Einde inhoudsopgave
Uitvoeringswet Verordening huwelijksvermogensstelsels en Verordening vermogensrechtelijke gevolgen geregistreerde partnerschappen
Artikel 3 [Beroep]
Geldend
Geldend vanaf 29-01-2019
- Bronpublicatie:
11-07-2018, Stb. 2018, 332 (uitgifte: 04-10-2018, kamerstukken: 34795)
- Inwerkingtreding
29-01-2019
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
17-09-2018, Stb. 2018, 333 (uitgifte: 04-10-2018, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Personen- en familierecht / Europees personen- en familierecht
Internationaal privaatrecht / Conflictenrecht
Internationaal privaatrecht / Internationaal bevoegdheidsrecht
Internationaal privaatrecht / Internationaal erkennings- en executierecht
Personen- en familierecht / Relatievermogensrecht
1.
De rechtbank waarvan de voorzieningenrechter op het verzoek om erkenning of de verklaring van uitvoerbaarheid heeft beslist, neemt kennis van het rechtsmiddel, bedoeld in artikel 49 van de verordening. Artikel 93 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is niet van toepassing.
2.
Het rechtsmiddel, bedoeld in artikel 49 van de verordening, wordt, indien het wordt ingesteld door de verzoeker, ingesteld binnen 30 dagen na de dagtekening van de beschikking waarbij het verlof is geweigerd.
3.
Het rechtsmiddel bedoeld in artikel 50 van de verordening is: beroep in cassatie.
4.
Het rechtsmiddel bedoeld in artikel 49 van de verordening en het rechtsmiddel bedoeld in artikel 50 van de verordening, worden ingesteld en behandeld met toepassing van de regels voor de verzoekprocedure in eerste aanleg onderscheidenlijk in cassatie.
5.
Voor de toepassing van de Wet griffierechten in[lees: griffierechten] burgerlijke zaken wordt het bij een rechtsmiddel ingestelde verzoek geacht een verzoek van onbepaalde waarde te zijn.