
Op 8 april 2010 heeft de Voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam in een geding tussen [A] en [B] geoordeeld dat, berekend aan de op dat moment beschikbare gegevens, het percentage door [A] gewonnen civiele procedures hoger ligt dan 10%. Het exacte percentage van het aantal door [A] gewonnen zaken kon de Voorzieningenrechter niet vaststellen. Dat zou in een bodemprocedure moeten worden vastgesteld.
[B] is door de Voorzieningenrechter gelast tot het rectificeren van die mededeling. Zij heeft tijdens de zitting in kort geding toegezegd vrijwillig de stelling in het boek “De dossiers [A]”, dat [A] van alle civiele procedures nog geen 10% heeft gewonnen, terug te nemen, omdat dat percentage hoger ligt. Dit brengt met zich mee dat de zinnen “Minder dan 10% is gewonnen”(op p. 226) en “Voor wat betreft de civiele zaken heeft hij voor zijn klanten nog geen 10 procent gewonnen.”(p. 231) moeten worden gerectificeerd. [A] stelt zelf 87,5% van zijn civiele zaken voor klanten te hebben gewonnen.”
3. Het geschil
3.1.
[A] vordert – na wijziging van eis – bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
- I.
een verklaring voor recht dat Prometheus onrechtmatig heeft gehandeld jegens [A] met de publicatie van het boek ‘De dossiers [A]. Een officieuze biografie’, met name door de daarin opgenomen beschuldiging dat [A] van alle civiele procedures nog geen 10% gewonnen heeft, en door het boek ongewijzigd in de handel te laten nadat de schrijfster had erkend dat deze aantijging onjuist is en zij was veroordeeld tot rectificatie;
- II.
een verklaring voor recht dat Prometheus aansprakelijk is voor de door [A] als gevolg daarvan geleden schade;
- III.
Prometheus te veroordelen tot betaling van de door [A] als gevolg daarvan geleden schade, bestaande uit immateriële schade, ter hoogte van EUR 10.000,00 alsmede een vergoeding van EUR 15.000,00 voor de door [A] aan deze kwestie bestede tijd, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 10 mei 2010 althans 29 december 2010;
- IV.
Prometheus te gebieden het boek ‘De dossiers [A]’ uit de handel te nemen en ervoor te zorgen dat dit boek binnen vier weken na dit vonnis niet meer in de boekhandel verkrijgbaar is;
- V.
alle exemplaren van het boek ‘De dossiers [A]’ die Prometheus in voorraad heeft en terugkrijgt uit haar afzetkanaal binnen acht weken na dit vonnis te doen vernietigen door een daarin gespecialiseerd extern bedrijf, en de raadsman van Prometheus te voorzien van een schriftelijk bewijs van het aantal vernietigde exemplaren binnen één week na vernietiging;
- VI.
bovenstaande vorderingen sub IV en V op straffe van een dwangsom van
EUR 25.000,00 naar keuze van [A] per keer of dag, voor elke keer of dag dat Prometheus daarmee in strijd handelt of blijft handelen; en
- VII.
Prometheus te veroordelen in de kosten van dit geding.
3.2.
[A] legt hieraan – kort gezegd – ten grondslag dat Prometheus verantwoordelijk is voor publicatie van het door [B] geschreven boek en daarmee op grond van artikel 6:162 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) onrechtmatig heeft gehandeld jegens [A] omdat het boek de voor [A]s reputatie schadelijke en als onrechtmatig aan te merken uitlating bevat dat hij minder dan 10% van zijn civiele zaken voor klanten heeft gewonnen .
3.3.
Prometheus voert gemotiveerd verweer en voert – kort gezegd – aan dat zij niet onrechtmatig heeft gehandeld jegens [A] en dat de door [A] gevorderde schade niet aan haar toegerekend kan worden. Voorts betwist Prometheus (de hoogte van) de gevorderde schade.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1.
