Rb. Limburg, 06-03-2023, nr. ROE 22/772
ECLI:NL:RBLIM:2023:1652
- Instantie
Rechtbank Limburg
- Datum
06-03-2023
- Zaaknummer
ROE 22/772
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBLIM:2023:1652, Uitspraak, Rechtbank Limburg, 06‑03‑2023; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
Uitspraak 06‑03‑2023
Inhoudsindicatie
Ook de ruimere uitleg die de rechtbank Limburg geeft aan artikel 6:11 van de Awb (uitspraken van 23 maart 2022, ECLI:NL:RBLIM:2022:2220 en 28 oktober 2022, ECLI:NL:RBLIM:2022:8404) leidt in dit geval niet tot verschoonbaarheid van de termijnoverschrijding. Weliswaar is in zekere mate aannemelijk dat sprake is geweest van gezondheidsklachten, spanningen en problemen in de communicatie met het bestuursorgaan wat van invloed is geweest op het doenvermogen, maar met name het grote tijdsverloop staat aan verschoonbaarheid in de weg.
Partij(en)
RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: ROE 22/772 V
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 maart 2023 op het verzet van
[opposante] , te [woonplaats] , opposante
(gemachtigde: mr. mr. R.A.N.H. Theeuwen-Verkoeijen),
tegen de uitspraak van deze rechtbank in de zaak van 9 november 2022 tussen
opposante
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Venlo, verweerder (hierna: het college).
Procesverloop
Opposante heeft tegen de beslissing op bezwaar van het college van 3 januari 2020 (het bestreden besluit) beroep ingesteld.
Bij uitspraak van 9 november 2022 heeft de rechtbank dat beroep niet-ontvankelijk verklaard.
Opposante heeft tegen deze uitspraak verzet ingesteld.
De rechtbank heeft het verzet op 16 februari 2023 op zitting behandeld. Opposante is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde en haar dochter [naam dochter] .
Overwegingen
1. De rechtbank heeft in de beroepszaak op 9 november 2022 uitspraak gedaan zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) biedt die mogelijkheid als het eindoordeel buiten redelijke twijfel staat. De rechtbank heeft het beroep kennelijk niet-ontvankelijk geacht. De reden hiervoor is dat de rechtbank tot de conclusie is gekomen dat buiten redelijke twijfel vaststaat dat het beroepschrift van opposante te laat is ingediend en dat hetgeen opposante heeft aangevoerd de termijnoverschrijding niet verontschuldigbaar maakt.
2. In artikel 8:55, eerste lid, van de Awb is bepaald dat tegen een uitspraak die is gedaan met toepassing van artikel 8:54 van deze wet verzet kan worden gedaan.
2.1.
Verzet, als bedoeld in artikel 8:55 van de Awb, betreft uitsluitend de vraag of de bestuursrechter ten onrechte tot vereenvoudigde behandeling is overgegaan wegens de kennelijke uitkomst van – in dit geval – het op 29 maart 2022 ontvangen beroep van opposante tegen het besluit van het college met verzenddatum 15 november 2019. Dit betekent dat de beoordeling van de rechtbank in deze verzetprocedure beperkt is tot de vraag of terecht uitspraak is gedaan zonder opposante ter zitting te horen. Als in verzet argumenten naar voren worden gebracht die in geval van een normale behandeling ook nog hadden kunnen worden aangevoerd, dient te worden beoordeeld of hierdoor twijfel ontstaat omtrent de uitkomst. Zo ja, dan dient de verzetrechter het verzet gegrond te verklaren opdat nader onderzoek kan plaatsvinden.
3. In deze verzetzaak beoordeelt de rechtbank in de eerste plaats of in de buiten-zittinguitspraak terecht is geoordeeld dat buiten redelijke twijfel is dat het beroep niet-ontvankelijk is. Aan de inhoud van de beroepsgronden komt de rechtbank in deze zaak pas toe als het verzet gegrond is.
4. Opposante voert tegen de uitspraak van de rechtbank aan dat zij erkent dat zij te laat beroep heeft ingesteld, maar dat er redenen zijn die dat verschoonbaar maken. Zij noemt de volgende redenen hiervoor:
- -
ten tijde van de beroepstermijn was opposante ziek met bij corona passende klachten en een blaasontsteking;
- -
opposante heeft drie advocatenkantoren benaderd, de eerste kort na het besluit en daarna nog in maart 2021 en mei 2021 en mei 2021, maar vond totdat zij in contact kwam met haar huidige gemachtigde niemand die bereid was haar bij te staan;
- -
opposante voelde zich door haar coach bij de gemeente onder druk gezet doordat deze meedeelde dat het negatieve gevolgen zou hebben als zij in beroep zou gaan;
- -
ook de hoorzitting is vervelend verlopen, waardoor de angst van opposante is gevoed om tegen besluiten van het college op te komen, hetgeen blijkt uit een door haar dochter gemaakt verslag;
- -
het voelt voor opposante onrechtvaardig dat zij een groot bedrag moet terugbetalen omdat zij van mening is dat zij de inlichtingenplicht niet heeft overtreden;
- -
opposante heeft een groot financieel belang bij deze zaak omdat zij nog vele jaren moet aflossen, terwijl zij moet rondkomen van een AOW-uitkering;
- -
opposante ontvangt inmiddels een AOW-uitkering waardoor zij zich vrijer voelt tegen het college te ageren.
