Einde inhoudsopgave
Gedragsregels advocatuur 2018
Officiële Toelichting
Geldend
Geldend vanaf 14-02-2018
- Bronpublicatie:
14-02-2018, Internet 2018, www.advocatenorde.nl (uitgifte: 14-02-2018, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
14-02-2018
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
14-02-2018, Internet 2018, www.advocatenorde.nl (uitgifte: 14-02-2018, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Juridische beroepen / Advocaat
Zie tevens de toelichting bij regel 6. Met het begrippenpaar ‘onnodig grievend’ wordt aangegeven welke beperkingen de advocaat in al zijn uitingen in acht dient te nemen. Overigens geldt volgens vaste jurisprudentie vrijheid van meningsuiting ook voor advocaten; wel brengt de bijzondere aard van het juridische beroep mee dat hun optreden in het openbaar discreet, eerlijk en waardig dient te zijn (EHRM 30 november 2006, NJ 2007/368, Veraart).
Deze beperkingen gelden in het algemeen voor uitingen die in het kader van de beroepsuitoefening worden gedaan. Dat wil zeggen onder meer jegens de eigen cliënt, jegens de wederpartij en andere advocaten. Het enkele feit dat de standpunten van de cliënt van een advocaat de wederpartij niet welgevallig zijn, betekent nog niet dat de advocaat de grenzen van de aan hem in zijn hoedanigheid van advocaat van de wederpartij toekomende vrijheid heeft overschreden.
Ten opzichte van de oude regel 31 zijn de woorden ‘in woord en geschrift’ weggelaten. De betamelijkheid van uitingen ziet op elke vorm daarvan, of het nu gaat om mondelinge of schriftelijke uitingen of gebaren of het (al dan niet instemmend) doorsturen van berichten. De tuchtrechter zal van geval tot geval kunnen beslissen of een specifieke uiting als onnodig grievend moet worden aangemerkt.
Op grond van de eed of belofte die de advocaat aflegt, is hij ook en in het bijzonder eerbied verschuldigd voor de rechterlijke autoriteiten. In beginsel is het niet ongeoorloofd is om kritiek te uiten op rechters, maar het hof van discipline benadrukt wel dat de integriteit van die rechters juist ook tegen onheuse aantastingen moet worden beschermd (EHRM 26 november 2013). Bovendien zijn rechters kwetsbaar omdat zij beperkt zijn in hun mogelijkheden de aanvallen op hun integriteit te pareren. Met name het raadkamergeheim en de ongeoorloofdheid om uitspraken nader toe te lichten zijn voorbeelden daarvan (HvD 17 oktober 2016, nr. 160001, ECLI:NL:TAHVD:2016:182).