Het boek betreft een meningsuiting in de zin van artikel 10 lid 1 EVRM. Een beperking van de vrijheid van meningsuiting is op grond van artikel 10 lid 2 EVRM slechts toegestaan, indien die beperking bij wet is voorzien (hetgeen het geval is indien sprake is van onrechtmatig handelen in de zin van artikel 6:162 BW) en noodzakelijk is in een democratische samenleving ter bescherming van de in artikel 10 lid 2 EVRM genoemde belangen, waaronder de bescherming van de goede naam of rechten van anderen. De beperking dient bovendien proportioneel te zijn. Bij de beantwoording van de vraag of aan deze voorwaarden is voldaan, dienen alle omstandigheden van het geval in ogenschouw te worden genomen.
4.2.
De eerste vraag die beantwoording behoeft, is of publicatie van het boek onrechtmatig is jegens [A]. Bij de beoordeling van die vraag staan twee, ieder voor zich hoogwaardige, maatschappelijke belangen tegenover elkaar. Aan de ene kant staat het belang dat [A] niet door publicaties wordt blootgesteld aan lichtvaardige verdachtmakingen. Aan de andere kant staat het belang dat Prometheus haar taak als boekuitgeverij kan vervullen. Deze belangen zullen tegenover elkaar moeten worden afgewogen
4.3.
De uitlating dat [A] minder dan 10% van zijn civiele zaken voor klanten heeft gewonnen, heeft negatieve gevolgen voor de geloofwaardigheid en reputatie, en daarmee eer en goede naam van [A]. De uitlating impliceert immers dat [A] voor zijn klanten in civiele zaken nauwelijks resultaten heeft weten te behalen. Geloofwaardigheid, integriteit en reputatie zijn voor [A] bij de uitoefening van zijn werkzaamheden echter van groot belang. De uitlating is voor [A] des te ernstiger omdat deze afkomstig is van [B], een ex-medewerkster van hem waarvan door het (lezers)publiek verondersteld wordt dat zij over eigen kennis en wetenschap beschikt ten aanzien van de werkzaamheden van [A] en de resultaten daarvan, zodat aan haar uitlatingen daarover ook een zekere mate van betrouwbaarheid zal worden toegedicht.
4.4.
De uitlating dat [A] minder dan 10% van zijn civiele zaken voor klanten heeft gewonnen, wordt op twee verschillende plaatsen in het boek als een vaststaand feit gepresenteerd. Het boek telt 258 pagina’s en de gewraakte uitlatingen bevinden zich op pagina’s 226 en 231. Prometheus heeft aangevoerd dat de uitlatingen helemaal achterin het boek zijn gedaan en dat ze derhalve een zeer ondergeschikt onderdeel uitmaken van het boek.
4.5.
De rechtbank volgt Prometheus niet in dat standpunt. De uitlatingen staan in hoofdstuk 9 van het boek, getiteld “[A] – wat kost hij, en wat levert het op?” Nadat in de daaraan voorafgaande hoofdstukken een uiteenzetting is gegeven van de carrière van [A] en de dossiers waarbij hij betrokken is geweest, wordt in dit negende hoofdstuk een antwoord gegeven op de vraag die in de laatste alinea van de inleiding van het boek, op pagina 9 reeds wordt geformuleerd: “wat het kost om [A] en zijn SOBI in te huren en wat zijn werkzaamheden in de loop der jaren hebben opgeleverd voor zijn klanten. (…) Leveren zijn inspanningen altijd wel de beloofde schadevergoeding op, of blijven zijn klanten achter met hoge rekeningen voor allerlei onderzoeksrapporten en schadeberekeningen van SOBI waar zij nooit meer iets mee kunnen” In tegenstelling tot hetgeen Prometheus betoogt, zijn de uitlatingen dus gedaan in een niet ondergeschikt onderdeel van het boek, namelijk in het laatste hoofdstuk waar een voor [A] negatieve balans wordt opgemaakt ten aanzien van zijn bemoeienissen met verschillende dossiers. De uitlating wordt bovendien nog geïllustreerd met het in bijlage D opgenomen overzicht van zaken waar [A] bij betrokken was. Dat de betreffende uitlating geen ondergeschikt onderdeel uitmaakt van het boek volgt overigens ook uit de media-aandacht die de uitlating ten tijde van het verschijnen van het boek teweeg heeft gebracht.
