CRvB, 16-05-2012, nr. 11-6321 WWB
ECLI:NL:CRVB:2012:BW6235
- Instantie
Centrale Raad van Beroep
- Datum
16-05-2012
- Zaaknummer
11-6321 WWB
- LJN
BW6235
- Vakgebied(en)
Sociale zekerheid bijstand (V)
Bestuursrecht algemeen (V)
Sociale zekerheid algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:CRVB:2012:BW6235, Uitspraak, Centrale Raad van Beroep, 16‑05‑2012; (Hoger beroep)
- Vindplaatsen
USZ 2012/187
Uitspraak 16‑05‑2012
Inhoudsindicatie
Afwijzing verzoek om volledige ontheffing van de arbeidsverplichtingen. De mededeling in het besluit dat appellante nog steeds is ontheven van de verplichtingen om te proberen algemeen geaccepteerd werk te verkrijgen en te aanvaarden, dient te worden gekwalificeerd als een afwijzing van de aanvraag en dus als een afwijzend besluit. Dat sprake was van niet deugdelijk gemotiveerde en onzorgvuldige besluitvorming, zoals is gebleken uit het bestreden besluit, maakt dit niet anders. Dit besluit is genomen naar aanleiding van een ingebrekestelling en binnen twee weken na de ontvangst van de schriftelijke ingebrekestelling. Dit betekent dat het college geen dwangsom verschuldigd is.
Partij(en)
11/6321 WWB
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Maastricht van 28 september 2011, 10/1921 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van Maastricht (college)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. L. Bovenkamp, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend en nadere stukken toegestuurd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 april 2012. Voor appellante is verschenen mr. Bovenkamp. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M.H.E. Overhof.
OVERWEGINGEN
- 1.
De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
- 1.1.
Appellante ontving bijstand, laatstelijk ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB) naar de norm voor een alleenstaande. Zij was op grond van een medisch advies van de GGD van 2 april 2008 vrijgesteld van de in artikel 9, eerste lid, aanhef en onder a, van de WWB opgenomen verplichtingen om te proberen algemeen geaccepteerd werk te verkrijgen en te aanvaarden.
- 1.2.
Op 17 november 2009 heeft appellante het college verzocht om haar te ontheffen van álle in artikel 9, eerste lid, van de WWB opgenomen verplichtingen, zowel die staan vermeld onder a als onder b. Het college heeft appellante op 21 januari 2010 meegedeeld dat haar verzoek om volledige ontheffing van de arbeidsverplichtingen ter beoordeling is doorgezonden naar haar contactpersoon van de Sociale Dienst.
- 1.3.
Bij brief van 11 juni 2010 heeft appellante het college onder verwijzing naar artikel 4:17 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in gebreke gesteld, omdat het college nog steeds geen besluit had genomen op haar aanvraag van 17 november 2009.
- 1.4.
De consulent Team Zorg en Inkomen A. van Hilten heeft in een Rapportage start/controle traject het college op 16 juni 2010 geadviseerd om zo snel mogelijk een beschikking te verzenden over de ongewijzigde arbeidsverplichtingen. De consulent heeft in de rapportage vermeld dat er na het GGD-advies van 2 april 2008 voor de WWB geen keuring meer heeft plaatsgevonden, maar nog wel voor de inburgering. Daarvoor is appellante volledig vrijgesteld, terwijl de GGD heeft geconcludeerd dat het goed mogelijk was dat zij in de toekomst een traject van sociale activering zou kunnen doorlopen. Op advies van haar behandelaar volgt appellante een computercursus, zodat er op dit moment geen reden bestaat om appellante helemaal vrij te stellen. Aanpassing zal eventueel gebeuren op basis van een nieuw medisch onderzoek dat inmiddels is aangevraagd.
- 1.5.
Bij besluit van 16 juni 2010 heeft het college appellante te kennen gegeven dat voor haar een medisch advies is aangevraagd om de mate van arbeids- en/of traject(on)geschiktheid vast te stellen en dat zij op grond van artikel 9, eerste lid, van de WWB verplicht is om haar volledige medewerking aan dit onderzoek te verlenen. Tevens heeft het college meegedeeld dat appellante nog steeds is ontheven van de verplichtingen om te proberen algemeen geaccepteerd werk te verkrijgen en te aanvaarden.
- 1.6.
Appellante heeft op 25 juni 2010 bezwaar gemaakt tegen het besluit van 16 juni 2010. Zij heeft onder meer aangevoerd dat het college over de ontheffing van de andere verplichtingen dan die om te proberen algemeen geaccepteerd werk te verkrijgen en te aanvaarden geen besluit heeft genomen. Voor zover het college de aanvraag om ontheffing van de overige verplichtingen heeft afgewezen maakt zij daartegen bezwaar, omdat het besluit onzorgvuldig, namelijk zonder medisch advies, tot stand is gekomen. Zij meent dat het college haar vanaf 26 juni 2010 op grond van artikel 4:17 van de Awb een dwangsom verschuldigd is.