4.1.
Opposante verwijst naar de uitspraak van deze rechtbank van 23 maart 2022, ECLI:NL:RBLIM:2022:2220. Hierin overwoog de rechtbank dat de termijnoverschrijding in dat geval verschoonbaar was, onder meer omdat de betrokkene niet over beroepsmatige rechtsbijstand beschikte en geen ervaring had met procedures bij de bestuursrechter. Omdat er geen belangen van derden speelden, hoefde volgens de rechtbank aan de bewijsvoeringslast geen hoge eisen te worden gesteld. Hoewel de stellingen niet met bewijsstukken waren gestaafd vond de rechtbank dat deze voldoende inzichtelijk waren gemaakt. Volgens opposante is in casu aannemelijk dat zij beperkt is door gezondheidsklachten en problemen in de familie- en sociale sfeer, en te kampen heeft met stress en onzekerheid over het geschil. Bovendien wist zij niet dat zij met een brief met de eenvoudige mededeling dat zij beroep wilde instellen, de termijn veilig kon stellen.
Overwegingen van de rechtbank over de verzetsgronden
5. Opposante heeft er terecht op gewezen dat de rechtbank in haar uitspraak van 23 maart 2022 een ruimere uitleg heeft gegeven aan het verschoonbaarheidsvereiste van artikel 6:11 van de Awb. Dat kan opposante echter in dit geval niet baten en leidt niet tot gegrondverklaring van het verzet. De rechtbank legt hierna uit waarom zij dat vindt.
5.1.
De rechtbank stelt allereerst vast dat er in dit geval tussen de datum van het bestreden besluit en de ontvangst van het beroepschrift ruim twee jaar en vier maanden ligt. In de uitspraak van 23 maart 2022 heeft de rechtbank in verband daarmee overwogen dat naarmate de termijnoverschrijding langer is, een betrokkene meer heeft uit te leggen. In die zaak ging het om een overschrijding van één dag. In het licht van die overweging schiet de onderbouwing van de stellingen van opposante over dit geval te kort. Zij voert in de eerste plaats als reden om niet tijdig beroep in te stellen aan dat zij bij corona passende klachten had alsmede een blaasontsteking. De rechtbank stelt vast dat gedurende de beroepstermijn nog geen sprake was van het coronavirus. Dat opposante een blaasontsteking heeft gehad, is zeker niet uitgesloten, maar de ernst daarvan en de periode waarin zich dit voordeed, heeft zij niet geconcretiseerd. Ook de stelling dat zij door medewerkers van het college onder druk is gezet en onheus is bejegend, acht de rechtbank in het licht van het tijdsverloop onvoldoende onderbouwd. Dat opposante onder spanning stond en dat de communicatie met het college niet (altijd) prettig is verlopen en dat dit in enige mate van invloed is geweest op haar doenvermogen, wil de rechtbank wel aannemen. Dat dit zodanige vorm en ernst heeft aangenomen dat dit het instellen van beroep heeft belemmerd, is thans echter niet meer goed vast te stellen en vindt in elk geval geen steun in de voorhanden stukken. Met name de weergave door de dochter van opposante van de bejegening tijdens de hoorzitting is in het verslag van die hoorzitting dat zich in de stukken bevindt, niet te herkennen. De rechtbank neemt verder in aanmerking dat opposante met steun van haar dochter, ook toen zonder beroepsmatige rechtsbijstand, de bezwaarprocedure heeft gevoerd, hetgeen erop duidt dat zij ook zelf, eventueel met behulp van haar dochter, een beroepschrift had kunnen indienen. Over de stelling van opposante dat zij drie advocatenkantoren heeft benaderd overweegt de rechtbank dat uit de ter zitting gegeven uitleg blijkt dat twee van die pogingen zich ruim na de beroepstermijn hebben afgespeeld. De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat de situatie van opposante aanzienlijk verschilt met de omstandigheden die in de uitspraak van 23 maart 2022 tot verschoonbaarheid hebben geleid en komt dan ook voor het geval van opposante tot een andere conclusie.
5.2.
De rechtbank overweegt tot slot dat de stelling van opposante dat zij een zwaarwegend belang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep, geen rol mag spelen bij de vraag of sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding. Zoals ook in de uitspraak van 23 maart 2022 is overwogen, betreft de verschoonbaarheidsuitzondering van artikel 6:11, zoals dat thans luidt, enkel de feiten en omstandigheden die hebben gemaakt dat te laat beroep is ingesteld. Voor een belangenafweging, zoals voorgestaan door opposante, is er bij gebreke van beleidsruimte geen plaats.
6. Uit het voorgaande volgt dat de rechtbank in de uitspraak van 9 november 2022 terecht heeft geoordeeld dat buiten redelijke twijfel is dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar is. Het verzet is dus ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.M. Schelfhout, rechter, in aanwezigheid van
mr. C. Schrammen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 6 maart 2023.
de griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen | rechter |
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op: 6 maart 2023
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.