4.6.
[A] heeft gemotiveerd gesteld dat de uitlating van [B] in het boek dat hij minder dan 10% van zijn civiele zaken voor klanten zou hebben gewonnen onjuist is, evenals de in bijlage D van het boek opgenomen tabel. Hij wijst daarbij op het vonnis van de voorzieningenrechter en de naar aanleiding daarvan door [B] verspreide rectificatie (zie hiervoor onder 2.4 en 2.6). Daaruit volgt volgens [A] dat [B] de uitlating dat hij van alle civiele procedures voor zijn klanten nog geen 10% heeft gewonnen, heeft teruggenomen omdat deze onjuist is.
4.7.
Prometheus heeft naar voren gebracht dat zij zich niet zal uitlaten over de juistheid van de uitlating. Prometheus heeft echter wel een verklaring van [B] overgelegd waarin [B] stelt dat zij zich (thans) op het standpunt stelt dat de uitlating niet onjuist is. [B] verklaart verkeerd begrepen te zijn door de voorzieningenrechter en verklaart slechts gezegd te hebben bereid te zijn tot rectificatie als haar bewering (in een bodemprocedure) onjuist zou blijken. Niettemin heeft [B] middels de rectificatie uitvoering gegeven aan het vonnis van de voorzieningenrechter, ook omdat het haar ontbrak aan de financiële middelen om in hoger beroep te gaan tegen het vonnis van de voorzieningenrechter, aldus Prometheus.
4.8.
De rechtbank overweegt dat de voorzieningenrechter in haar vonnis overweegt dat [B] ter zitting heeft erkend dat zij een aantal zaken die door [A] bij de behandeling naar voren waren gebracht ten onrechte niet heeft meegenomen in haar berekeningen in het boek over de hoeveelheid zaken die [A] heeft gewonnen of verloren en dat [B] heeft aangeboden om deze fout te herstellen. Volgens de voorzieningenrechter is het duidelijk dat het percentage door [A] gewonnen zaken hoger ligt dan 10% en heeft [B] zich niet verzet tegen een rectificatie op dit punt. [B] is conform het vonnis tot rectificatie overgegaan en heeft de uiting dat [A] van alle civiele procedures nog geen 10% heeft gewonnen, teruggenomen. Prometheus heeft in deze procedure, zoals overwogen, geen standpunt willen innemen ten aanzien van de (on)juistheid van de uitlating, maar heeft volstaan met de verwijzing naar de overgelegde verklaring van [B]. De rechtbank is van oordeel dat deze verklaring van [B] in het licht van het vonnis van de voorzieningenrechter en de rectificatie die [B] daarna heeft geplaatst, onvoldoende is om thans tot de conclusie te komen dat de uitlating wél juist is, althans voldoende steun vindt in beschikbaar feitenmateriaal. Daarbij wijst de rechtbank ook op het (vrijwillig) door Prometheus gemaakte inlegvel met de daarin opgenomen rectificatie. De rechtbank zal dus uitgaan van onjuistheid van de gewraakte uitlating.
4.9.
De rechtbank concludeert op grond van het voorgaande – kort gezegd – dat op niet-ondergeschikte wijze door een ex-medewerkster van [A] in het boek als vaststaand feit wordt geponeerd dat [A] minder dan 10% van zijn civiele zaken voor klanten heeft gewonnen, hetgeen voor onjuist moet worden gehouden, terwijl daaruit door het publiek de conclusie wordt getrokken dat [A]s werkzaamheden over een periode van een groot aantal jaren buitengewoon onsuccesvol zijn geweest. De betreffende uitlating in het boek vindt geen steun in en wordt niet gerechtvaardigd door het destijds beschikbare feitenmateriaal. Tegen die achtergrond bezien wordt geoordeeld dat met deze voor [A] negatieve uitlating zijn geloofwaardigheid, integriteit en reputatie, en daarmee zijn eer en goede naam op onrechtmatige wijze wordt aangetast.