- 1.7.
Op grond van een medisch advies van 5 juli 2010 en een aanvullend medisch advies van 15 oktober 2010 heeft het college bij besluit van 29 oktober 2010 (bestreden besluit), met vergoeding van de in bezwaar gemaakte kosten voor rechtsbijstand tot een bedrag van € 874,--, het besluit van 16 juni 2010 herroepen en appellante voor de duur van een jaar alsnog ontheven van alle verplichtingen van artikel 9, eerste lid, van de WWB. Voor het vaststellen van een dwangsom ziet het college geen aanleiding, omdat met het besluit van 16 juni 2010 binnen twee weken na de ingebrekestelling alsnog op de aanvraag van 17 november 2009 is beslist.
- 2.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard. De rechtbank heeft het besluit van 16 juni 2010 opgevat als een afwijzing van het verzoek om volledige ontheffing van de in artikel 9, eerste lid, van de WWB vermelde verplichtingen. Het college heeft met het besluit van 16 juni 2010 binnen twee weken na de ingebrekestelling een besluit op de aanvraag van appellante genomen, zodat het college op goede gronden heeft besloten om niet over te gaan tot vaststelling van een dwangsom.
- 3.
In hoger beroep heeft appellante betwist dat het besluit van 16 juni 2010 kan worden opgevat als een afwijzing van haar verzoek om volledige ontheffing van de arbeidsverplichtingen. Het besluit van 16 juni 2010 heeft eerder het karakter van een ontvangstbevestiging en een mededeling dat een medisch advies is gevraagd. Daarin staat geen verwijzing naar de ingebrekestelling en wordt geen wijziging gebracht in de tot dat moment voor haar geldende verplichtingen. Op haar aanvraag om aanvullende vrijstelling is niet beslist. Het nemen van een reëel besluit was ook niet mogelijk, omdat een medisch advies ontbrak. Appellante heeft in dit verband verwezen naar een uitspraak van de Nationale Ombudsman in NJBlog.nl op 6 januari 2011, dat de Wet dwangsom verschillende perverse effecten heeft. Zo gaan bestuursorganen om de termijn te halen “blind” beschikken in de verwachting dat de juiste beschikking in een later stadium wel genomen kan worden.
- 4.
De Raad oordeelt als volgt.
- 4.1.
Ingevolge artikel 4:17, eerste lid, van de Awb verbeurt, indien een beschikking op aanvraag niet tijdig is gegeven, het bestuursorgaan aan de aanvrager een dwangsom voor elke dag dat het in gebreke is, doch voor ten hoogste 42 dagen. Ingevolge het tweede lid bedraagt de dwangsom de eerste veertien dagen € 20 per dag, de daarop volgende veertien dagen € 30 per dag en de overige dagen € 40 per dag. De dwangsom bedraagt dus maximaal € 1.260,--. Ingevolge het derde lid is de eerste dag waarover de dwangsom verschuldigd is, de dag waarop twee weken zijn verstreken na de dag waarop de termijn voor het geven van de beschikking is verstreken en het bestuursorgaan van de aanvrager een schriftelijke ingebrekestelling heeft ontvangen.
- 4.2.
Het college heeft het verzoek van appellante om volledige ontheffing van de arbeidsverplichtingen in het besluit van 16 juni 2010 niet expliciet afgewezen. Uit de rapportage van 16 juni 2010, zoals hiervoor onder 1.4 is weergegeven, blijkt evenwel dat het college het besluit van 16 juni 2010 juist heeft genomen na een - globale - inhoudelijke beoordeling van de aanvraag van appellante. De mededeling in het besluit van 16 juni 2010, dat appellante nog steeds is ontheven van de verplichtingen om te proberen algemeen geaccepteerd werk te verkrijgen en te aanvaarden, dient dan ook te worden gekwalificeerd als een afwijzing van die aanvraag en dus als een afwijzend besluit. Dat sprake was van niet deugdelijk gemotiveerde en onzorgvuldige besluitvorming, zoals is gebleken uit het bestreden besluit, maakt dit niet anders.
- 4.3.
Gelet op de rapportage van 16 juni 2010 en de checklist dwangsom en beroep van dezelfde datum, kan er geen misverstand over bestaan dat het besluit van 16 juni 2010 is genomen naar aanleiding van de ingebrekestelling van 11 juni 2010 en dus binnen twee weken na de ontvangst van de schriftelijke ingebrekestelling. Dit betekent dat het college geen dwangsom verschuldigd is.
- 4.4.
Uit wat hiervoor is overwogen volgt dat het hoger beroep niet slaagt zodat de aangevallen uitspraak zal worden bevestigd.
- 5.
Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J.N.A. Bootsma, in tegenwoordigheid van R. Scheffer als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 16 mei 2012.
(get.) J.N.A. Bootsma.
(get.) R. Scheffer.
TM