4.10.
Toewijzing van het door [A] gevorderde leidt tot een beperking van de vrijheid van meningsuiting en de vraag is of een dergelijke beperking in dit geval noodzakelijk en proportioneel is. Partijen hebben daarbij gedebatteerd over de vraag of Prometheus als uitgever van het boek sowieso mede aansprakelijk is voor de onrechtmatige uitlating. [A] stelt dat de aansprakelijkheid van Prometheus als uitgever voor de inhoud van het boek een risico-aansprakelijkheid is en dat niet van belang is of haar enig verwijt treft.
4.11.
Voorop gesteld wordt dat Prometheus niet op één lijn kan worden gesteld met een uitgeverij van dagbladen of tijdschriften. In dat geval worden publicaties geschreven door journalisten en redacteuren die werkzaam zijn bij of verbonden zijn aan een redactie die onderdeel is van (de organisatie van) de uitgever. Onder die omstandigheden hebben de uitingen van die redacteuren en journalisten in dagbladen of tijdschriften naar algemene verkeersopvatting dan ook als uitingen van de uitgeverij zelf te gelden en onrechtmatigheid van die uitingen is daarom aan de uitgeverij toe te rekenen. De verhouding tussen [B] als schrijfster van het boek en Prometheus als uitgever van het boek is daar niet zonder meer mee vergelijkbaar. Dat neemt echter niet weg dat het boek door Prometheus als uitgever wordt geopenbaard en op de markt gebracht en dat zij zorg draagt voor de verspreiding daarvan. Prometheus heeft blijkens haar eigen stellingen voorafgaand aan publicatie dan ook aan [B] gevraagd of haar uitlatingen werden gestaafd door onderliggend materiaal en heeft samen met [B] het boek pagina voor pagina doorgelopen en gecontroleerd op onjuistheden. Dat heeft er niet aan in de weg gestaan dat Prometheus is overgegaan tot het verspreiden van een boek dat een wezenlijke, feitelijke onjuistheid bevat waarop een belangrijke voor [A] negatieve conclusie van het boek is gebaseerd. Prometheus is dan ook onvoldoende kritisch en zorgvuldig geweest. Daarom wordt geoordeeld dat Prometheus onrechtmatig heeft gehandeld met de publicatie van het boek en mede aansprakelijk is voor de onrechtmatige uitlating van [B] in het boek. De onder 3.1. sub I gevorderde verklaring voor recht is toewijsbaar als hierna te melden.
4.12.
Prometheus heeft onbetwist gesteld dat er 7000 exemplaren van het boek zijn gedrukt. Daarvan zijn 5000 exemplaren besteld door de boekhandels waarvan er 3000 als onverkocht retour zijn ontvangen. Er zijn thans dus circa 2000 exemplaren van het boek verkocht of nog op voorraad bij de boekhandels. De overige 5000 exemplaren bevinden zich kennelijk op voorraad bij Prometheus/Centraal Boekhuis.
4.13.
Prometheus heeft aangevoerd dat de boeken na het vonnis van de voorzieningenrechter van 8 april 2010 zijn voorzien van het hiervoor onder 2.8 geciteerde inlegvel. Volgens Prometheus heeft zij die inlegvellen naar het Centraal Boekhuis gestuurd zodat die in de daar en bij de boekhandels aanwezige voorraad gevoegd konden worden. [A] heeft daar tegenover gesteld dat hij bij zes verschillende boekhandels is nagegaan of de inlegvellen in de boeken terecht waren gekomen, hetgeen niet het geval bleek.
4.14.
Omdat tegenover die betwisting van [A] door Prometheus niets naders is gesteld omtrent de verspreiding van de inlegvellen en dus niet is komen vast te staan dat de verspreiding van de inlegvellen via het Centraal Boekhuis er toe heeft geleid dat die inlegvellen daadwerkelijk in de voorraad boeken zijn opgenomen, kan niet worden geconcludeerd dat verdere verkoop van het boek geen bezwaren oplevert omdat het boek inmiddels van een afdoende rectificatie is voorzien. Veroordeling tot het uit de handel nemen van het boek, zoals door [A] onder 3.1 sub IV en V gevorderd, is niet proportioneel omdat een dergelijke veroordeling het gehele boek treft en de betreffende uitlating ook door middel van een minder ver gaande maatregel kan worden gerectificeerd. Prometheus zal worden veroordeeld, op verbeurte van een dwangsom, er zorg voor te dragen dat het boek uitsluitend verkrijgbaar zal zijn indien het boek voorzien is van een inlegvel met de tekst als hierna te melden. Prometheus heeft daarmee de mogelijkheid zelf af te wegen of zij het boek voorzien van het inlegvel in de handel wil houden of dat zij, nu zij voor de voldoening aan die veroordeling ook afhankelijk zal zijn van de medewerking van derden, ter vermijding van het risico op het verbeuren van dwangsommen het boek uit de handel neemt.
4.15.
De uitlating in het boek was schadelijk voor de professionele reputatie van [A]. Het boek is, gelet op het aantal verkochte exemplaren, op relatief beperkte schaal verspreid. Anderzijds heeft de uitlating in het boek bij verschijning daarvan geleid tot negatieve publiciteit voor [A], in ieder geval in de televisie-uitzending van Nova. Deze omstandigheden rechtvaardigen vergoeding van € 2.500,= aan immateriële schade, te vermeerderen met de niet-weersproken wettelijke rente.
4.16.
Het door [A] gevorderde bedrag van € 15.000,= aan vergoeding wegens door hem aan deze kwestie bestede tijd, is op geen enkele wijze onderbouwd en ook overigens onvoldoende toegelicht en komt reeds om die reden niet voor toewijzing in aanmerking.
4.17.
Naast hetgeen hiervoor is overwogen en beslist heeft [A] geen belang bij de verklaring voor recht dat Prometheus aansprakelijk is voor de door [A] gevorderde schade. Die vordering is dus niet toewijsbaar.
4.18.
Prometheus zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het geding, aan de zijde van [A] tot op heden begroot op:
Griffierecht EUR 550,00
Dagvaarding 87,93
Salaris advocaat 1.130,00 (2,5 punten x tarief II) +
Totaal EUR 1.767,93
5. De beslissing
De rechtbank
5.1.
verklaart voor recht dat Prometheus onrechtmatig heeft gehandeld jegens [A] met de publicatie van het boek “De dossiers [A]. Een officieuze biografie” omdat daarin is opgenomen dat [A] van alle civiele procedures nog geen 10% heeft gewonnen;
5.2.
veroordeelt Prometheus ervoor zorg te dragen dat het boek “De dossiers [A]. Een officieuze biografie” binnen twee weken na betekening van dit vonnis uitsluitend nog verkrijgbaar is indien dat boek is voorzien van een inlegvel met de volgende tekst:
“In dit boek is op pagina 226 en 231 naar voren gebracht dat de werkzaamheden van [A] weinig succesvol zijn geweest voor zijn klanten, omdat [A] voor wat betreft de civiele zaken nog geen 10% heeft gewonnen. De rechtbank te Amsterdam heeft de uitlating in dit boek dat [A] minder dan 10% van zijn civiele zaken voor klanten heeft gewonnen onrechtmatig geoordeeld omdat die uitlating voor onjuist moet worden gehouden en geen steun vindt in beschikbare feiten.
op verbeurte van een dwangsom van € 100,= voor ieder exemplaar van het boek waarmee daarna in strijd met deze veroordeling wordt gehandeld met een maximum van € 25.000,=;
5.3.
veroordeelt Prometheus aan [A] te betalen EUR 2.500,= , vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 10 mei 2010 tot aan de dag der algehele voldoening;
5.4.
veroordeelt Prometheus in de kosten van het geding, aan de zijde van [A] tot op heden begroot op EUR 1.767,93;
5.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.H.C. van Harmelen en in het openbaar uitgesproken op 13 juli 2011.?